Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3376

Datum uitspraak2009-01-21
Datum gepubliceerd2009-02-19
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers277329 / HA ZA 07-272
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 7 lid 2 Weens Koopverdrag. Toepasselijk recht Wijze van berekening rente, begroten buitengerechtelijke kosten en toerekening betalingen is niet geregeld in het het Weens Koopverdrag. Ingevolge rechtskeuze is daarop het Nederlandse recht van toepassing (art. 3EVO).


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 277329 / HA ZA 07-272 Uitspraak: 21 januari 2009 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SLEEPING EUROPE B.V., gevestigd te Amsterdam, opposant, advocaat mr. A.W. Dolphijn, - tegen - de vennootschap naar Zweeds recht CALESCO FOIL A.B., gevestigd te Kolback, Zweden geopposeerde, advocaat mr. J.P. Vandervoodt. Partijen worden hierna aangeduid als "Sleeping Europe" respectievelijk "Calesco Foil". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - inleidende dagvaarding d.d. 16 oktober 2006, met producties; - door deze rechtbank op 6 december 2006 onder rolnummer 06-2914 bij verstek gewezen vonnis; - verzetdagvaarding d.d. 19 januari 2007; - conclusie van antwoord in oppositie, met producties; - conclusie van repliek in oppositie, met producties. 2 De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast: 2.1 De inleidende dagvaarding is betekend op 16 oktober 2006 op het adres Schieweg 51, 3038 AE te Rotterdam aan de heer [werknemer], werknemer van Sleeping Europe. 2.2 Calesco Foil heeft goederen geleverd aan Sleeping Europe en heeft ter zake daarvan de navolgende facturen, in totaal ten bedrage van € 24.480,00, in rekening gebracht: - factuur no 214817 d.d. 11 november 2002 ten bedrage van € 6.624,00 (onder vermelding payment in advance), onder welk factuurnummer op enig moment nog € 60,00 openstond; - factuur no 317336 d.d. 15 december 2003 ten bedrage van € 6.624,00, - factuur no 411054 d.d. 12 februari 2004 ten bedrage van € 5.616,00 en - factuur no 412027 d.d. 19 maart 2004 ten bedrage van € 5.616,00, De laatste drie facturen onder vermelding “terms of payment: 30 days net” . 2.3 In 2005 heeft Sleeping Europe ter zake een aantal deelbetalingen gedaan. 3 Het vonnis waartegen verzet De rechtbank heeft Sleeping Europe overeenkomstig de eis veroordeeld tot betaling aan Calesco Foil van het bedrag van € 23.539,58 vermeerderd met de referentierente van Europese Centrale bank met een opslag van 7% vanaf 7 oktober 2006 tot aan de dag der voldoening, zulks over € 17.916,-, met veroordeling van Sleeping Europe in de proceskosten 4 De grondslag van de oorspronkelijke vordering Aan de vordering heeft Calesco Foil de volgende stellingen ten grondslag gelegd: 4.1 De rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door het Weens Koopverdrag. 4.2 Calesco Foil heeft diverse goederen geleverd aan Sleeping Europe en heeft daartoe een viertal facturen verzonden aan Sleeping Europe voor een totaalbedrag van € 24.480,00. Sleeping Europe heeft € 6.564,00 voldaan, zodat Sleeping Europe resteert te voldoen het bedrag van € 17.916,00. 4.3 Calesco Foil maakt aanspraak op vergoeding van de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek. Met inachtneming van de betalingstermijn van 30 dagen bedraagt de berekende rente tot en met 6 oktober 2006 € 4.719,58. 4.4 Calesco Foil heeft buitengerechtelijke kosten moeten maken ter voldoening van de vordering buiten rechte, welke kosten op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW door Sleeping Europe dienen te worden vergoed en conform Rapport Voorwerk II zijn vastgesteld op € 904,00. 5 Het verweer De eis in oppositie strekt tot vernietiging van het bij verstek gewezen vonnis, met afwijzing alsnog van de vordering van Calesco Foil alsmede met veroordeling van Calesco Foil bij vonnis in de kosten van het geding. Daartoe heeft Sleeping Europe - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd: 5.1 De dagvaarding is nietig, nu daarin niet het statutaire en enige vestigingsadres te Amsterdam is vermeld. Bovendien is de dagvaarding niet geldig betekend aan één van de bestuurders van Sleeping Europe en is daarin niet het wel bekende verweer vermeld. 