Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH5534

Datum uitspraak2009-03-11
Datum gepubliceerd2009-03-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200803673/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 16 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel (hierna: het college) een monumentenvergunning voor het wijzigen van het gemeentelijk monument 'De Roode Leeuw' aan de Mr. La Grostraat 5 te Ammerzoden (hierna: het pand) verleend.


Uitspraak

200803673/1. Datum uitspraak: 11 maart 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 18 april 2008 in zaak nr. 06/6107 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel (hierna: het college) een monumentenvergunning voor het wijzigen van het gemeentelijk monument 'De Roode Leeuw' aan de Mr. La Grostraat 5 te Ammerzoden (hierna: het pand) verleend. Bij uitspraak van 18 april 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 mei 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 juni 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 januari 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.H. Hartman, werkzaam bij Hartman Consultancy is verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Volgens [appellant] heeft hij belang bij de behandeling van zijn beroep, omdat, samengevat weergegeven, hij het voornemen heeft het pand te verwerven en niet zeker is dat eventueel door hem gewenste verbouwingen binnen de verleende monumentenvergunning zullen vallen. 2.2. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat indien [appellant] in de toekomst als eigenaar verbouwplannen heeft die vallen binnen de grenzen van de monumentenvergunning, niet valt in te zien welk belang hij heeft om die vergunning aan te vechten, en indien hij dan met het pand andere plannen heeft waarvoor een monumentenvergunning is vereist, hij zelf een vergunning moet aanvragen. De rechtbank heeft dan ook terecht in diens voornemen het pand te verwerven geen grond gevonden voor het oordeel dat [appellant] belang heeft bij een uitspraak op het beroep. Zij heeft het beroep daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. T.M.A. Claessens, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat. w.g. Polak w.g. Bindels voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2009 85-507.+