Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3163

Datum uitspraak2009-02-18
Datum gepubliceerd2009-02-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers12/715414-07 en 06-471168-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren wegens (het medeplegen van) verkrachting van twee meisjes, 16 en 18 jaar, te Vlissingen. Tevens tenuitvoerlegging van één maand gevangenisstraf.


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector strafrecht parketnummers: 12/715414-07 en 06/471168-06 (tul) (promis) vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 februari 2009 in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte [verdachte], geboren op [1971], thans gedetineerd in PI Rijnmond – HvB De IJssel te Krimpen aan de IJssel, raadsman mr. Kruijthof, advocaat te Den Haag. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 17 april 2008 en 5 februari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Overmeer, en de verdediging hun standpunten hebben kenbaar gemaakt. Tevens is aan de orde de zaak onder parketnummer 06/471168-06 met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging. 2 De tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting d.d. 17 april 2008 op vordering van de officier van justitie gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, te weten dat: 1. hij op of omstreeks 27 oktober 2007 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of zijn mededader meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] gedwongen hem, verdachte, te pijpen, en/of zijn, verdachtes, penis in de mond te nemen en/of zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of de borsten van die [slachtoffer] betast en/of gelikt en/of de tepels van die [slachtoffer] gelikt en/of die [slachtoffer] gekust en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het door verdachte en/of zijn mededader op een bed duwen van die [slachtoffer] en/of meermalen, althans eenmaal tegen/op het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] slaan en/of stompen en/of (-in het zicht en/of bijzijn van die [slachtoffer]-) op een bed duwen en/of slaan en/of stompen van [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer] (die zich inmiddels op het toilet bevond) dreigend de woorden toevoegen dat die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer 2] vermoord zou(den) worden als die [slachtoffer] de deur niet zou opendoen en/of (in elk geval) gebruik maken van de bij die [slachtoffer] (mede door eerder die avond door verdachte en/of zijn mededader jegens die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer] gebruikte geweld) opgewekte vrees dat haar en/of die [slachtoffer 2] geweld zou worden aangedaan en/of die [slachtoffer] aan de haren pakken en/of trekken en/of bij het achterhoofd pakken en/of (aldus) het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van zijn, verdachtes, penis duwen/brengen en/of de (boven)kleding van die [slachtoffer] omhoog trekken en/of kapot trekken en/of (aldus) (in elk geval) voor die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie doen ontstaan; art 242 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 27 oktober 2007 te Vlissingen, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] hebbende verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 2] gedwongen hem, verdachte, te pijpen en/of zijn/hun penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of zijn/hun penis tegen de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of de borsten van die [slachtoffer 2] betast en/of die [slachtoffer 2] gebeft en/of een tong in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het door verdachte en/of zijn mededader op een bed duwen van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen van die [slachtoffer 2] en/of (-in het zicht en/of bijzijn van die [slachtoffer 2]-) op een bed duwen van [slachtoffer] en/of slaan en/of stompen van die [slachtoffer] en/of (voorts) boven op die [slachtoffer 2] gaan zitten en/of in het gezicht knijpen van die [slachtoffer 2] (teneinde haar te beletten te gaan schreeuwen) en/of (daarna) die [slachtoffer 2] (met kracht) (op een oog) slaan en/of stompen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] een arm om de nek doen/klemmen en/of (daarbij) tonen van een mes aan die [slachtoffer 2] en/of maken van één of meer stekende beweging(en) met een/dat mes in de richting van die [slachtoffer 2] en/of (opnieuw/nogmaals) slaan en/of stompen en/of naar een slaapkamer slepen en/of (aldaar) op een bed duwen van die [slachtoffer 2] en/of (meermalen) uittrekken en/of naar beneden trekken van de broek en/of onderbroek, in elk geval één of meer kledingstuk(ken), van die [slachtoffer 2] en/of bovenop die [slachtoffer 2] gaan liggen en/of (daarna) die [slachtoffer 2] omdraaien (zodat zij op haar knieën kwam te zitten) en/of vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] op dreigende toon de woorden toevoegen: "Doe normaal anders wil je problemen?", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of met een hand de mond van die [slachtoffer 2] dichtknijpen, althans een hand op de mond van die [slachtoffer 2] houden en/of gebruik maken van uit een verschil in leeftijd en/of postuur en/of getal/aantal (in elk geval de gelijktijdige aanwezigheid van verdachte en zijn mededader in de slaapkamer) voortvloeiend