5.2 Indien en voor zover de inleidende dagvaarding niet voor nietigheid in aanmerking komt, is de rechtbank onbevoegd om van de vordering kennis te nemen, nu Sleeping Europe niet in het arrondissement Rotterdam gevestigd is (geweest) of aldaar woonplaats gekozen heeft. 5.3 Calesco Foil heeft misbruik van bevoegdheid gemaakt door in strijd met de getroffen betalingsregeling(en) de dagvaarding aan te brengen nadat Sleeping Europe de overeengekomen betaling van € 2.500,- had gedaan. 5.4 Het nog openstaande bedrag aan hoofdsom is minder dan gevorderd. 6 De beoordeling rechtsmacht en toepasselijk recht 6.1 Zoals reeds is overwogen in voornoemd verstekvonnis, is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het onderhavige geschil op grond van artikel 2 EEX-Vo en is op het materiële geschil het Weens Koopverdrag van toepassing. De rechtbank voegt daaraan toe dat voor zover het in dit geschil gaat over onderwerpen die niet zijn geregeld in het Weens Koopverdrag en die niet aan de hand van de algemene beginselen waarop het verdrag berust kunnen worden beslecht, het toepasselijke recht moet worden bepaald aan de hand van de regels van het internationale privaatrecht. Nu beide partijen hun stellingen hebben toegespitst op de ter zake geldende bepalingen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek worden zij geacht een processuele rechtskeuze te hebben gemaakt voor het Nederlandse recht, zodat dit recht van toepassing is krachtens artikel 3 lid 2 EVO. formele weren Sleeping Europe 6.2 Sleeping Europe heeft aangevoerd niet gevestigd te zijn (geweest) en ook geen kantoor te hebben (gehad) aan het adres Schieweg 51 te Rotterdam alwaar de dagvaarding is betekend, zodat de rechtbank te Rotterdam relatief onbevoegd is en de dagvaarding - die bovendien niet is betekend aan een bestuurder - nietig is. Calesco Foil heeft dit weersproken, daartoe stellende dat voornoemd adres ten tijde van de dagvaarding wel degelijk een vestigingsadres/kantoor van Sleeping Europe betrof onder verwijzing naar een uitdraai van de handelsregisterhistorie als haar, blijkens het kopje van deze fax, kennelijk aangeleverd op 22 mei 2007 door haar incassogemachtigde Lexus International. Daarnaast heeft Calesco Oil erop gewezen dat de dagvaarding is betekend aan het kantoor aldaar, zodat ook aan de betekeningvereisten is voldaan. 6.3 De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Op de door Calesco Foil in het geding gebrachte uitdraai van de handelsregistratie staat bovenaan de pagina het huidige vestigingsadres Roelof Hartstraat 7 te Amsterdam genoemd. Uit de gegevens als vermeld onder oude vestigingsadressen blijkt dat Sleeping Europe in de tijd dat partijen zaken met elkaar deden gevestigd was aan de Zamenhofstraat 106 te Amsterdam, aan welk adres ook de litigieuze facturen zijn gestuurd. Als laatste oude vestigingsadres is aldaar vermeld het adres Schieweg 51 te Rotterdam met ingang van 26 augustus 2006. Aan dit laatste adres is de oorspronkelijke dagvaarding betekend op 18 oktober 2006 en blijkens de vermelding op deze dagvaarding in ontvangst genomen door een werknemer van Sleeping Europe, de heer [werknemer]. Naar aanleiding van dit uittreksel en de stellingen van Calesco Foil heeft Sleeping Europe haar stelling dat zij nimmer gevestigd zou zijn geweest te Rotterdam gewijzigd in die zin dat zij erkent aldaar een adres te hebben geregistreerd, maar dit nog dezelfde dag per 25 augustus 2006 te hebben veranderd, derhalve vóór het uitbrengen van de dagvaarding. Sleeping Europe heeft daarbij in het geding gebracht een uittreksel van de inschrijving in de KvK d.d. 27 juni 2007, waaruit slechts blijkt dat op dat moment het statutaire - en enige vestigingsadres Roelof Hartstraat 7 te Amsterdam was. Een historisch uittreksel waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij ten tijde van de dagvaarding op 18 oktober 2006 niet meer tevens gevestigd was te Rotterdam en/of kopie van de ongedaanmaking van de door haar gedane inschrijving aldaar heeft zij echter niet bijgevoegd, terwijl juist dit - gelet op de gemotiveerde weerspreking door