Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH3392

Datum uitspraak2009-02-19
Datum gepubliceerd2009-02-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/992022-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een 43-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf van 240 uur vanwege het leidinggeven aan het opzettelijk niet doen van aangifte omzetbelasting door een v.o.f.. De rechtbank wijkt hiermee aanzienlijk af van de eis van de officier van justitie die een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar heeft gevorderd. De rechtbank komt tot een mildere straf vanwege: - de onwenselijk lange duur tussen eerste vervolgingsdaad jegens verdachte en zijn uiteindelijke berechting; - de negatieve consequenties die veroordeelde al geruime tijd ondervindt van zijn strafbare handelen vanwege de incassoprocedure van de Belastingdienst, - de opvatting dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen redelijk doel (meer) dient.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector strafrecht parketnummer: 11/992022-07 [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 februari 2009 in de strafzaak tegen [naam], geboren in 1965, wonende te [adres en woonplaats]. Raadsvrouw mr. E.M. van den Oudenaller, advocaat te Dordrecht. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 februari 2009, waarbij de officier van justitie W.J.V. Spek, de verdachte en zijn raadsvrouw hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: leiding heeft gegeven aan het door de vennootschap onder firma [naam] opzettelijk niet of niet tijdig doen van aangifte voor de omzetbelasting in de periode van 1 september 2005 t/m 24 februari 2006 met de bedoeling dat er te weinig omzetbelasting werd geheven. 3 De voorvragen De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. 4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie is van mening dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, uitgezonderd het ten laste gelegde medeplegen aangezien verdachte het feit alleen heeft gepleegd, volgens de officier van justitie. 4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte de enige werkzame persoon was binnen de v.o.f.. Het ten laste gelegde feit is door verdachte in persoon begaan. Om die reden dient verdachte vereenzelvigd te worden met de vennootschap onder firma [naam] en is artikel 51 Sr niet van toepassing, aldus de raadsvrouw. 4.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode vennoot van de vennootschap onder firma [naam] (hierna te noemen "de v.o.f.") is geweest. De v.o.f. heeft in de periode 2000 t/m 2005 geen aangiften omzetbelasting gedaan. De v.o.f. heeft in deze periode wel omzetbelasting bij haar klanten in rekening gebracht en ontvangen op haar bankrekening, zonder deze belasting af te dragen aan de Belastingdienst. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij wel wist dat de v.o.f. de ontvangen BTW bedragen af moest dragen aan de Belastingdienst. In juli 2005 heeft de Belastingdienst een aangiftebiljet voor de omzetbelasting aan de v.o.f. verzonden naar het vestigingsadres van de v.o.f. te Dordrecht, tevens woonplaats van verdachte. Dit aangiftebiljet had betrekking op de periode van 1 januari 2000 t/m juni 2005. In september 2005 is door de Belastingdienst een aangifte omzetbelasting verstuurd betreffende de periode juni t/m augustus 2005 en in december 2005 betreffende de periode september t/m december 2005. Deze aangiften hadden uiterlijk 31 augustus 2005 respectievelijk 31 oktober 2005 en 31 januari 2006 bij de Belastingdienst moeten worden ingediend. De v.o.f. heeft dit nagelaten. Eerst in april 2006 is gereageerd op de ambtshalve aanslagen omzetbelasting in de vorm van bezwaarschriften ingediend namens de v.o.f. door haar belastingadviseur. De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte leiding heeft gegeven aan het opzettelijk niet doen van aangifte omzetbelasting in de periode van 1 september 2005 tot en met 24 februari 2006. Nadere overweging De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit alleen heeft begaan. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de enige actieve en werkzame vennoot binnen de v.o.f. is geweest in de ten laste gelegde periode. Niet, dan wel onvoldoende, is komen vast te staan dat verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft gepleegd. Verdachte zal op dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Nu er juridisch gezien wel sprake was van meer dan één vennoot, hetgeen noodzakelijk is voor de oprichting en het bestaan van een vennootschap onder firma, kan bewezen worden verklaard dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het ten laste gelegde handelen door de v.o.f. gepleegd en is artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat De vennootschap onder firma [naam] op tijdstippen in de periode van 1 september 2005 tot en met 24 februari 2006 te Dordrecht , meermalen, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiftebiljetten voor de omzetbelasting, ten name van de VOF [naam], te weten -aangifte (tijdvak) 1-01-2000 t/m 31-12-2000 en/of -aangifte (tijdvak) 1-01-2001 t/m 31-12-2001 en/of -aangifte (tijdvak) 1-01-2002 t/m 31-12-2002 en/of -aangifte (tijdvak) 1-01-2003 t/m 31-12-2003 en/of -aangifte (tijdvak) 1-01-2004 t/m 31-12-2004 en/of -aangifte (tijdvak) 1-01-2005 t/m 30-06-2005 en/of -aangifte (tijdvak) 1-07-2005 t/m 30-09-2005 en/of -aangifte (tijdvak) 1-10-2005 t/m 31-12-2005 niet heeft gedaan, terwijl die feiten er telkenstoe hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven; aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op: OPZETTELIJK EEN BIJ DE BELASTINGWET VOORZIENE AANGIFTE NIET OF NIET BINNEN DE DAARVOOR GESTELDE TERMIJN DOEN, TERWIJL HET FEIT ERTOE STREKT DAT TE WEINIG BELASTING WORDT GEHEVEN, BEGAAN DOOR EEN RECHTSPERSOON, TERWIJL HIJ FEITELIJK LEIDING HEEFT GEGEVEN AAN DE VERBODEN GEDRAGING, MEERMALEN GEPLEEGD. 6 De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7 De strafoplegging 7.