overwicht en/of de (door eerder die avond door verdachte en/of zijn mededader jegens die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer] gebruikt geweld) opgewekte vrees dat (opnieuw) geweld tegen die [slachtoffer 2] zou worden uitgeoefend en/of (aldus) (in elk geval) voor die [slachtoffer 2] en/of voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie doen ontstaan; art 242 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht althans voor zover voor het hiervoor onder 2. tenlastegelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, dat hij op of omstreeks 27 oktober 2007 te Vlissingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het tegen de mond duwen van zijn, verdachtes, penis en/of betasten van de borsten van die [slachtoffer 2] en/of beffen van die [slachtoffer 2] en/of het likken aan de anus en/of de billen van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (-in het zicht en/of bijzijn van die [slachtoffer 2]-) slaan en/of stompen van [slachtoffer] en/of het die [slachtoffer 2] op dreigende toon de woorden toevoegen: “Doe normaal anders wil je problemen”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of het met een hand de mond van die [slachtoffer 2] dichtknijpen, althans een hand op de mond van die [slachtoffer 2] houden en/of het gebruik maken van uit een verschil in leeftijd en/of postuur en/of getal/aantal (in elk geval de gelijktijdige aanwezigheid van verdachte en zijn mededader in de slaapkamer) voortvloeiend overwicht van hem verdachte op die [slachtoffer 2] en/of van de (door eerder die avond door de verdachte en/of zijn mededader jegens die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer] gebruikt geweld) bij die [slachtoffer 2] opgewekte vrees dat (opnieuw) geweld tegen haar zou worden uitgeoefend en/of het (opnieuw) uittrekken en/of naar beneden trekken van de broek, in elk geval één of meer kledingstuk(ken) van die [slachtoffer 2] en/of het (aldus) (in elk geval) doen ontstaan van een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 2]; art 246 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van verkrachting van [slachtoffer] en [slachtoffer 2], zoals aan hem onder 1 respectievelijk 2 primair is ten laste gelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij geen enkele twijfel heeft bij de verklaringen van de aangeefsters [slachtoffer] en [slachtoffer 2], omdat hun verklaringen op meer dan hoofdlijnen met elkaar overeenkomen. Daarnaast vindt de officier van justitie bewijs in de DNA-sporen van de verdachten op de lichamen van de aangeefsters, de veegsporen op de vensterbank buiten en de in de badkamer aangetroffen kapotte ketting van [slachtoffer]. Zij heeft met betrekking tot feit 2 nog opgemerkt dat medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer] weliswaar niet heeft aangeraakt, maar hij heeft ook niets gedaan om verdachte te stoppen. Hij heeft de situatie mede laten ontstaan door geweld te gebruiken en verdachte heeft daar vervolgens gebruik van gemaakt en [slachtoffer] verkracht. De medeverdachte heeft niet geïntervenieerd en heeft zich ook niet gedistantieerd. Derhalve is er sprake van medeplegen van verkrachting van [slachtoffer]. 4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 primair aan verdachte ten laste gelegde. Hij heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat pijpen juridisch onder de kwalificatie ‘verkrachting’ valt, maar dat hij zijn twijfels heeft of de seksuele handelingen die [slachtoffer] heeft moeten verrichten bij verdachte te kwalificeren zijn als verkrachting. Hij is van mening dat deze handelingen eerder te kwalificeren zijn als dwingen tot het plegen van ontuchtige handelingen, hetgeen niet aan verdachte is ten laste gelegd. Met betrekking tot feit 2 primair heeft hij aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om te kunnen spreken van medeplegen van verkrachting. [slachtoffer 2] heeft op pagina 358 van het dossier verklaard dat verdachte haar niet heeft geslagen. Ook verdachte heeft verklaard dat hij geen geweld heeft gebruikt. Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard dat [medeverdachte] haar naar de slaapkamer heeft gesleept en dat zij verdachte en [slachtoffer] toen niet meer zag. Verdachte bekent dat hij later in de keuken nog seksuele handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2], maar deze zijn slechts te kwalificeren als het onder 2 subsidiair ten laste gelegde. 4.3 De bewijsoverwegingen Vaststaande feiten Op 26 oktober 2007 belt [slachtoffer] ‘s middags op naar medeverdachte [medeverdachte], een vriend van haar moeder, met de vraag of hij haar en haar vriendin [slachtoffer 2] in Rotterdam wil komen ophalen. [medeverdachte] heeft een hele dag gewerkt en omdat hij niet het hele eind alleen wil rijden vraagt hij verdachte mee te rijden. [medeverdachte] heeft vervolgens samen met verdachte aan het begin van de avond de beide meisjes opgehaald in Rotterdam. Zij zijn vervolgens met z’n vieren naar de woning van verdachte aan de [adres verdachte] gereden. Onderweg in de auto is alcohol gedronken. Verdachte is in de auto al de hele tijd aan het vloeken en in de woning van [medeverdachte] gaat hij daar gewoon mee verder. [slachtoffer 2] en [slachtoffer] hebben daar wat van gezegd, omdat zij dit niet leuk vonden. Verdachte heeft daarop de woning verlaten. [slachtoffer 