Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH5800

Datum uitspraak2009-03-12
Datum gepubliceerd2009-03-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 08/392 en 08/445
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bouwvergunning. Beschermd stadsgezicht. Geen vergunning vereist op grond van de Monumentenwet of de Monumentenverordening. Geen van de weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet doet zich voor. Geen schending van artikel 3:3 van de Awb


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector bestuursrecht AWB nummer: 08/392 en 08/445 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken inzake het bestuur van de Belangenvereniging Van A tot Z, (08/392) zetelend te Middelburg, eiseres, gemachtigde mr. dr. A. Holleman, (naam), (08/445) wonende te (woonplaats), eiser, gemachtigde mr. dr. A. Holleman, tegen het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg, verweerder. I. Procesverloop Bij besluit van 3 augustus 2007 heeft verweerder aan de gemeente Middelburg (hierna: vergunninghouder) een bouwvergunning verleend voor het tijdelijk dichtzetten van muur- en dakopeningen met underlaymentplaten in de panden op de percelen plaatselijk bekend als Koningstraat 4, 6, 14, 16, en 18, kadastraal bekend als gemeente Middelburg, sectie L, resp. nummers 1971, 1970, 1966, 1965 en 1962. Eiser en eiseres hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft deze bezwaren bij besluiten van 11 maart 2008 ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten hebben eiser en eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. De beroepen zijn op 29 januari 2009 behandeld ter zitting, gelijktijdig met de beroepen van eiseres (procedurenummer 08/393) en eiser (procedurenummer 08/446). Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde en mevrouw (naam). Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden R.J.H. Kwekkeboom en J.J. Marijs. Namens vergunninghouder is R.J.H. Kwekkeboom verschenen. Het onderzoek is ter zitting gesloten. II. Overwegingen 1. Artikel 44 van de Woningwet (Ww) bepaalde - ten tijde en voor zover hier van belang - : 1. De reguliere bouwvergunning mag slechts en moet worden geweigerd, indien: a. de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120; b. de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gegeven bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120; c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld; d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 45, eerste lid, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend, of e. voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend. (…) 3. Op de lichte bouwvergunning is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat: a. onderdeel a van dat lid slechts van toepassing is voor zover de voorschriften die in dat onderdeel zijn bedoeld, betrekking hebben op constructieve veiligheid, en b. onderdeel b van dat lid slechts van toepassing is voor zover de voorschriften die in dat onderdeel zijn bedoeld, van stedenbouwkundige aard zijn. Artikel 45 van de Ww bepaalde - ten tijde en voor zover hier van belang -: 1. In een bouwvergunning voor: a. een woonkeet; b. een bouwwerk, bestemd om in een tijdelijke behoefte, niet zijnde bewoning, te voorzien, niet zijnde een seizoensgebonden bouwwerk als bedoeld in het zesde lid; c. een bouwwerk dat slechts toelaatbaar is ingevolge een voorlopige bestemming of d. een bouwwerk ten aanzien waarvan artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt toegepast, wordt een termijn gesteld, na het verstrijken waarvan het bouwwerk niet langer in stand mag worden gehouden. 2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, is de termijn ten hoogste vijf jaren. (…) 2. Verweerder heeft aan vergunninghouder een tijdelijke bouwvergunning (tot uiterlijk 26 juli 2012) verleend voor het dichtzetten van de muur- en dakopeningen van de panden aan de Koningstraat. Het gaat om legalisatie van reeds door vergunninghouder eerder uitgevoerde bouwwerkzaamheden. De Middelburgse binnenstad, waartoe de Koningstraat behoort, is in september 1985 door de Minister aangewezen als beschermd stadsgezicht. Ter bescherming van dit beschermd stadsgezicht heeft de gemeenteraad van Middelburg op 6 juli 1992 het bestemmingsplan “Beschermd Stadsgezicht” vastgesteld. 3. Verweerder meent de bouwvergunning te hebben moeten verlenen, aangezien geen van de in artikel 44 van de Ww genoemde weigeringsgronden zich hier voordoet. 4. Eiser en eiseres kunnen zich hiermee niet verenigen. Zij stellen dat het op grond van de monumentenverordening van de gemeente Middelburg verboden is een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht zonder schriftelijke vergunning van verweerder in enig opzicht te wijzigen. Volgens eiser en eiseres was er geen noodzaak om een bouwvergunning te verlenen en hebben andere motieven gespeeld bij de verlening daarvan. Het tegengaan van kraken is het eigenlijke motief. Het is voor de gemeente als eigenaar van de panden goedkoper om te slopen dan het verrichten van handelingen tegen kraakacties op grond van de Leegstandswet. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben eiser en eiseres gewezen naar e-mail correspondentie tussen het afdelingshoofd Vergunningverlening en Handhaving en de toenmalige directeur van de dienst Ruimte. Het besluit tot het verlenen van een bouwvergunning is voor een ander doel gebruikt dan waarvoor die bevoegdheid krachtens de wet is verleend en is dus in strijd met artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tot behoud van het beschermd stadsgezicht dienen de woningen te worden hersteld in de oude toestand. De dichtgespijkerde panden geven aan de Koningstraat het beeld van een verpauperde buurt en dit beeld verdraagt zich niet met het vigerend bestemmingsplan “Beschermd Stadsgezicht”, van welk bestemmingsplan de Koningstraat deel uitmaakt, aldus eiser en eiseres. 5. De rechtbank overweegt als volgt. 6. De rechtbank is allereerst van oordeel dat de doelstelling van eiseres, zoals uit haar statuten blijkt, voldoende specifiek en niet te algemeen geformuleerd is om te concluderen dat eiseres door het besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. De rechtbank beschouwt eiseres derhalve als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. 7. Voorts merkt de rechtbank op dat uit het limitatief-imperatief stelsel van artikel 44 van de Ww volgt dat een bouwvergunning moet worden verleend, tenzij één van de daarin genoemde weigeringsgronden zich voordoet. 8. Eiser en eiseres hebben aangevoerd dat voor het dichtzetten van de in geding zijnde woningen vergunningen op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening zijn vereist en dat vanwege het ontbreken daarvan de bouwvergunning op grond van de Ww geweigerd had moeten worden. 9. Ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet 1988 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Op grond van artikel 19, tweede lid, van de Monumentenverordening 2007 van de gemeente Middelburg (hierna: de Monumentenverordening) is het verboden in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften: a. bouwwerken te verstoren, plaatsen, op te richten, af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; b. bouwwerken te herstellen, gebruiken of laten gebruiken op een wijze waardoor het stads- of dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht; c. onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfafscheidingen - niet zijnde een bouwwerk - te wijzigen. 10. De rechtbank stelt vast dat artikel 11 van de Monumentenwet 1988 hier geen toepassing vindt, nu er in casu sprake is van een beschermd stadsgezicht en niet van een monument, zoals bedoeld in dat artikel. Overigens heeft verweerder ten behoeve van de sloop wel een vergunning verleend op grond van artikel 37 van de Monumentenwet 1988. De Monumentenverordening vindt eveneens geen toepassing, aangezien slechts voor een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een vergunning op grond van die verordening is vereist, terwijl het in casu een door de minister aangewezen stadsgezicht betreft. 11. De stelling van eiser en eiseres dat de bouwvergunning in strijd is met het vigerend bestemmingsplan, omdat de in geding zijnde woningen daardoor niet meer overeenkomstig de ter plaatse vigerende bestemming woondoeleinden gebruikt worden, volgt de rechtbank niet. Dat feitelijke bewoning tijdelijk niet mogelijk is, neemt immers niet weg dat geen sprake is van strijdig gebruik met de bestemming woondoeleinden. 12. De rechtbank stelt dan ook vast dat geen van de in artikel 44 van de Ww genoemde weigeringsgronden zich hier voordoet. Verweerder was derhalve gehouden tot verlening van de bouwvergunning. Het door eiser en eiseres gestelde motief van de vergunninghouder voor het aanvragen van de bouwvergunning, namelijk het tegengaan van kraken, kan gelet op het limitatief-imperatief stelsel van artikel 44 van de Ww, geen rol spelen bij de beoordeling door verweerder van de aanvraag. De bepalingen van de Leegstandswet kunnen evenmin in dit kader een rol spelen, nu deze wet niet genoemd wordt in artikel 44 van de Ww. Van overtreding van het in artikel 3:3 van de Awb neergelegde verbod van détournement de pouvoir door verweerder is de rechtbank niet gebleken. 13. Gezien het voorgaande verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, noch voor het toekennen van schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Awb, nu daartoe op grond van dit artikel slechts kan worden overgegaan indien het beroep gegrond wordt verklaard. III. Uitspraak De Rechtbank Middelburg verklaart de beroepen ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier en op 12 maart 2009 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: 12 maart 2009