Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3198

Datum uitspraak2009-01-29
Datum gepubliceerd2009-02-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4017 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Korting op AOW-pensioen. Namens appellant is uitdrukkelijk is verzocht het tweede bezwaarschrift ook als zodanig af te handelen. Rechtbank heeft terecht niet-ontvankelijkheid uitgesproken. Het systeem van de Awb staat er aan in de weg om tweemaal - inhoudelijk - te beslissen op een bezwaar, gericht tegen hetzelfde primaire besluit.


Uitspraak

08/4017 AOW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2008, 07/232 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 29 januari 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2008. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek. II. OVERWEGINGEN 1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.2. Appellant heeft in oktober 2004 bij de Svb een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. 1.3. Bij besluit van 14 december 2005 heeft de Svb aan appellant met ingang van oktober 2003 een AOW-pensioen toegekend, met een korting wegens niet verzekerde jaren van 60%. 1.4. Bij besluit van 1 mei 2006 heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 14 december 2005 ongegrond verklaard. 1.5. Namens appellant heeft zijn zoon, [naam zoon], bij schrijven van 1 december 2006 eveneens bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb van 14 december 2005. 1.6. Op 14 december 2006 heeft een medewerker van de Svb tijdens een telefoongesprek met de zoon van appellant aangegeven dat zijn vader reeds eerder bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 14 december 2005 en dat de Svb op dit bezwaar heeft beslist bij besluit van 1 mei 2006. Daarbij heeft de medewerker van de Svb aangegeven dat het tweede bezwaar van 1 december 2006 in beginsel niet-ontvankelijk zal worden verklaard, waarbij hij heeft gewezen op de mogelijkheid om het tweede bezwaarschrift aan te merken als een verzoek om herziening, alsmede heeft aangeboden dit bezwaarschrift als beroepschrift door te zenden naar de rechtbank. Daarop heeft de zoon van appellant te kennen gegeven het bezwaarschrift van 1 december 2006 als zodanig afgehandeld te willen zien, waarna de Svb bij besluit van 27 december 2006 (hierna: bestreden besluit) dit bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het namens appellant ingediende beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daartoe overwogen dat de Svb het tweede bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard nu immers niet tweemaal tegen hetzelfde besluit een rechtsmiddel kan worden aangewend. 3. In hoger beroep heeft de zoon van appellant aangevoerd dat hij eerst in oktober 2006 op de hoogte is geraakt van het besluit van 14 december 2005. Hij was niet op de hoogte van het feit dat zijn vader al tegen dit besluit bezwaar had gemaakt. 4. De Raad overweegt het volgende. 4.1. Nu namens appellant uitdrukkelijk is verzocht het tweede bezwaarschrift ook als zodanig af te handelen, is de Raad met de rechtbank van oordeel dat de Svb het bezwaar van 1 december 2006 tegen het besluit van 14 december 2005 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen - onder meer in zijn uitspraak van 4 oktober 2005 (LJN AU4513) - staat het systeem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) er aan in de weg om tweemaal - inhoudelijk - te beslissen op een bezwaar, gericht tegen hetzelfde primaire besluit. 5. Gelet op het vorenstaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2009. (get.) H.J. de Mooij. (get.) W. Altenaar. IJ