2] en [slachtoffer] hebben, toen [medeverdachte] op de bank lag te rusten, telefonisch contact gehad met iemand. Hij hoorde dit en is boos geworden, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat zij iemand bij hem thuis uitnodigden, hetgeen hij absoluut niet wilde. Er ontstond een ruzie en vanaf dat moment lopen de verklaringen uiteen. Feit 1: verkrachting [slachtoffer] De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie en de aangifte van [slachtoffer] , dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer]. Zij overweegt daartoe het volgende. [slachtoffer] is op enig moment naar de badkamer gevlucht en heeft de deur achter zich op slot gedaan. Verdachte heeft [slachtoffer] in eerste instantie gesommeerd de deur te openen. Toen zij dit niet deed heeft hij haar bedreigd door te zeggen dat hij haar en [slachtoffer 2] zou vermoorden. Uit angst dat hij dat daadwerkelijk zou doen, heeft [slachtoffer] vervolgens de deur van de badkamer opengedaan. Verdachte is vervolgens de badkamer ingegaan en heeft gevraagd of [slachtoffer] hem wilde pijpen. Toen zij dat niet wilde heeft hij haar aan haar haren getrokken en haar gedwongen hem meermalen te pijpen. Verdachte heeft dit bij de politie ook bekend. Medeplegen Om [medeverdachte] als medepleger van de verkrachting van [slachtoffer] te kunnen aanmerken moet er sprake zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] gericht op de uitvoering van het delict. [medeverdachte] bevond zich samen met het andere slachtoffer [slachtoffer 2] in de slaapkamer van zijn woning. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is echter niet gebleken dat, hoewel het een kleine, gelijkvloerse woning betreft, [medeverdachte] wist wat verdachte aan het doen was met [slachtoffer]. Hij heeft geen aanmoedigende opmerkingen gemaakt en zich ook niet op andere wijze zodanig gedragen dat daaruit kan worden afgeleid dat het voor hem duidelijk was wat de bedoeling was. [medeverdachte] heeft op geen enkele wijze bijgedragen aan de totstandkoming van het delict. De omstandigheid dat hij niet heeft ingegrepen of zich heeft gedistantieerd, maakt hem in dit geval niet tot medepleger. De officier van justitie gaat er van uit dat de verdachten van tevoren afspraken hebben gemaakt, maar naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat zij al op voorhand de intentie hebben gehad tot het plegen van seksuele handelingen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer]. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen. Feit 2: Medeplegen van verkrachting [slachtoffer 2] Aangeefster heeft onder andere het volgende verklaard. Verdachte is op een bepaald moment weer thuis gekomen en heeft zich bemoeid met de ruzie die was ontstaan tussen haar en [slachtoffer] enerzijds en medeverdachte [medeverdachte] anderzijds. Verdachte heeft zowel haar alsmede [slachtoffer] daarbij geslagen dan wel geduwd. Vervolgens heeft hij zich alleen met [slachtoffer] bemoeid en is aangeefster door [medeverdachte] beetgepakt. Aangeefster heeft gezegd dat zij weg wilde, waarop [medeverdachte] haar in haar gezicht begon te stompen. Hij heeft haar onder andere op haar linkeroog geraakt. Korte tijd later had [medeverdachte] een mes vast. Aangeefster heeft een aantal pogingen gedaan om weg te komen, maar dit is niet gelukt omdat de deur op slot zat dan wel [medeverdachte] haar tegen hield. [medeverdachte] heeft haar meegesleurd naar zijn slaapkamer en heeft haar daar haar broek uitgetrokken en haar gebeft. Vervolgens is hij meerdere malen met zijn geslachtsdeel in haar vagina gegaan. Toen [medeverdachte] de kamer voor korte tijd verliet, kwam verdachte de kamer binnen en heeft hij geprobeerd om zich door aangeefster te laten pijpen. Dit is niet gelukt omdat aangeefster hem wegduwde. [medeverdachte] is dan weer in de slaapkamer gekomen en heeft aangeefster in aanwezigheid van verdachte nogmaals gebeft. Ook heeft zij hem moeten pijpen. Dit wilde zij niet, maar [medeverdachte] heeft haar hoofd met kracht naar zijn penis gebracht. Aangeefster heeft haar broek aangedaan en heeft kans gezien om weg te komen. In de keuken werd zij echter door verdachte ingehaald. Hij heeft haar broek weer naar beneden gedaan en heeft haar gebeft. Aangeefster heeft daarbij gevoeld dat hij met zijn tong in haar vagina is geweest. Aangeefster is naar buiten gelopen en op de vensterbank gaan zitten. Verdachte heeft haar toen nogmaals gebeft. Op een bepaald moment heeft zij kans gezien om haar trainingsbroek, die op haar enkels hing, uit te trappen en te vluchten. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 2] in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte, nadat hij terug in de woning was, haar en [slachtoffer 2] heeft geslagen. [medeverdachte] stond daarbij. Korte tijd later zag zij dat [medeverdachte] [slachtoffer 2] op het bed duwde. Zij hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij rustig moest doen. Zij zei dit met angst in haar stem. [medeverdachte] had volgens [slachtoffer] een hele dode blik in zijn ogen. [slachtoffer] heeft vervolgens de kamer verlaten. Op 27 oktober 2007 omstreeks 03.23 uur komt bij de Gezamenlijke Meldkamer Zeeland de melding binnen dat een jonge vrouw was geslagen en zonder onderkleding in de richting van het ziekenhuis te Vlissingen liep. Zij was mogelijk verkracht. De politie treft vervolgens de vrouw, genaamd [slachtoffer 2], bevend aan zonder enige onderkleding en met een dichtgeslagen oog. Zij verklaart dat zij was verkracht, was bedreigd met een mes, en dat zij de woning was uitgevlucht. Haar vriendin [slachtoffer] zou nog in de woning aanwezig zijn. [slachtoffer 2] heeft de woning waar zij is verkracht en waar haar vriendin [slachtoffer] nog verbleef aangewezen. Zij gaf aan erg bang te zijn en wilde absoluut niet dat zij gezien zou worden door de verdachten. Verbalisant ziet aan de achterzijde van het pand [adres vedachte] in de brandgang een trainingsbroek op de grond liggen. De forensische arts heeft op 27 oktober 2007 het volgende letsel bij aangeefster geconstateerd: een fors blauw linkeroog en diverse striemen, krassen en roodheid in het gezicht. Hij merkt op dat het letsel bij het verhaal van aangeefster kan passen. Ook bevat het dossier foto’s waarop een deel van het letsel van aangeefster te zien is. Daarnaast is er de verklaring van de bovenbuurvrouw van verdachte die heeft verklaard dat zij omstreeks 02.30 uur geschreeuw, schelden, ruzie tussen twee mannen en een vrouw heeft gehoord en het smijten met spullen. Zij hoorde gegil van een meisje dat bang was, angstig. Verder heeft een verbalisant tijdens het technisch onderzoek geconstateerd dat aan de achterzijde van de woning aan de [adres verdachte] verstoringen in de vervuiling van een raamkozijn van de slaapkamer en een verstoring van de vervuiling van die slaapkamerruit zichtbaar waren. Dit komt overeen met de verklaring van [slachtoffer 2] dat zij op de vensterbank is gaan zitten. Medeplegen Om te kunnen spreken van medeplegen moet er sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de uitvoering van het delict. Verdachte heeft voorafgaand aan het delict geweld gebruikt tegen aangeefster. [medeverdachte] heeft haar daarna eerst verkracht en toen hij even weg was heeft verdachte zijn kans schoon gezien en ook geprobeerd haar te verkrachten. Het was voor [medeverdachte] duidelijk wat de bedoeling was. Door het geweld heeft verdachte bijgedragen aan de totstandkoming van het delict. Op enig moment heeft [medeverdachte] de woning verlaten, terwijl hij wist dat verdachte en aangeefster nog in de woning waren. [medeverdachte] wist dat verdachte seks wilde met aangeefster en hij heeft niet geïntervenieerd. Hij is gewoon naar zijn vriendin gegaan. Gelet op vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen en in vereniging met [medeverdachte] op 27 oktober 2007 [slachtoffer 2] heeft verkracht op de wijze zoals hierna bewezenverklaard. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat 1. hij op 27 oktober 2007 te Vlissingen, door geweld of andere feitelijkhed en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, die [slachtoffer] gedwongen hem, verdachte, te pijpen, en zijn, verdachtes, penis in de mond te nemen en zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en de borsten van die [slachtoffer] betast en gelikt en de tepels van die [slachtoffer] gelikt en die [slachtoffer] gekust en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld uit het door verdachte op een bed duwen van die [slachtoffer] en tegen/op het hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer] slaan en stompen en in het zicht en/of bijzijn van die [slachtoffer] op een bed duwen en slaan en/of stompen van [slachtoffer 2] en die [slachtoffer] die zich inmiddels op het toilet bevond dreigend de woorden toevoegen dat die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer 2] vermoord zouden worden als die [slachtoffer] de deur niet zou opendoen en in elk geval gebruik maken van de bij die [slachtoffer] mede door eerder die avond door verdachte jegens die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer] gebruikte geweld opgewekte vrees dat haar en/of die [slachtoffer 2] geweld zou worden aangedaan en die [slachtoffer] aan de haren pakken en/of trekken en/of bij het achterhoofd pakken en aldus het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van zijn, verdachtes, penis duwen/brengen en de (boven)kleding van die [slachtoffer] omhoog trekken en/of kapot trekken en aldus voordie [slachtoffer] en die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie doen ontstaan; 2. hij op 27 oktober 2007 te Vlissingen, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander door geweld of andere feitelijkhedenn en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] hebbende verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 2] gedwongen hem, verdachte en/of zijn mededader, te pijpen en zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en zijn penis tegen de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en de borsten van die [slachtoffer 2] betast en die [slachtoffer 2] gebeft en een tong in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld uit het door verdachte en/of zijn mededader op een bed duwen van die [slachtoffer 2] en vervolgens slaan en/of stompen van die [slachtoffer 2] en in het zicht en/of bijzijn van die [slachtoffer 2]-) op een bed duwen van [slachtoffer] en slaan en/of stompen van die [slachtoffer] en voorts boven op die [slachtoffer 2] gaan zitten en in het gezicht knijpen van die [slachtoffer 2] en daarna die [slachtoffer 2] met kracht op een oog slaan en/of stompen en/of vervolgens die [slachtoffer 