Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH5727

Datum uitspraak2009-05-26
Datum gepubliceerd2009-05-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers07/11976
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte niet-ontvankelijk nu niet tijdig middelen zijn ingediend. Zaak hangt samen met 07/11955 P.


Conclusie anoniem

Nr. 07/11976 Mr. Knigge Zitting: 10 maart 2009 Conclusie inzake: [Verdachte](1) 1. Verdachte is door het Gerechtshof te Arnhem op 16 mei 2007 - voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen - wegens "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf. 2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld. 3. Op 15 januari 2008 is aan verdachte de aanzegging van art. 435 Sv betekend. De door het tweede lid van art. 437 Sv gestelde termijn van twee maanden liep af op 17 maart 2008. Een schriftuur houdende middelen van cassatie is niet binnengekomen. 4. Nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437 lid 2 Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen. 5. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG 1 Deze zaak hangt samen met de zaak tegen de verdachte onder nr. 07/11955 P, in welke zaak ik heden eveneens concludeer.


Uitspraak

26 mei 2009 Strafkamer nr. 07/11976 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 16 mei 2007, nummer 21/003074-06, in de strafzaak tegen: [Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats]. 1. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep. 2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen. 3. Beslissing De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 26 mei 2009.