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. 7.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft bepleit dat rekening gehouden moet worden met de lange duur van de procedure. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de periode gelegen tussen het binnenkomen van de tip betreffende verdachte bij de douane Rotterdam in 2001 en het onderzoeken van die tip, pas in 2005, in de hand heeft gewerkt dat het benadelingsbedrag zo hoog is opgelopen. Indien eerder onderzoek was verricht naar de tip was dit bedrag minder hoog geweest. Nu de officier van justitie bij zijn strafeis de hoogte van het benadelingsbedrag als uitgangspunt heeft genomen, dient met het voorgaande rekening te worden gehouden in die zin dat bovengenoemde omstandigheid strafmaat verminderend zou moeten zijn, aldus de raadsvrouw. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het feit dat de periode tussen het moment dat verdachte redelijkerwijs mocht afleiden uit de gedragingen van justitie dat tegen hem een strafproces in gang werd gezet (het verhoor door de FIOD in februari 2007) en de berechting weliswaar niet onredelijk lang is, maar wel onwenselijk lang. De raadsvrouw heeft met klem verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. In dit kader is ook aangevoerd dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten, hij thans de nadelige consequenties van zijn handelen ondervindt, hij een nieuwe baan heeft en voor zijn gezin moet zorgen. 7.3 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank heeft de op te leggen fen bepaald op grond van de ernst van en de omstandigheden waaronder begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De v.o.f. heeft gedurende een zeer lange periode in het geheel geen aangiften omzetbelasting gedaan, met het kennelijke doel dat er geen of minder belasting werd geheven dan verschuldigd zou zijn geweest bij aangifte. Aldus is de staatskas en daarmee de gemeenschap benadeeld voor een bedrag van ruim Eur 645.000,00. Verdachte is heeft leiding gegeven aan deze gedragingen van de v.o.f. en verdient hiervoor straf. De rechtbank is echter van oordeel dat aan verdachte een minder zware straf dient te worden opgelegd dan gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het volgende. De Belastingdienst is tegen verdachte een incassoprocedure gestart, waarbij beslag is gelegd op privé-goederen van verdachte (auto, vrachtwagen, inboedel) welke goederen inmiddels zijn verkocht. Ook daarna heeft de Belastingdienst regelmatig onderzoek gedaan naar andere verhaalsobjecten. Verdachte zal naar verwachting nog zeer lange tijd de negatieve gevolgen van zijn nalaten ondervinden. Verdachte heeft zijn bedrijfsactiviteiten gestaakt en heeft thans een nieuwe baan als postsorteerder. Verdachte woont samen met zijn echtgenote en dochter en hij heeft verklaard 'zijn hoofd net boven water' te kunnen houden. Verdachte is blijkens het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 november 2008 niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. De procedure tegen verdachte is langlopend te noemen. Verdachte is thans al drie jaar bezig met de nasleep van het thans bewezen verklaarde strafbare feit. Het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte is in maart 2007 afgerond en verdachte heeft dus bijna twee jaar moeten wachten op berechting. In redelijkheid is geen reden aanwezig waarom die berechting zo lang op zich had moeten laten wachten. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans geen redelijk doel (meer) dient. De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf van maximale hoogte en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf meer passend is dan de eis van de officier van justitie. Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de algemene voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van verdachte, het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. 8 De wettelijke voorschriften De opgelegde straffen berusten op de artikelen 14a, 14b, 14c en 51, 57 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 69 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; - verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert; - verklaart verdachte strafbaar; - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van negen (9) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaar; - bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. - een werkstraf voor de duur van 240 uur; - beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van honderdtwintig (120) dagen; Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Duinhof voorzitter, mr. M.M. Moolenburg-Pelser en mr. M.E.I. Beudeker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Dooren griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 februari 2009. Wegens afwezigheid is mr. Duinhof voornoemd niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. BIJLAGE I: De tenlastelegging 1. De vennootschap onder firma [naam] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2005 tot en met 24 februari 2006 te Dordrecht en/of Heerlen en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (elektronische) aangifte(n)/aangiftebiljet(ten) voor de omzetbelasting, ten name van VOF [naam], te weten -aangifte (tijdvak) 1-01-2000 t/m 31-12-2000 en/of -aangifte (tijdvak) 1-01-2001 t/m 31-12-2001 en/of -aangifte (tijdvak) 1-01-2002 t/m 31-12-2002 en/of -aangifte (tijdvak) 1-01-2003 t/m 31-12-2003 en/of -aangifte (tijdvak) 1-01-2004 t/m 31-12-2004 en/of -aangifte (tijdvak) 1-01-2005 t/m 30-06-2005 en/of -aangifte (tijdvak) 1-07-2005 t/m 30-09-2005 en/of -aangifte (tijdvak) 1-10-2005 t/m 31-12-2005 niet en/of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan, terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe heeft/hebben gestrekt, dat te weinig belasting werd geheven; tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; Parketnummer: 11/992022-07 Vonnis d.d. 19 februari 2009