Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3373

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers261384 / HA ZA 06-1411
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het familiaal verschoningsrecht ex artikel 165 lid 2 sub a Rv kan ten aanzien van een bepaalde vraag worden ingeroepen ook wanneer hij bij aanvang van het getuigenverhoor op zijn verschoningsrecht is gewezen en hij daarop desgevraagd heeft aangegeven een verklaring te willen afleggen.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 261384 / HA ZA 06-1411 Uitspraak: 21 januari 2009 VONNIS van de enkelvoudige kamer met betrekking tot het getuigenverhoor in de zaak van: De naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres, advocaat mr. H.E. Schweers, - tegen - [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, advocaat mr. N.C.M. Koch. Partijen worden hierna aangeduid als "ABN AMRO" respectievelijk "[gedaagde]". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 27 juni 2007 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken; - de processen-verbaal van getuigenverhoor d.d. 18 februari 2008, 3 juni 2008 en 24 november 2008; - de brief van mr. Koch d.d. 18 december 2008. 2 De beoordeling in het incident 2.1 Bij vonnis van 27 juni 2007 is ABN AMRO toegelaten tot bewijslevering, waarna de rechtbank een getuigenverhoor heeft gelast. 2.2 ABN AMRO heeft (onder meer) als getuige opgeroepen de zoon van [gedaagde], [persoon 1]. In het vervolg zal laatstgenoemde worden aangeduid als “de getuige”. 2.3. De getuige is op de voor het getuigenverhoor bepaalde dag verschenen. Uit het proces-verbaal van die zitting op 24 november 2008 blijkt dat de getuige zich bij die gelegenheid, nadat hij reeds een aantal vragen had beantwoord, ten aanzien van één bepaalde vraag heeft beroepen op het familiaal verschoningsrecht ex artikel 165 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Deze vraag, die werd gesteld door mr. Koch, luidt als volgt: “Welke bedragen hebben [persoon 1] en zijn echtgenote precies betaald uit hoofde van de borgstelling met de ABN AMRO ter zake van de kredietovereenkomst van 25 augustus 2005?” 2.4. De raadslieden van partijen hebben op het beroep op het verschoningsrecht gereageerd zoals weergegeven in het proces-verbaal: “Mr. Koch is van mening dat de getuige geen beroep op het familiaal verschoningsrecht toekomt aangezien hij bij aanvang van het getuigenverhoor desgevraagd heeft aangegeven een verklaring te willen afleggen. Mr. Koch geeft aan dat hij beantwoording van de onderhavige vraag van belang acht om de volgende redenen: A. [persoon 2] heeft zojuist als getuige verklaard dat de borgstelling zo goed als afgewikkeld is. B. ABN AMRO pretendeert een terugvorderingsrecht te hebben op basis van de kredietovereenkomsten van € 200.000,- en de kredietovereenkomst van 25 augustus 2005. Ik wens inzichtelijk te krijgen in hoeverre andere onzekerheden ook door ABN AMRO worden of zijn uitgewonnen. C. De onderhavige procedure is gevoegd met een andere procedure. Ook daarin speelt de vraag een rol in hoeverre de gestelde zekerheden zijn uitgewonnen. D. Over dit onderwerp zijn bovendien al eerder vragen gesteld, ook tijdens het verhoor van [persoon 1]. [persoon 3] reageert op hetgeen mr. Koch heeft aangevoerd en wel als volgt: De informatie waar mr. Koch naar vraagt is louter relevant voor de positie van dhr. Eleveld senior als borg en ziet louter op die hoedanigheid. [eiser] is weliswaar borg maar heeft niet voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de met hem gesloten kredietovereenkomst. De informatie waarnaar dhr. Koch vraagt zou hij normaal gesproken bij de bank moeten vragen. [eiser] treedt in deze procedure op als schuldenaar van de bank. Met de onderhavige procedure is een andere procedure gevoegd. Voeging betekent niet zonder meer dat in de ene procedure vragen gesteld kunnen worden om gebruikt te worden in de andere procedure. De borgstelling speelt in de onderhavige procedure geen enkele rol, alleen in het kader van de overeenkomst van 25 augustus 2005 is de borgstelling relevant. De zekerhedenpositie van ABN AMRO is in de onderhavige procedure niet aan de orde. [persoon 1] heeft wel degelijk een verklaring afgelegd. Verder bestrijd ik dat het familiaal verschoningsrecht niet per vraag zou kunnen worden ingeroepen wanneer van dat verschoningsrecht bij aanvang van het getuigenverhoor afstand is gedaan.” 2.5. De rechter heeft daarop bepaald dat op het beroep op het verschoningsrecht schriftelijk zal worden beslist. 3 De beoordeling 3.1 In de eerste plaats dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of een getuige zich ten aanzien van een bepaalde vraag op het familiaal verschoningsrecht ex artikel 165 lid 2 sub a Rv kan beroepen, terwijl hij bij aanvang van het getuigenverhoor op zijn verschoningsrecht is gewezen en hij daarop desgevraagd heeft aangegeven een verklaring te willen afleggen. 3.2 De rechtbank beantwoordt bovengenoemde vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt. Ten aanzien van het familiaal verschoningsrecht geldt dat uit de aard van de bevoegdheid om zich van de getuigplicht te verschonen op de voet van artikel 165 lid 2 Rv (welk artikel overeenkomt met artikel 191 lid 2 oud Rv) voortvloeit dat deze bevoegdheid niet kan worden misbruikt. De wet erkent het familiaal verschoningsrecht ongeclausuleerd. Een getuige die een beroep doet op het familiaal verschoningsrecht kan ermee volstaan zich op de bestaande familierelatie te beroepen en behoeft niet nader te motiveren waarom hij van zijn verschoningsrecht gebruik wenst te maken (zie HR 8 mei 1998, NJ 1998/606). Naar het oordeel van de rechtbank vloeit gezien het voorgaande uit de aard van het familiaal verschoningsrecht voort dat dit zowel de bevoegdheid omvat om in het geheel geen getuigenverklaring af te leggen als ook de bevoegdheid om slechts van de beantwoording van bepaalde vragen af te zien. 3.3 Het voorgaande brengt mee dat het beroep van de getuige op het familiaal verschoningsrecht dient te worden gehonoreerd. in de hoofdzaak 3.4 Het getuigenverhoor zal ter zitting van 30 januari 2009 worden vervolgd aan de zijde van [gedaagde] 4 De beslissing De rechtbank, in het incident wijst toe het beroep op het verschoningsrecht van de getuige J[persoon 1]; in de hoofdzaak verstaat dat het getuigenverhoor ter zitting van 30 januari 2009 zal worden vervolgd aan de zijde van [gedaagde] Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens. Uitgesproken in het openbaar. 1963/344