Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3313

Datum uitspraak2009-02-12
Datum gepubliceerd2009-02-18
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 08/7689 & 08/7710
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Herinrichting sportcomplex en bouw sporthal, Jagersveld te Zaandam;naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden gezegd dat b en w bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot het verlenen van vrijstelling hebben kunnen komen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummers: AWB 08 - 7689 en AWB 08 - 7710 uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 februari 2009 in de zaken van: [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, gemachtigde: mr. F.J.J. van West de Veer, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, tegen het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder, derde partijen: in 08-7689: de Dienst Wijken, afdeling Realisatie en Beheer van de gemeente Zaanstad, in 08-7710: Voetbalvereniging Zaanstad (VVZ) en Tennisvereniging Zaanstad (TVZ). 1. Procesverloop Bij besluit van 3 december 2008, kenmerk 20060510, heeft verweerder vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) alsmede bouwvergunning verleend voor het herinrichten en uitbreiden van het sportcomplex aan het Kuilpad op de locatie Kuilpad 1E en 1F te Zaandam. Bij besluit van 3 december 2008, kenmerk 20061065, heeft verweerder aan Voetbalvereniging Zaanstad (VVZ) en Tennisvereniging Zaanstad (TVZ) vrijstelling op grond van 19, eerste lid, WRO, alsmede bouwvergunning verleend voor de bouw van een sportcomplex aan het Kuilpad op de locatie Kuilpad 1E en 1F te Zaandam. Tegen deze besluiten heeft verzoeker bij brief van 13 november (lees: december) 2008 respectievelijk bij brief van 15 december 2008 bezwaar gemaakt. Bij brieven van 15 december 2008 is tevens verzocht voorlopige voorzieningen te treffen. De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 29 januari 2009, alwaar verzoeker in persoon is verschenen bijgestaan door zijn voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. F.T. Pardaan en L.F. de Boer, vergezeld van E. van Druenen en J.W. de Jong, allen werkzaam bij de gemeente Zaanstad. Voorts waren W.T.G. van der Wardt, bestuursvoorzitter van VVZ en J.A.G. Stanthardt, bestuursvoorzitter van TVZ aanwezig. De verzoeken zijn gelijktijdig behandeld met de verzoeken, geregistreerd onder de nummers 08-7687, 08-7692 en 08-7832, tot schorsing van de vergunning voor het kappen van diverse bomen op het terrein. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard. 2.2 Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken. Op grond van de Invoeringswet Wet op de ruimtelijke ordening blijft op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 juli 2008 de WRO van toepassing. Aangezien de aanvragen om bouwvergunning en vrijstelling zijn ingekomen op 29 maart 2006 respectievelijk op 13 juli 2006, zijn in dit geval de bepalingen van de WRO van toepassing zoals deze destijds, vóór 1 juli 2008, luidden. 2.3 De in dit geding bestreden vrijstellingen maken onderdeel uit van een complex van maatregelen op het gebied van de ruimtelijke ordening. In verband met de beoogde verplaatsing van het Zaans Medisch Centrum De Hoef (van de locatie bij de Sint Bernhardbrug) naar het Oostzijderveld is verplaatsing van de aldaar gevestigde VVZ naar sportpark Jagersveld gewenst. Op dit sportpark is thans een tennishal annex indoor-fitnessgebouw als bebouwing aanwezig en liggen tevens tennisbanen van TVZ. Daarnaast is er een groot speelterrein en een braakliggend veld van aanmerkelijke omvang. Aan de overzijde van de entree van de bebouwing, aan de andere zijde van het Kuilpad, ligt een parkeerterrein. Het gebied wordt begrensd door het Kuilpad, het Kalverpad en de Dr. H.C. Scholtenstraat. 2.4 Voor dit gebied geldt het bestemmingsplan “Jagersveld” uit 1981. Op de betreffende gronden rusten de bestemmingen “Bijzondere doeleinden” en “IJsbaan”. De voor “Bijzondere doeleinden” aangewezen gronden zijn bestemd voor een kinderboerderij, consumptiekiosk, toiletten, beheersgebouw en ondergeschikte ontsluitingen, bouwwerken e.d.. Deze bestemming dient in een uitwerkingsplan te worden uitgewerkt, hetgeen nimmer is gebeurd. De voor “IJsbaan” aangewezen gronden zijn bestemd voor een ijsbaan met daarbij behorende bouwwerken en voor een clubgebouw, dat alleen binnen het aangegeven bouwvlak mag worden opgericht. 2.5 De beide aanvragen zijn in strijd met de hiervoor aangegeven bestemmingen en planvoorschriften. Ter realisatie van de beoogde plannen heeft verweerder vrijstelling verleend als bedoeld in artikel 19, eerste lid, WRO. De vrijstelling ten aanzien van de herinrichting betreft de komst van twee kunstgrasvelden, een oefenveld van gras en een hoofdveld van gras ten behoeve van VVZ en de verlegging van de tennisbanen van TVZ, waarbij tevens is voorzien in het plaatsen van lichtmasten, ballenvangers, hekken e.d.. De met vrijstelling verleende bouwvergunning betreft de bouw van een sporthal met voorzieningen voor zowel VVZ als TVZ, gesitueerd in het midden van het sportcomplex en met de voetbaltribune direct grenzend aan het hoofdvoetbalveld. 