Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3301

Datum uitspraak2009-02-20
Datum gepubliceerd2009-02-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/849635-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis-vonnis. Veroordeling tot 12 jaar gevangenisstraf voor gekwalificeerde doodslag (art. 288 Sr.) op campinghouder te Sint Agatha, gemeente Cuijk in 2004. Verdachte heeft het slachtoffer neergestoken nadat deze hem op de camping heeft betrapt bij een diefstal. Gezien de combinatie van de insteekhoek, de plaats waar het slachtoffer is geraakt, de kracht die nodig is om het borstbeen te doorboren en het feit dat het slachtoffer een gedeelte van zijn lichaam afschermde met een tafel is de rechtbank van oordeel dat sprake is van opzet. Afwijzing beroep op noodweer/noodweerexces. Toewijzing shockschade voor broer van het overleden slachtoffer, die getuige was van de dodelijke steekpartij. Vrijspraak van moord.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/849635-07 Datum uitspraak: 20 februari 2009 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats], [adres], thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier te Vught. Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 april 2008, 4 juli 2008, 25 augustus 2008, 21 november 2008, 3 december 2008 en 6 februari 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 januari 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 05 mei 2004 te Sint Agatha, gemeente Cuijk, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en met voorbedachte rade[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en/of borst, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden; [Sr art. 289] Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 05 mei 2004 te Sint Agatha, gemeente Cuijk, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en/of borst, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten (een) (gekwalificeerde) diefstal(len), althans (een) poging(en) daartoe, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat/die feit(en) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren; [Sr art. 288] meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 05 mei 2004 te Sint Agatha, gemeente Cuijk, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één) of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de hals en/of borst, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden; [Sr art. 287] meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 5 mei 2004 te Sint Agatha, gemeente Cuijk, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een tent en/of een hoeveelheid kleding en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed van zijn/hunner gading, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 4] en/of een of meer onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld te[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die (voorgenomen) diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, heeft/hebben gehandeld als volgt: verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben - zich naar de camping van die [slachtoffer] begeven en/of - zich (vervolgens) toegang verschaft tot één of meer tenten en/of caravans en/of - (vervolgens) één of meer tenten en/of caravans doorzocht en/of - (vervolgens) één of meer kledingstukken in een tas hebben gedaan en/of - (vervolgens) één of meer touwen en/of lijnen van een tent doorgesneden en/of getracht door te snijden en/of - (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, ter hand genomen en/of in de richting van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of - (vervolgens) die [slachtoffer] (dreigend) toegevoegd de woorden: "ik steek je eraan, ik steek je eraan", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of - (vervolgens) dat/een mes, althans dat/een scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp, in de hals en/of borst, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] gestoken en/of gebracht, terwijl de uitvoering van die voorgenomen diefstal niet is voltooid, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; [Sr art. 312] Tengevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging begaan, is bij het subsidiaire feit tussen de woorden ‘diefstal(len)’ (regelnummer 8) en ‘althans’ (regelnummer 9) weggevallen ‘en/’. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsbeslissing ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit. Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is tenlastegelegd, te weten moord, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een handelen van verdachte na kalm en rustig beraad. De tijdsspanne tussen het moment dat [slachtoffer] de tent binnenkwam en het moment dat hij aldaar met het mes werd geraakt is immers maar kort. Daarnaast verklaart getuige [getuige 1] dat [slachtoffer] naar verdachte toe liep.1 Ook deze omstandigheid maakt dat verdachte zich niet rustig en kalm op zijn handelen kon beraden. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde. Vaststaande feiten. Verdachte was op 5 mei 2004 samen met [medeverdachte] op camping de [naam camping] te Sint Agatha, gemeente Cuijk. Zij probeerden daar een partytent weg te nemen.2 3 Op enig moment, na het horen van stemmen, zijn verdachte en [medeverdachte] de voortent van een caravan op standplaats C66 ingevlucht.4 5 In deze voortent is [slachtoffer] met een mes geraakt in de borst.6 Als gevolg hiervan is [slachtoffer] overleden.7 Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie stelt dat het verzoek van de verdediging, inhoudende dat er nader onderzoek wordt verricht naar de reflextheorie, moet worden afgewezen nu dit niet nader is onderbouwd. De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit, inhoudende - kort gezegd – doodslag, samenhangend met een eerdere diefstal en een poging daartoe. Het standpunt van de verdediging. De verdediging verzoekt om aanhouding van de zaak omdat zij het noodzakelijk acht nader onderzoek te laten verrichten naar de reflextheorie, waarover de deskundige ter zitting sprak. De verdediging stelt zich verder op het standpunt dat verdachte van het subsidiair en het meer subsidiair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte had geen opzet op de dood van [slachtoffer]. Met betrekking tot het subsidiaire feit merkt de verdediging voorts op dat verdachte niet op heterdaad is betrapt tijdens het plegen van de diefstal van de partytent. Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om het onderzoek te heropenen nu de raadsman zijn verzoek, inhoudende nader onderzoek te laten verrichten naar de reflextheorie, niet heeft onderbouwd en er, gelet op de onderstaande overwegingen, ook geen noodzaak toe is. Op grond van de hierboven genoemde en de navolgende bewijsmiddelen is de rechtbank tot de overtuiging gekomen, dat verdachte heeft gehandeld als hierna bewezen zal worden verklaard. Ten aanzien van het opzet van verdachte. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich op 5 mei 2004 in de voortent bevond waar [slachtoffer] dodelijk gewond raakte.8 9 Door getuige [getuige 1] werd gehoord dat verdachte riep “Ik steek je.”10 Hij heeft gezien dat het slachtoffer een tafeltje voor zich hield.11 Het sectierapport vermeldt dat het steekkanaal 15 centimeter in lengte was en dat daarbij het borstbeen was geperforeerd.12 Aanvullend verklaart deskundige Maes (patholoog) dat de insteekhoek, bij een rechtopstaande positie, in het voorwaartse vlak circa 40° en in het zijwaartse vlak ook circa 40° bedroeg.13 Naar aanleiding van de voorgaande onderzoeksresultaten en consultatie van (deskundige 1), concludeert deskundige (deskundige 2) dat de verklaring dat [slachtoffer] in het mes zou zijn gelopen zeer veel minder waarschijnlijk is dan de verklaring dat [slachtoffer] actief met een mes zou zijn gestoken.14 Ter terechtzitting van 6 februari 2009 is forensisch antropoloog/anatoom (deskundige 1) als getuige-deskundige gehoord. Getuige-deskundige (deskundige 1) heeft verklaard dat er flinke kracht nodig is om het borstbeen te perforeren zoals dat bij het slachtoffer is gebeurd en dat deze kracht normaal alleen intentioneel kan worden uitgeoefend. Een scenario waarbij het slachtoffer in het mes is gevallen, is nagenoeg volledig uit te sluiten in verband met de insteekhoek. Wanneer verdachte het mes in zijn hand hield op het moment dat het slachtoffer in het mes valt, is het om het borstbeen te kunnen doorboren nodig dat de verdachte flinke weerstand biedt. Een normale reflex zou steeds zijn om het mes bij aanraking met het slachtoffer terug te trekken, waardoor de benodigde weerstand niet zou zijn ontstaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze conclusies te twijfelen. De combinatie van de insteekhoek, de plaats waar het slachtoffer is geraakt, de kracht die nodig is om het borstbeen te doorboren en het feit dat het slachtoffer een gedeelte van zijn lichaam afschermde met een tafeltje, geeft inzicht in de wijze waarop de verwonding van het slachtoffer is ontstaan. Dit kan niet anders zijn dan door een intentioneel steken door verdachte. De door verdachte geschetste scenario’s worden weerlegd door deze feiten en het onderzoek door de deskundigen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dus tot de overtuiging gekomen dat verdachte intentioneel heeft gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte geschetste alternatieve scenario’s, waaronder het in het mes lopen, onmogelijk zijn. Hieruit volgt dat de meeste verklaringen