Calesco Oil en haar eigen gewijzigde stellingname - wel voor de hand had gelegen. Evenmin heeft Sleeping Europe een verklaring gegeven waarom op 18 oktober 2006 [werknemer], die - naar als niet betwist moet worden aangenomen - werknemer was van Sleeping Europe, op dit “oude” adres aanwezig was. Zij heeft haar verweer op deze punten dan ook onvoldoende onderbouwd. Gelet op het voorafgaande dient er in rechte vanuit te worden gegaan dat Sleeping Europe ten tijde van de dagvaarding (mede)kantoor hield te Rotterdam. Uit hoofde van artikel 1:10 lid 2 jo artikel 1:14 BW heeft dit kantooradres tevens te gelden als woonplaats, zodat de rechtbank Rotterdam in deze relatief bevoegd is. De dagvaarding is ook rechtsgeldig betekend, nu vast is komen te staan dat deze betekening is geschied aan dit kantoor hetgeen - anders dan Calesco Oil kennelijk meent - krachtens het bepaalde in artikel 50 Rv volstaat. 6.4 Sleeping Europe heeft voorts bepleit de dagvaarding nietig te verklaren omdat Calesco Oil in strijd met de artikelen 111 lid 3 en 21 Rv heeft gehandeld door bezijden de waarheid te stellen dat haar geen weren bekend zijn. Op haar beurt heeft Casco Oil Sleeping Europe verweten in strijd te handelen met artikel 21 RV door de feiten te verdraaien en onwaarheden te vermelden. De rechtbank stelt vast dat zij in eerste instantie in ieder geval niet volledig is geïnformeerd, maar zal hieraan - nu dit beide partijen kan worden verweten - geen verder consequenties verbinden. het materiële geschil 6.5 Aangaande het materiële geschil verschillen partijen allereerst van mening over het thans nog openstaande bedrag ter zake van de hiervoor onder 2.2 vermelde facturen. 6.6 In dit kader is allereerst relevant het verweer van Sleeping Europe dat de door Calesco Foil nog gevorderde € 60,- onder factuurnummer 214817 het bedrag betreft dat gecrediteerd zou worden en is verrekend met factuurnummer 317336. Calesco Oil heeft dit ontkend, waarna Sleeping Europe bij conclusie van repliek in oppositie de ter zake door partijen gewisselde e-mails d.d. 12 december 2002 in het geding heeft gebracht. 6.7 Dit verweer van Sleeping Oil treft doel. Uit de in het geding gebrachte e-mails blijkt dat deze € 60 betrekking heeft gehad op aan Sleeping Europe in rekening gebrachte extra kosten voor het leveren van een ‘lost shipment’ ten aanzien waarvan Calesco Foil Sleeping Europe heeft gevraagd om een rekening en dat Calesco Foil heeft toegezegd dat Sleeping Europe dit bedrag met de daarop volgende rekening, derhalve met rekeningnummer 317336, mocht verrekenen. Dit leidt er toe dat op enig moment, in ieder geval begin 2005, nog openstond een bedrag van € 6.564,- (zijnde € 6.624 - € 60,-) + € 5.616,- + € 5.616 = € 17.796,- 6.8 Ter berekening van het thans nog verschuldigde dient voorts te worden vastgesteld welk bedrag precies door Sleeping Europe is voldaan. Sleeping Europe heeft bij verzetdagvaarding gesteld € 6.500,- te hebben betaald onder overlegging van een viertal bankafschriften, maar dit bij conclusie van repliek in oppositie gecorrigeerd in € 7.000,-. Calesco Foil heeft bij conclusie van repliek in oppositie de gestelde betaling van € 6.500,- bevestigd, maar heeft niet meer kunnen reageren op het gecorrigeerde bedrag. Nu van het totaal aan betalingen ad € 7.000,- reeds blijkt uit de eerder overgelegde bankafschriften, begrijpt de rechtbank dat beide partijen per abuis één betaling van € 500,- over het hoofd hebben gezien. Daarom zal worden uitgegaan van een betaling ter hoogte van € 7.000,-. Op de wijze waarop dit bedrag in mindering strekt op het gevorderde wordt hierna onder 6.12 en 6.15 ingegaan. 6.9 Vervolgens ligt ter beoordeling voor de vraag of voornoemd bedrag in zijn geheel opeisbaar is. De rechtbank begrijpt de stellingen van Sleeping Europe aldus dat zij meent dat dit niet het geval is omdat Calesco Oil betalingsregelingen met haar heeft getroffen. Zij heeft daarbij allereerst verwezen naar een d.d. 21 februari 2005 per e-mail door haar gedaan voorstel om het openstaand bedrag af te lossen met € 500,- per maand. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat Calesco Foil mondeling zou hebben toegezegd de reeds uitgebrachte dagvaarding niet aan te brengen, althans in te trekken, indien Sleeping Europe op 18 oktober 2008 een bedrag ad € 2.500,- zou betalen, hetgeen zij heeft gedaan, onder verwijzing naar de door haar per fax verzonden kopie van deze betaling met daaronder een met de hand geschreven ‘confirmation’ aan Calesco Foil. Calesco Foil heeft ontkend het door Sleeping Oil gedane voorstel te hebben geaccepteerd onder verwijzing naar haar antwoord op voornoemd voorstel per e-mail d.d. 25 februari 2005, waarin zij dit voorstel zonder meer afwijst. Ook de gestelde toezegging heeft zij uitdrukkelijk betwist. 6.10 Gelet op de gemotiveerde betwisting door Calesco Foil van de gestelde afspraken had het op de weg van Sleeping Europe gelegen bij conclusie van repliek in oppositie met een nadere onderbouwing van deze afspraken te komen. Dit heeft zij echter nagelaten. Nu van deze afspraken ook niet blijkt uit de door haar overgelegde producties, gaat de rechtbank er vanuit dat zij zich daar niet langer op beroept. Nu ook geen andere feiten of omstandigheden zijn gesteld die, indien bewezen, tot het oordeel zouden kunnen leiden dat de vordering niet opeisbaar is, ligt de vordering voor zover betrekking hebbende op het thans nog resterende bedrag aan hoofdsom voor toewijzing gereed. 6.11 Ter beoordeling ligt nog voor de door Calesco Foil ingestelde nevenvorderingen tot betaling van de wettelijke handelsrente conform artikel 6:119a BW en vergoeding van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten overeenkomstig rapport Voorwerk II, alsmede de wijze waarop de bedragen die door Sleeping Europe reeds zijn betaald, dienen te worden verrekend met de verschuldigde bedragen. 6.12 Uitgangspunt daarbij is dat Calesco Foil op grond van de artikelen 78 en 74 van het Weens Koopverdrag jegens Sleeping Europe recht heeft op betaling van rente over het nog openstaande bedrag aan hoofdsom respectievelijk op vergoeding van andere schade die zij heeft geleden tengevolge van de tekortkoming, waaronder mogelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten. De wijze van berekening van deze schadeposten, noch de wijze waarop hetgeen reeds is betaald in mindering strekt op hetgeen verschuldigd is, is geregeld in het Weens Koopverdrag, zodat - gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen onder 6.1 - daarop de bepalingen van het BW van toepassing zijn. 6.13 De nevenvordering tot het betalen van de handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW is als zodanig niet betwist en voor toewijzing vatbaar. 6.14 Door Calesco Foil is bij dagvaarding gemotiveerd gesteld dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, onder aanbieding van het overleggen van nadere schriftelijke bescheiden. Bij verstekvonnis zijn deze kosten toegewezen. Sleeping Europe heeft daaromtrent in haar verzetdagvaarding geen verweer gevoerd. Daarop heeft Calesco Foil kennelijk geen reden gezien de schriftelijke bescheiden alsnog te overleggen. Bij conclusie van repliek in oppositie heeft Sleeping Europe ter zake echter wel verweer gevoerd, daartoe stellende dat geen buitengerechtelijke incassomaatregelen zijn getroffen en haar evenmin is aangezegd dat rechtsmaatregelen tegen haar zouden worden genomen. Nu Calesco Foil daar niet meer op heeft kunnen reageren, zal zij in de gelegenheid worden gesteld bij akte alsnog de door haar genoemde schriftelijke bescheiden in het geding te brengen. 6.15 Met betrekking tot de verrekening van de reeds betaalde bedragen, heeft Sleeping Europe nog aangevoerd dat Calesco Oil geen beroep toekomt op artikel 6:44 BW, omdat het Weens Koopverdrag van toepassing is. Dit verweer faalt op grond van hetgeen hiervoor onder 6.12 reeds is overwogen, zodat overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:44 BW de reeds betaalde bedragen eerst in mindering strekken op de kosten, vervolgens op de rente en tenslotte op de hoofdsom. 7 De beslissing De rechtbank, verwijst de zaak naar de rol van woensdag 18 februari 2009 voor het nemen van een akte als bedoeld onder 6.14 aan de zijde van Calesco Foil; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel. Uitgesproken in het openbaar. 1515/1346