Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3303

Datum uitspraak2009-02-04
Datum gepubliceerd2009-02-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 08/450
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wet op de kansspelen Bestuursdwang/last onder dwangsom


Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven AWB 08/450 4 februari 2009 29050 Wet op de kansspelen Bestuursdwang/last onder dwangsom Uitspraak in de zaak van: Lanaut Automaten B.V., te ’s-Hertogenbosch (hierna: Lanaut), gemachtigde: mr. A.H.M. Smits, advocaat te Rosmalen, tegen de burgemeester van Culemborg, verweerder, gemachtigde: mr. M. van Geilswijk, advocaat te Rotterdam, waaraan voorts als partij deelneemt: Amutron B.V., te Waalwijk (hierna: Amutron), gemachtigde mr. J.L. Vissers, advocaat te ‘s-Hertogenbosch. 1. Het procesverloop Bij besluit van 17 april 2008 heeft verweerder afwijzend beslist op een verzoek van Lanaut van 20 december 2008 om handhavend op te treden tegen Amutron wegens het zonder rechtsgeldige vergunning exploiteren van een speelautomatenhal in het pand A in B. Bij brief van 28 mei 2008 heeft Lanaut bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij die gelegenheid heeft zij verweerder tevens verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Verweerder heeft bij brief van 13 juni 2008 ingestemd met het verzoek en vervolgens het bezwaarschrift doorgestuurd aan het College, waar het op 17 juni 2008 is ingekomen. Bij brief van 18 juni 2008 heeft het College Amutron in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Op 25 juni 2008 heeft Amutron bericht als partij aan het geding te willen deelnemen. Bij brief van 14 juli 2008 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Bij brief van 6 augustus 2008 heeft Amutron een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven. Op 19 januari 2009 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van verweerder en Amutron hun standpunten hebben toegelicht. Lanaut is met bericht niet verschenen. 2. De beoordeling van het geschil 2.1 Bij besluit van 11 december 2003 heeft verweerder aan Amutron op grond van de Wet op de kansspelen vergunning verleend voor het exploiteren van een kansspelautomatenhal in het pand A te B tot en met 1 januari 2005. Bij besluiten van 23 juni 2005 en 1 maart 2007 heeft verweerder de vergunning verlengd. Bij uitspraken van 19 december 2007 (AWB 05/855 en 05/861, AWB 06/528, 06/563 en 06/629 en AWB 07/333 en 07/334; < www.rechtspraak.nl >, LJN respectievelijk BC2460, BC2457 en BC2452) heeft het College geoordeeld dat deze besluiten niet in stand kunnen blijven. Het College heeft de besluiten van 11 december 2003 en 23 juni 2005 herroepen en het besluit van 1 maart 2007, waartegen rechtstreeks beroep was ingesteld, vernietigd. Lanaut heeft vervolgens verweerder op 20 december 2007 verzocht handhavend op te treden jegens Amutron wegens het exploiteren van een kansspelautomatenhal zonder de daarvoor vereiste vergunning. Verweerder heeft bij het bestreden besluit afwijzend beslist op dit verzoek. 2.2 Verweerder heeft bij besluit van 27 mei 2008 wederom aan Amutron vergunning verleend. In verband hiermee ziet het College zich voor de vraag gesteld of Lanaut nog een rechtens te beschermen belang heeft bij een uitspraak op het door haar ingestelde beroep tegen de weigering tot handhaving over te gaan. Het College overweegt dienaangaande dat het procesbelang van Lanaut kan zijn gelegen in de mogelijkheid om voor wat betreft de periode tussen 20 december 2007 (handhavingsverzoek) en 27 mei 2008 (verlening vergunning) op basis van de uitspraak van het College vergoeding te krijgen van door haar als gevolg van het bestreden besluit geleden schade. In het beroepschrift en in de zienswijze naar aanleiding van het ontwerp van het bestreden besluit heeft Lanaut gesteld schade te hebben geleden ten gevolge van de in haar ogen onrechtmatige openstelling van de speelautomatenhal van Amutron, waarbij als concrete schade is genoemd omzetderving ten gevolge van afname van het gebruik van de mede door Lanaut geëxploiteerde speelautomaten in de nabij de speelautomatenhal gelegen Richlinbar. Verweerder heeft echter deze door Lanaut gestelde schade uitdrukkelijk betwist en ter zake onder meer opgemerkt dat de Richlinbar in de periode tussen 20 december 2007 en 27 mei 2008 gesloten is geweest. Het College acht dan ook niet aannemelijk gemaakt dat Lanaut schade heeft geleden die het gevolg is van het bestreden besluit. Het beroep zal niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. 2.3 Amutron heeft ter zitting verzocht Lanaut te veroordelen in de proceskosten van Amutron wegens misbruik van procesrecht. Dat Lanaut vele procedures heeft gevoerd in verband met de verlening van een vergunning voor een speelautomatenhal in Culemborg, diverse keren niet ter zitting is verschenen en Amutron in verband hiermee hoge kosten heeft moeten maken, zoals Amutron heeft aangevoerd, is geen reden om tot misbruik van procesrecht te concluderen. Ook overigens ziet het College geen termen voor een veroordeling van een der partijen in de kosten van de procedure op de voet van artikel 8:75 Awb. 3. De beslissing Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, mr. E.J.M. Heijs en mr. S.C. Stuldreher, in tegenwoordigheid van mr. I.C. Hof als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2009. w.g. C.M. Wolters w.g. I.C. Hof