van verdachte omtrent het incident ongeloofwaardig zijn. De rechtbank houdt verdachte daarom aan zijn verklaring d.d. 28 november 2007 waarin hij zegt dat hij [slachtoffer] heeft gestoken.15 De rechtbank is van oordeel dat dit handelen van verdachte gericht is op en geschikt is voor de levensberoving van [slachtoffer] en dat hieruit aldus de opzet van verdachte blijkt. Ten aanzien van de (poging) diefstal. De rechtbank stelt vast dat de doodslag op [slachtoffer] werd voorafgegaan door een poging tot en een voltooide gekwalificeerde diefstal. Verdachte heeft immers verklaard dat hij samen met [medeverdachte] op het campingterrein een partytent wilde stelen, door die tent los te snijden.16 17 Daarnaast hebben zij uit een caravan een tas met kleding ontvreemd.18 19 Verdachte verweert zich door het standpunt in te nemen dat tussen de doodslag enerzijds en de diefstal en de poging anderzijds, geen verband bestaat, doordat verdachte niet op heterdaad werd betrapt tijdens de diefstal. Bij bespreking van dit verweer wordt vooropgesteld dat betrapping op heterdaad (artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht) niet gelijk kan worden gesteld met ontdekking op heterdaad als bedoeld in artikel 128 van het Wetboek van Strafvordering. Van betrappen op heterdaad is niet slechts sprake wanneer verdachte nog actief bezig is met in dit geval de diefstal van de partytent of kleding. De rechtbank zal op basis van het geheel van feiten en omstandigheden moeten beoordelen of de (poging) diefstal en de doodslag met elkaar verband houden als gevolg van het feit dat verdachte door het slachtoffer op heterdaad wordt betrapt. De rechtbank stelt vast dat verdachte de voortent is ingevlucht toen hij stemmen hoorde, kort na de diefstal van kleding en de poging tot diefstal van een partytent.20 21 Hij had toen het mes waarmee hij de partytent had losgesneden nog bij zich.22 Met ditzelfde mes werd het slachtoffer gestoken. Het slachtoffer is in de bewuste voortent gaan zoeken naar aanleiding van een melding over de aan de gang zijnde diefstal.23 Toen het slachtoffer verdachte in de voortent aantrof, heeft verdachte hem gestoken.24 Uit de vaststelling van deze feitelijke gang van zaken blijkt van het vereiste verband tussen de poging en de diefstal en de doodslag. Verdachte steekt immers omdat hij na het plegen van strafbare feiten wordt gevonden op een moment en onder de omstandigheden dat voor alle betrokkenen duidelijk was dat hij één van de dieven was waar het slachtoffer naar was gaan zoeken. Bij het steken heeft verdachte het oogmerk gehad om de vlucht mogelijk te maken, niet alleen voor [medeverdachte], maar ook voor zichzelf.25 26 De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 05 mei 2004 te Sint Agatha, gemeente Cuijk, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes in de borst van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten gekwalificeerde diefstal en een poging daartoe, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan de andere deelnemer straffeloosheid te verzekeren. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. De strafbaarheid. Het standpunt van de verdediging. De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte handelde uit noodweer dan wel noodweerexces. De verdediging voert hiertoe aan dat [slachtoffer] een dreigende houding aannam en opmerkte “pak de knuppel”. In deze situatie bestond er een onmiddellijk dreigend gevaar voor het lijf van verdachte en mocht hij zich gerechtvaardigd verdedigen. Subsidiair stelt de verdediging dat verdachte bij zijn verdediging wellicht de grenzen van proportionaliteit heeft overschreden. Dit is echter het gevolg van een hevige gemoedsbeweging die door het dreigende gevaar werd veroorzaakt. De verdediging stelt zich daarom, primair en subsidiair, op het standpunt dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van noodweer of van noodweerexces. [slachtoffer] pleegde immers geen ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding jegens het lijf van verdachte of dat van een ander. Voorts staat het feit dat verdachte zich al stelend over het campingterrein begaf in de weg aan een beroep op noodweer(exces). Daarnaast is het steken met een mes dusdanig disproportioneel dat er geen sprake kan zijn van één van beide strafuitsluitingsgronden. Tot slot was er bij verdachte geen sprake van een hevige gemoedsbeweging die een beroep op noodweerexces rechtvaardigt. Oordeel van de rechtbank. De rechtbank stelt vast dat uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting geen feiten en omstandigheden zijn gebleken die een beroep op noodweer dan wel noodweerexces kunnen dragen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte door [slachtoffer] waartegen verdachte zich gerechtigd mocht verdedigen. Onder deze omstandigheden faalt het beroep op noodweer en daarmee tevens het beroep op noodweerexces. Voorts zijn er geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte anderszins uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 63, 288(oud). Oplegging van straf. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht voor het subsidiair tenlastegelegde feit een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar op zijn plaats. Het standpunt van de verdediging. In geval van strafoplegging stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte, gelet op de rapportages van deskundige Masthoff (psychiater) en deskundige Zwegers (GZ-psycholoog), licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, waarmee bij de op te leggen straf rekening moet worden gehouden. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum, en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ten bezware van verdachte overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het misdrijf van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht; een verzwaarde vorm van doodslag. Op 5 mei 2004 stond op dit misdrijf een maximum gevangenisstraf van 20 jaar. Verdachte heeft [slachtoffer] doodgestoken op het moment dat deze bezig was met zijn werk. Na de melding over mogelijke dieven op zijn camping heeft het slachtoffer terecht actie ondernomen om zijn eigendommen en de eigendommen van de campingbewoners te beschermen. De ontmoeting met verdachte is [slachtoffer] noodlottig geworden. De omstandigheid, dat het door verdachte begane misdrijf is begaan tegen iemand die in zijn bedrijfsuitoefening werkzaam was, weegt voor de rechtbank extra zwaar en zal dan ook doorklinken in de op te leggen straf. Voor de door verdachte en zijn mededader van de vermogensdelicten beoogde ontsnapping heeft verdachte het leven van [slachtoffer] opgeofferd. Het door verdachte gepleegde strafbare feit heeft grote beroering en gevoelens van onrust teweeg gebracht. Niet alleen in Cuijk maar ook in andere delen van de provincie Noord-Brabant. Met zijn handelen heeft verdachte de nabestaanden van zijn slachtoffer onherstelbaar leed berokkend. Bijzonder schrijnend moet het voor de nabestaanden zijn dat verdachte - terwijl zoveel technisch bewijs tegen hem voorhanden is – tijdens het onderzoek door de rechtbank zich in allerlei bochten heeft proberen te wringen om zijn rol kleiner te maken. De door verdachte uitgesproken spijt trekt de rechtbank ernstig in twijfel. Verdachte is na 5 mei 2004 een aantal malen veroordeeld voor diefstallen. Daarmee heeft hij het risico genomen opnieuw in een situatie te komen als op de genoemde datum. Verder houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met een eerdere veroordeling voor een ernstig geweldsdelict. De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat uit de door A.F.J.M. Zwegers d.d. 18 februari 2008 en E.D.M. Masthoff d.d. 7 februari 2008 omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapporten blijkt, dat het door hem gepleegde strafbare feit in licht verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens. Een antisociale persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid zijn geconstateerd. Bij verdachte speelden ten tijde van het delict een gebrekkig oplossend vermogen een rol en daarmee samenhangend impulsief handelen. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De civiele vorderingen. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht de gehele vordering voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2004. Tevens verzoekt de officier van justitie de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen. Het standpunt van de verdediging. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank acht de vordering, bestaande uit de begrafeniskosten [benadeelde partij 1], in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 2.500,-- nu het trauma voor [benadeelde partij 2] evident is. Voor het gedeelte van de vordering dat dit bedrag te boven gaat acht de officier van justitie de benadeelde partij niet-ontvankelijk nu dit gedeelte van de vordering niet van eenvoudige aard is. De officier van justitie verzoekt het gevorderde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2004 en tevens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen. Het standpunt van de verdediging. De verdediging acht de vordering niet-ontvankelijk nu deze niet van eenvoudige aard is. Er is immers geen omschrijving van het psychisch letsel dat [benadeelde partij] door het incident heeft opgelopen. Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank acht de door benadeelde geleden shockschade deels als voorschot toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening. Met de officier van justitie acht de rechtbank het trauma voor de broer van het overleden slachtoffer evident. De broer heeft het slachtoffer ten tijde van het misdrijf gehoord en gezien en daarna buiten de voortent zien sterven. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict. Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van haar vordering ten aanzien van de shockschade voor zo ver deze het bedrag van € 2.500,-- te boven gaat, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan deze onderdelen van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie acht de vordering niet-ontvankelijk nu deze vordering in haar geheel niet van eenvoudige aard is. Het standpunt van de verdediging. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk is nu deze niet van eenvoudige aard is. Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal, nu beide partijen over en weer deels in het ongelijk worden gesteld, de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt. DE UITSPRAAK Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: T.a.v. subsidiair: Doodslag voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid te verzekeren Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf. T.a.v. primair: Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. T.a.v. subsidiair: Gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht T.a.v. subsidiair: Maatregel van schadevergoeding van EUR 9.468,78 subsidiair 82 dagen hechtenis Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] van een bedrag van EUR 9.468,78 (zegge: negenduizendvierhonderdachtenzestig Euro en achtenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 82 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij : Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , van een bedrag van EUR 9.468,78 (zegge: negenduizendvierhonderdachtenzestig Euro en achtenzeventig cent ). Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2004 tot de dag der algehele voldoening. T.a.v. subsidiair: Maatregel van schadevergoeding van EUR 2.500,-- subsidiair 42 dagen hechtenis Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] van een bedrag van EUR 2.500,-- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij : Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] , van een bedrag van EUR 2.500,-- (zegge: tweeduizendvijfhonderd euro). Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering terzake het overige deel van de immateriële schade (ad EUR 2.500,--) niet ontvankelijk is. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2004 tot de dag der algehele voldoening. T.a.v. subsidiair: Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in haar vordering. De rechtbank zal, nu beide partijen over en weer deels in het ongelijk worden gesteld, de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door: mr. A.F. van Hoorn, voorzitter, mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. P.J. Neijt, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.W.J. Raaimakers, griffier, en is uitgesproken op 20 februari 2009. 1 De verklaring van getuige [getuige 1] eindproces-verbaal, C1/77. 2 Verklaring van [medeverdachte], eindproces-verbaal, B2/30 en B2/165 3 Verklaring van verdachte, eindproces-verbaal, B1/109 4 Verklaring van verdachte ter zitting d.d. 06 februari 2009 5 Verklaring van [medeverdachte], eindproces-verbaal, B2/257-259 6 Verklaring van getuige [getuige 1] eindproces-verbaal, C1/77 7 Relaas van deskundige (deskundige), d.d. 7 mei 2004, p. 6 8 Verklaring van verdachte, eindproces-verbaal, B1/124 9 Verklaring van [medeverdachte], eindproces-verbaal, B2/258 10 Verklaring van getuige [getuige 1] eindproces-verbaal, C1/77 11 Verklaring van getuige [getuige 1] eindproces-verbaal, C1/77 12 Relaas van deskundige (deskundige) d.d. 7 mei 2002, p. 6 13 Brief van de patholoog A. Maes d.d. 28 augustus 2008 14 Deskundigenrapport van forensisch arts [naam forensisch arts] d.d. 19 november 2008 15 Verklaring van verdachte, eindproces-verbaal, B1/124 16 Verklaring van verdachte, eindproces-verbaal, B1/120 17 Verklaring van [medeverdachte], eindproces-verbaal, B2/220 18 Verklaring van [medeverdachte], eindproces-verbaal, B2/30-31 en B2/48-49 19 Relaas van verbalisant [verbalisant], eindproces-verbaal, C1.9, bijlage 13 p. 1 20 Verklaring van verdachte ter zitting d.d. 6 februari 2009 21 Verklaring van [medeverdachte] d.d. 8 april ten overstaan van de rechter-commissaris, RC. 07/2023 22 Verklaring van verdachte, eindproces-verbaal, B1/108-112 23 Verklaring van getuige [getuige 1] eindproces-verbaal, B2/257-259 24 Verklaring van verdachte, eindproces-verbaal, B1/124 25 Verklaring van verdachte, eindproces-verbaal, B1/126 26 Verklaring van verdachte, eindproces-verbaal, B1/109-110