2] een arm om de nek doen/klemmen en daarbij tonen van een mes aan die [slachtoffer 2] en maken van één of meer stekende bewegingen met dat mes in de richting van die [slachtoffer 2] en opnieuw/nogmaals slaan en/of stompen en naar een slaapkamer slepen en aldaar op een bed duwen van die [slachtoffer 2] en meermalen uittrekken en/of naar beneden trekken van de broek en onderbroek, van die [slachtoffer 2] en bovenop die [slachtoffer 2] gaan liggen en daarna die [slachtoffer 2] omdraaien zodat zij op haar knieën kwam te zitten en vastpakken van het hoofd van die [slachtoffer 2] en gebruik maken van uit een verschil in leeftijd en postuur en aantal (in elk geval de gelijktijdige aanwezigheid van verdachte en zijn mededader in de slaapkamer) voortvloeiend overwicht en de door eerder die avond door verdachte en zijn mededader jegens die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer] gebruikt geweld opgewekte vrees dat opnieuw geweld tegen die [slachtoffer 2] zou worden uitgeoefend en aldus voor die [slachtoffer 2] en voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie doen ontstaan. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 5 De strafbaarheid Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De officier van justitie heeft verzocht de conclusies van de deskundigen dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten niet over te nemen. Zij gaat er van uit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de psychiater en psycholoog hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. De psychiater heeft ter terechtzitting verklaard dat de antisociale trekken bij ieder strafbaar feit een rol spelen, dus ook bij deze feiten, aldus de officier van justitie. Subsidiair - indien de rechtbank de conclusies van de deskundigen overneemt en verdachte volledig toerekeningsvatbaar acht - heeft zij aangevoerd dat de wet niet vereist dat er een causaal verband is tussen de stoornis van de verdachte en het gepleegde feit. 6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting opgemerkt dat hij het jammer vindt dat de officier van justitie de maatregel van terbeschikkingstelling per se opgelegd wil zien, omdat zij van mening is dat de maatschappij beschermt dient te worden tegen verdachte. De psychiater heeft, daarnaar gevraagd, verklaard dat zij voldoende informatie heeft gekregen om tot haar conclusie te komen. De raadsman is zich bewust van het forse strafblad van verdachte, dat maar liefst 44 pagina’s telt. Hij merkt daarbij wel op dat daar ook artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht op voorkomt, maar dat dit niet zoveel wil zeggen. Verdachte heeft verklaard dat hij nog nooit excessief geweld heeft gebruikt. Dit is dus onvoldoende om er vanuit te gaan dat er gevaar is voor recidive. Verder merkt hij op dat het vereiste causale verband tussen de stoornis en het delict ontbreekt, gelet op de conclusie van de psychiater. De behandeling van verdachte kan volgens de psychiater beter in een niet justitiële instelling. De raadsman heeft gelet op vorenstaande verzocht aan verdachte een forse gevangenisstraf op te leggen waarvan een fors deel voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht ook als dat inhoudt dat hij zich moet laten behandelen. 6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstig feiten, te weten het medeplegen van verkrachting van een minderjarige meisje en verkrachting, zoals hiervoor onder 4.3. beschreven. Hij heeft de slachtoffers door (bedreiging met) geweld gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van hun lichaam. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene had op zijn slachtoffers. Verdachte was toen 36 jaar, terwijl zijn slachtoffers destijds 16 en 18 jaar waren. Verdachte heeft door zijn handelwijze op brute wijze inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Hij heeft zijn eigen seksuele gevoelens laten prevaleren boven het belang van de slachtoffers en heeft daarbij geen rekening gehouden met de psychische gevolgen voor zijn slachtoffers. Het moet voor hen een zeer kwetsende en beangstigende ervaring zijn geweest. Het is algemeen bekend dat de psychische gevolgen van dergelijke seksuele contacten voor de slachtoffers veelal ernstig en langdurig kunnen zijn. Dat dit ook voor het slachtoffer [slachtoffer 2] geldt, blijkt wel uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank rekent hem dit alles zwaar aan. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met het feit dat verdachte de laatste jaren niet met justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke delicten. Verdachte is één keer eerder aangehouden voor een zedendelict in de vorm van het tonen van zijn geslachtsdeel op een openbare plaats. Echter, reeds vanwege de omstandigheid dat dit in 1990 heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank daar geen acht op slaan bij de bepaling van de hoogte van de straf. Wel is hij veelvuldig veroordeeld voor andere strafbare feiten, hoofdzakelijk vermogens- en geweldsdelicten. De daarvoor aan verdachte opgelegde straffen, waaronder gevangenisstraffen voor langere duur en de ISD-maatregel, en het feit dat hij nog in een proeftijd liep, hebben hem er kennelijk niet van weerhouden zich thans opnieuw aan strafbaar feiten schuldig te maken. Bij het bepalen van de hoogte van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf is van groot belang of verdachte al dan niet (verminderd) toerekeningsvatbaar was ten tijde van het bewezenverklaarde en of aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging dient te worden opgelegd, zoals door de officier van justitie gevorderd. Omtrent de geestvermogens van verdachte is gerapporteerd door een psychiater en psycholoog . Verdachte heeft zowel bij de psychiater als ook bij de psycholoog geweigerd mee te werken aan een onderzoek naar zijn geestvermogens. De psychiater heeft, omdat er een uitgebreid dossier aanwezig is en er een kort contact is geweest met verdachte, vastgesteld dat er geen sprake is van een depressieve of psychotische stoornis. Wel is er bij verdachte sprake van middelenmisbruik en naar alle waarschijnlijkheid afhankelijkheid. Een onderliggende persoonlijkheidsstoornis wordt vermoed, maar kan niet bevestigd worden. Aan de hand van de dossiergegevens trekt hij de conclusie dat de kans op herhaling in divers delictgedrag groot is. De psychiater geeft in overweging om verdachte klinisch te laten observeren in het Pieter Baan Centrum te Utrecht (verder PBC), maar denkt dat dit een beperkte meerwaarde zal hebben. Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat hij de indruk heeft dat verdachte voornamelijk uit strategische overwegingen niet wil meewerken aan het onderzoek. Hij adviseert, gezien de ernst van het delict, het strafverleden van verdachte en de veelvuldig mislukte behandelingen een langdurige en intensieve forensische observatie en eventueel behandeling in een klinische setting, zoals door de reclassering in haar rapport geadviseerd. De zaak is door de rechtbank voor het eerst op 17 april 2008 behandeld. In raadkamer is de rechtbank vervolgens tot de conclusie gekomen dat zij onvoldoende voorgelicht was om tot een juiste beoordeling van de persoonlijke omstandigheden van verdachte alsmede tot een weloverwogen strafoplegging te kunnen komen, en heeft zij het advies van de psychiater overgenomen en bevolen dat verdachte in het PBC nader zal worden onderzocht. Verdachte is ter observatie opgenomen geweest in het PBC te Utrecht. Van deze observatie is een rapport opgemaakt door de deskundigen. Verdachte heeft, behalve bij de psychiater, geweigerd mee te werken aan het onderzoek. Deze weigering komt volgens de psycholoog voort uit zijn procespositie en lijkt niet voort te komen uit een ernstige psychiatrische stoornis. Verdachte is een man die op een gemiddeld intelligentieniveau functioneert. De psychiater beschrijft verdachte als een man die op een vermijdende manier contact maakt, weinig initiatief neemt tot contact en zich wat afhankelijk opstelt. Zijn gewetensfuncties zijn minder goed ontwikkeld. Hij is egocentrisch en kan zijn behoeften moeilijk uitstellen. De drempel om tot het plegen van delicten over te gaan is bij hem laag. Verdachte functioneert op een gemiddeld intelligentieniveau. Bij hem kan gesproken worden van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, waarbij ontwijkende, afhankelijke en antisociale persoonlijkheidstrekken op de voorgrond staan. Deze persoonlijkheidstrekken belemmeren hem bij het aangaan van behandelrelaties met de hulpverlening. Dit persoonlijkheidsprofiel maakt verdachte gevoelig voor het ontwikkelen en in stand houden van verslavingen. Het perspectief van de opbouw van een zelfstandig bestaan is niet haalbaar. Momenteel wordt er gesproken van afhankelijkheid van alcohol, cocaïneafhankelijkheid en cannabismisbruik. Gezien de ernst en het chronische beloop zowel van de verslavingsproblematiek als van de persoonlijkheidsproblematiek kan bij verdachte gesproken worden van “een dubbele diagnose-problematiek” in de zin dat de beide probleemgebieden elkaar in aanleg ofwel in de uitingsvorm overlappen en negatief beïnvloeden. Op het gebied van seksualiteit zijn er geen aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een seksuele stoornis, maar het ervaren van seksuele problemen kan niet worden uitgesloten. Volgens de psychiater zijn er geen aanwijzingen dat de stoornissen van verdachte een doorslaggevende rol hebben gespeeld bij het plegen van de ten laste gelegde feiten. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat verdachte voldoende in staat was om eigen gedragskeuzes te maken waardoor hij volledig toerekeningsvatbaar wordt geacht voor het ten laste gelegde. Er kan derhalve vanuit gedragskundig oogpunt geen uitspraak worden gedaan over de kans op recidive en er kan geen advies worden gegeven over een behandeling of begeleiding in een strafrechtelijk kader. De deskundige Ederveen, als psychiater verbonden aan het PBC, is op de zitting van 5 februari 2009 uitgebreid gehoord. Zij heeft onder andere verklaard dat zij een goed contact had met verdachte, omdat zij zich tijdens het gesprek actief opstelde en naar hem luisterde. Verdachte voelt zich gauw tekort gedaan en trekt zich dan terug, hetgeen te maken heeft met zijn dubbele stoornis. Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met gemengde trekken, te weten vermijdende en afhankelijke trekken en ook steeds meer antisociale trekken. Het verslaafd zijn is onderdeel van zijn persoonlijkheid. De verslavingsproblematiek van verdachte versterkt daarbij de stoornis. Zij is van mening dat verdachte moeite heeft om zich buiten detentie te redden en dat de drempel om vermogensdelicten te plegen laag is. Zij verwacht, op basis van het verleden van verdachte, dat de kans dat verdachte nogmaals tot een zedendelict zal komen niet groot. De deskundige verwacht dat de stoornis van verdachte moeilijk te behandelen zal zijn. Wel kan geprobeerd worden om meer controle te krijgen over de verslavingsproblematiek. Zij is van oordeel dat er meer gewerkt dient te worden vanuit de dubbele diagnose-problematiek van verdachte, dus vanuit de psychiatrie, waardoor de verslavingsproblematiek van verdachte op een andere manier zal worden benaderd dan voorheen. Hij moet vooral niet bij de eerste overtreding van de afspraken van behandeling worden uitgesloten. Volgens haar is verdachte wel degelijk te behandelen, mits hij vertrouwen heeft in de behandelrelatie. Voorts is voor een verdere ontwikkeling sociale inbedding van verdachte van groot belang. Zij denkt daarbij aan bijvoorbeeld GGZ Bouman of de Jellinekkliniek. Op de vraag van de raadsman van verdachte antwoordt de psychiater dat een behandeling in een justitiële instelling kan, maar evengoed in een niet justitiëel kader. Dit laatste past hoogstwaarschijnlijk meer bij zijn behoeften. Zij is van mening dat een justitieel kader niet veel toevoegt bij deze verdachte. De psychiater deelt mee dat verdachte voldoende in staat was om zijn eigen gedragskeuzes te maken waardoor hij volledig toerekeningsvatbaar wordt geacht voor het ten laste gelegde. Gelet op dit alles volgt de rechtbank de deskundige Ederveen in haar conclusie dat verdachte ten tijde van het begaan van het feit weliswaar lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek, maar dat deze stoornis geen rol heeft gespeeld bij het plegen van het feit en dat hij dientengevolge volledig toerekeningsvatbaar is. De vraag die vervolgens beantwoordt dient te worden is of de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd als er geen causaal verband is tussen de stoornis en het gepleegde zedendelict. De heersende gedachte is dat een verband vereist is, maar de tekst van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht eist niet meer dan een verband bestaande uit gelijktijdigheid. Dit artikel sluit niet uit dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd aan een persoon die ten tijde van het plegen van het delict lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens zonder dat het causaal verband tussen de stoornis en het delict is komen vast te staan. Het standpunt van de raadsman dat vastgesteld dient te worden dat het bewezenverklaarde feit het gevolg is van de stoornis van verdachte vindt geen steun in het recht. Rest de vraag of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist. Dit is een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen komen tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling. De deskundigen hebben geen uitspraak kunnen doen over de kans op herhaling. De psychiater heeft ter terechtzitting opgemerkt dat de kans dat verdachte in de toekomst zich wederom schuldig zal maken aan een zedendelict net zo groot is als bij iedere gemiddelde burger. De rechtbank is van oordeel dat - gelet op deze uitspraak van de psychiater - de kans op herhaling van een zedenmisdrijf weliswaar bestaat, maar dat deze dermate gering is dat de maatregel van terbeschikkingstelling thans niet vereist is. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat dit de eerste keer is dat verdachte in aanraking komt met politie en justitie vanwege een zedenmisdrijf in de vorm van verkrachting. Emergis schrijft in haar rapport dat bij verdachte sprake is van fors alcoholmisbruik. Hij heeft, als gevolg van een gebrek aan vaardigheden en door zijn houding, maatschappelijk gezien nooit kunnen functioneren. Vanaf jonge leeftijd komt hij jaarlijks, vaak meerdere malen, in contact met justitie. Emergis acht het noodzakelijk, ondanks het uitblijven van resultaat in eerder uitgevoerde interventies, verdachte te ondersteunen op de volgende leefgebieden: delictgeschiedenis, relaties, drugs- en alcoholgebruik, emotioneel welzijn, denkpatroon, gedrag en vaardigheden, en houding. Verdachte is niet gevoelig voor straffen in de vorm van gevangenisstraffen, werkstraffen of interventies. Rapporteur kan niet beoordelen wat nodig is om de kans op recidive terug te dringen. Een langdurige intensieve, forensische observatie en behandeling in een klinische setting biedt mogelijk uitkomst. Een reclasseringstoezicht is niet geïndiceerd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor langere duur, zoals hier na te melden, noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank naast de ernst van het feit met name acht geslagen op de impact die het gepleegde feit op het slachtoffer en de samenleving heeft gehad. Mede gelet op de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een lichtere sanctie, zoals door de raadsman van verdachte verzocht. 7 De benadeelde partij [slachtoffer 2] en [slachtoffer] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en hebben een vordering ingediend tot vergoeding van door hen geleden schade tot een bedrag van € 6.250,10, te weten € 6.000,00 voor immateriële schade en € 250,10 voor materiële schade, respectievelijk € 3.000,00 voor immateriële schade. 7.