
Jurisprudentie
BH5740
Datum uitspraak2009-03-11
Datum gepubliceerd2009-03-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6075 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-03-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/6075 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO- uitkering. Voldoende medische grondslag. Uwv heeft voor het eerst in hoger beroep voldoende gemotiveerd dat de voorgehouden functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellante zoals omschreven in de FML.
Uitspraak
06/6075 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 19 september 2006, 06/408 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 11 maart 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A. Staal, werkzaam bij SRK rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en heeft bij schrijven 22 december 2006, met bijlagen, een nadere arbeidskundige toelichting gegeven, waarop namens appellante bij schrijven van 15 juli 2008 is gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2008, waar appellante, zoals bericht, niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.J.M.H. Lagerwaard.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante ontving een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
2. In 2005 heeft er een herbeoordeling plaatsgevonden van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante. Appellante werd door de verzekeringsarts belastbaar geacht voor arbeid. De arbeidsdeskundige heeft uitgaande van de beperkingen van appellante, zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 maart 2005, het verlies aan verdiencapaciteit op grond van een theoretische schatting bepaald op 9,8%. Het Uwv heeft daarop bij besluit van 23 augustus 2005 de WAO-uitkering van appellante met ingang van 24 oktober 2005 ingetrokken.
3. Dit besluit is na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek in bezwaar gehandhaafd bij het thans bestreden besluit van 25 januari 2006.
4. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak tot het oordeel gekomen dat het bestreden besluit op een juiste, althans toereikende, medische grondslag berust. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het Uwv op toereikende wijze heeft gemotiveerd dat de voor appellante geselecteerde functies passend zijn.
5. Appellante heeft zich in hoger beroep, kort weergegeven, op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit een juiste medische en arbeidskundige grondslag ontbeert. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag heeft appellante gesteld dat, gelet op de jurisprudentie van de Raad aangaande het aangepaste Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS), de totaalbelasting van de aan haar voorgehouden functies de grenzen van haar belastbaarheid overschrijdt.
6.1. De Raad overweegt als volgt.
6.2. De Raad heeft in hetgeen appellante in hoger beroep met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit heeft gesteld geen grond gezien om de rechtbank niet in haar oordeel te volgen. Ook de Raad is van oordeel dat het bestreden besluit is gebaseerd op zorgvuldig medisch onderzoek en dat verder niet is gebleken dat het Uwv de beperkingen van appellante heeft miskend. De Raad onderschrijft de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak vermelde overwegingen en maakt deze tot de zijne. De Raad is met name niet gebleken dat ten aanzien van appellante een duurbeperking van toepassing is. Appellante heeft haar stelling dat zij zwaarder beperkt is dan is aangenomen door het Uwv ook in hoger beroep niet met nadere medische stukken onderbouwd.
6.3. Wat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit betreft, overweegt de Raad dat het Uwv eerst in hoger beroep met de rapportages van 28 juli en 8 december 2006 van de arbeidsdeskundige J. van Wylick, in samenhang bezien met de rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige P.M.J. Kursten van 24 januari en 8 augustus 2006, voldoende heeft gemotiveerd dat de aan appellante voorgehouden functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellante zoals omschreven in de FML van 24 maart 2005.
6.4. Uit het vooroverwogene volgt dat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden vernietigd, en dat ook de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven. Nu in hoger beroep alsnog de vereiste motivering is gegeven, zal de Raad de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten.
7. De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 644,-- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van in totaal € 142, vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter en J. Riphagen en H. Bedee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2009.
(get.) H. Bolt.
(get.) I.R.A. van Raaij.
KR