2.6 Bij brieven van 4 november 2008 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Holland de vereiste verklaringen van geen bezwaar afgegeven, onder meer omdat het sportcomplex en het bouwplan zijn gesitueerd binnen het stedelijk gebied als bedoeld in het streekplan Noord-Holland Zuid en ruimtelijk en functioneel daarbinnen passen. 2.7 De Stichting welstandszorg Noord-Holland, commissie Zaanstad, heeft op 24 oktober 2006 en 13 februari 2007 positief geadviseerd. 2.8 Voor de goede ruimtelijke onderbouwing van de verleende vrijstellingen heeft verweerder zich gebaseerd op het ter zake uitgebrachte rapport van 15 februari 2006 van ingenieursbureau Oranjewoud B.V. (hierna: Oranjewoud) en daarop een aanvullende ruimtelijke onderbouwing d.d. 4 december 2007 gegeven. 2.9 Naar voorlopig oordeel voldoet deze ruimtelijke onderbouwing aan de daaraan te stellen eisen. Niet is gebleken van gebreken in de wijze van opzet of methode van het onderzoek van Oranjewoud en/of het tot stand komen van de daarop gebaseerde conclusies. In zowel het rapport van Oranjewoud als de door verweerder gegeven aanvulling is aangegeven dat en hoe de vrijstellingen passen binnen de ruimtelijke ordeningsplannen van het Rijk, de provincie Noord-Holland en de gemeente Zaanstad, en dat tevens rekening is gehouden met de eisen van waterbeheer van het hoogheemraadschap. Voorts maken zoals hiervoor gezegd de plannen onderdeel uit van een totaal van maatregelen inzake ruimtelijke ordening en heeft verweerder aangegeven dat de plannen in overeenstemming zijn met het gemeentelijke vrijstellingenbeleid. Verzoekers grief dat een verhuizing van VVZ niet noodzakelijk is treft geen doel. Gegeven het voornemen van de gemeente Zaanstad en de aanvraag van VVZ om de thuisbasis van VVZ op het Jagersveld te vestigen, komt het alternatief dat VVZ op de huidige locatie gevestigd blijft eenvoudigweg niet in beeld. Ten aanzien van de thans aanwezige kinderspeelplaats heeft verweerder opgemerkt en toegelicht dat daarvoor reeds een andere locatie wordt gezocht. 2.10 De voorzieningenrechter overweegt voorts dat verweerder zich ook met betrekking tot het onderzoek inzake de Flora- en faunawet (Ffw) heeft mogen baseren op de bevindingen van Oranjewoud. Voor wat betreft de grote modderkruiper is nader onderzoek gedaan door de Stichting RAVON te Nijmegen (hierna: RAVON), die heeft geconcludeerd dat geen vissoorten zijn aangetroffen die ingevolge de Ffw beschermd worden. Met betrekking tot verzoekers ter zitting geuite grief omtrent de bij dit laatste onderzoek toepaste methode overweegt de voorzieningenrechter dat de werkwijze die RAVON bij de inventarisatie heeft gevolgd in het onderzoeksrapport is beschreven en dat er - in verzoekers grief of ook anderszins - geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat deze werkwijze niet een concludent resultaat zou (kunnen) opleveren. Oranjewoud heeft voorts opgemerkt dat ter bescherming van broedvogels in het gebied bouwwerkzaamheden zullen (moeten) worden gestart buiten het broedseizoen (van augustus tot april) en dat tenslotte met de algemene zorgplicht ingevolge de Ffw zal (moeten) worden rekening gehouden. Verzoekers grief dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten treft dan ook geen doel. 2.11 Ook met betrekking tot het hoofdstuk Verkeer heeft verweerder zich op het rapport van Oranjewoud mogen baseren. Waar nodig wordt in aanpassingen aan de (toegangs)wegen voorzien, zoals het instellen van 30- dan wel 50- kilometerzones en het herinrichten van de kruising Kuilpad-Dr.H.C.Scholtenstraat. 2.12 Omtrent de gevreesde licht- en geluidsoverlast wordt overwogen dat Oranjewoud met uitgebreide motivering heeft geconcludeerd dat is voldaan aan de eisen die de Wet milieubeheer (Wmb) stelt. Tevens is uitgebreid gemotiveerd dat en waarom een Milieueffectrapportage (Mer) niet is vereist. Niet is gebleken dat het rapport op deze punten onjuistheden bevat. Voorts heeft verweerder ter zitting gewezen op de afstand van het complex tot de nabijgelegen woningen, met name die aan het Borgerdiep, en op de omstandigheid dat het licht van de lichtmasten op geavanceerde wijze zo wordt gebundeld dat daardoor geen overlast voor de omgeving kan ontstaan. 2.13 Ten aanzien van de mogelijke overlast door het slaan van heipalen wordt overwogen dat dit onderwerp niet betrokken kan worden bij de bestuursrechtelijke beoordeling van de bestreden besluiten, maar een civielrechtelijke kwestie betreft. Wat betreft het betoog omtrent de afwatering kan worden verwezen naar het onderzoek van Oranjewoud, waaruit is gebleken dat compensatie voor de herinrichting gevonden wordt in het projectgebied zelf alsmede in verderop gelegen gebied dat tot hetzelfde peilgebied behoort. 