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer] bij wijze van voorschot zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 2.014,25 (materiële schade € 14,25 (morning after pil) en immateriële schade € 2.000,00) respectievelijk €1.500,00, met de verplichting tot betaling van genoemde bedragen aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers conform artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en dat de benadeelde partijen voor het overige niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. 7.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 7.3 Het oordeel van de rechtbank Vordering [slachtoffer 2] Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank stelt de schade op dit moment naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en gelet op algemene ervaringsregels thans vast op € 2.000,00 zodat dit bedrag, als voorschot, zal worden toegewezen. De benadeelde partij heeft de door haar gevorderde materiële schade niet onderbouwd door bescheiden. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 14,25, te weten de kosten voor de aanschaf van de morning after pil, een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. De schade bestaande uit kleding en sieraden die de benadeelde partij vanwege de nare herinneringen niet meer kan en wil dragen, is niet van eenvoudige aard. Voor het overige wordt de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaard nu dit gedeelte van de vordering niet van zo eenvoudige aard is, dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in het strafgeding. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De rechtbank acht tevens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden. Vordering [slachtoffer] Vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank stelt de schade op dit moment naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en gelet op algemene ervaringsregels thans vast op € 1.500,00 zodat dit bedrag, als voorschot, zal worden toegewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaard nu dit gedeelte van de vordering niet van zo eenvoudige aard is, dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in het strafgeding. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De rechtbank acht tevens oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden. 8 Het beslag 8.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen trui, broek, sok en arrestantenoverall zullen worden teruggegeven aan verdachte. 8.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 8.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen. 9 De vordering tot tenuitvoerlegging 9.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen d.d. 4 december 2006, ten uitvoer zal worden gelegd. 9.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 9.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. 10 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht. 11 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring - verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven; - verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten opleveren: ten aanzien van feit 1: verkrachting, meermalen gepleegd; ten aanzien van feit 2 primair: medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf; Benadeelde partijen - veroordeelt de verdachte bij wijze van voorschot tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer] van de som van € 2.014,25, waarvan € 14,25 terzake van materiële schade en € 2.000,00 bij wijze van voorschot terzake van immateriële schade; - indien dit bedrag geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders is betaald, is de verdachte niet gehouden dit bedrag aan de benadeelde partij te voldoen; - bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is; - veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten draagt; - legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag van € 2.014,25 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 40 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft; - verstaat dat voldoening aan de ene de betalingsverplichting aan de andere doet vervallen; - veroordeelt de verdachte bij wijze van voorschot tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres slachtoffer 2], van de som van € 1.500,00, bij wijze van voorschot terzake van immateriële schade; - bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is; - veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil; - bepaalt dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten draagt; - legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag van € 1.500,00 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft; - verstaat dat voldoening aan de ene de betalingsverplichting aan de andere doet vervallen; Beslag - gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een trui, broek, sok en arrestantenoverall; Vordering tenuitvoerlegging - gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, die bij vonnis van de politierechter te Zutphen d.d. 4 december 2006 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 06/471168-06, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand zal worden ten uitvoer gelegd. Dit vonnis is gewezen door mr. Ente, voorzitter, mr. Hopmans en mr. Peeters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Philipsen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 februari 2009. Mr. Peeters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.