2.14 De grief omtrent aantasting van het stads- of dorpsgezicht en daarmee van het groene karakter van Zaandam, treft evenmin doel, omdat er in dezen geen sprake is van een beschermd dorps of -stadsgezicht als bedoeld in artikel 50 van de Woningwet. 2.15 Met betrekking tot de kanoroute en de vaarroute voor de bewoners die een bootje bezitten is gebleken dat deze gehandhaafd zullen blijven, zij het met een geringe omweg en afgezien van een tijdelijke sluiting voor de duur van de bouwwerkzaamheden. 2.16 Verweerder heeft zich tevens op het rapport van Oranjewoud mogen baseren waar het de parkeerberekening betreft. In verband met de (bouw)plannen zijn 383 parkeerplaatsen nodig en er worden er 388 gerealiseerd. Daartoe wordt een nieuwe parkeervoorziening aangebracht aan het begin van het Kuilpad. De berekening is gedaan conform de voor 2006 geldende norm. Niet aannemelijk is dat die normen niet meer adequaat zouden zijn. 2.17 Met betrekking tot de luchtkwaliteit overweegt de voorzieningenrechter dat gezien de inhoud van het rapport van Oranjewoud het ervoor moet worden gehouden dat de vrijstellingsbesluiten niet in strijd komen met het (nieuwe) hoofdstuk Luchtkwaliteit in de Wmb. Verzoeker heeft geen dan wel onvoldoende argumenten gegeven op grond waarvan daarover anders moet worden geoordeeld. 2.18 Verzoeker heeft voorts naar voren gebracht dat de verrichte onderzoeken (Oranjewoud, RAVON) gedateerd zouden zijn en op grond van gewijzigde omstandigheden niet meer aan de besluiten ten grondslag zouden mogen worden gelegd. Verzoeker heeft evenwel niet aangegeven waarin deze gewijzigde omstandigheden zouden zijn gelegen en deze zijn de voorzieningenrechter ook anderszins niet gebleken. Voorts wordt overwogen dat de onderzoeken niet op voorhand als onvoldoende recent kunnen worden beschouwd. 2.19 Met betrekking tot eventuele planschade door gevreesde waardevermindering van verzoekers woning heeft verweerder terecht verwezen naar de mogelijkheid van schadevergoeding op de voet van artikel 49 WRO, thans afdeling 6.1 Wro. 2.20 Gelet op het voorgaande kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gezegd dat verweerder bij afweging van de bij de besluiten betrokken belangen in redelijkheid niet tot het verlenen van vrijstelling heeft kunnen komen. De belangen van de aanvragers bij een verhuizing naar de nieuwe locatie en de bouw van nieuwe voorzieningen op het plangebied, zoals deze nog ter zitting zijn toegelicht, staan buiten kijf. Het belang van de gemeente Zaanstad bij realisering van dit onderdeel van het geheel van de in elkaar grijpende plannen van ruimtelijke ordening plan, is eveneens van groot gewicht. Aan deze belangen heeft verweerder, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van hetgeen verzoeker heeft aangevoerd, bij de afweging van de betrokken belangen meer gewicht mogen toekennen dan aan de belangen van verzoeker. Daarbij is nog van belang dat getuige het rapport van Oranjewoud – pagina 8 – de functies op het park zodanig zijn gesitueerd dat de gevolgen van de herinrichting van het park voor de omwonenden zo klein mogelijk zijn. Zo is het (gras)oefenveld voor het voetbal gesitueerd in de hoek nabij de woonbebouwing en zal ter afscherming het groen in stand worden gelaten en deels aangevuld, terwijl een extra watergang en een hekwerk zorgen voor fysieke afscherming. De tennisbanen liggen meer dan 50 meter van de woonbebouwing af en de lichtmasten worden dusdanig vormgegeven dat zo min mogelijk straling buiten de velden valt. Verweerder heeft er voorts terecht op gewezen dat de impact van de vrijstellingen beperkt is omdat conform het bestemmingsplan een ijsbaan gerealiseerd had mogen worden waartegen verzoeker vergelijkbare bezwaren had kunnen aanvoeren, en een kinderboerderij en andere (recreatieve) voorzieningen. 2.21 Gelet op het voorgaande is niet te verwachten dat de besluiten in bezwaar geen stand zullen kunnen houden. Wel zou verweerder in de beslissingen op het bezwaar het onderwerp luchtkwaliteit nog kunnen voorzien van een meer uitgebreide uitleg en toelichting dan thans schriftelijk voorhanden is. 2.22 Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van voorlopige voorzieningen. De verzoeken daartoe wordt derhalve afgewezen. 2.23 Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig. 3. Beslissing De voorzieningenrechter: wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af. Deze uitspraak is gedaan door mr. I. M. Ludwig, voorzieningenrechter, en op 12 februari 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier. afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.