Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH5808

Datum uitspraak2009-03-12
Datum gepubliceerd2009-03-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 08/393 en 08/446
Statusgepubliceerd


Indicatie

Sloopvergunning op grond van artikel 8.1.6 van de Bouwverordening. Geen vergunning vereist op grond van de Monumentenwet of de Monumentenverordening. Geen van de weigeringsgronden van artikel 8.1.6 van de Bouwverordening doet zich hier voor. Geen schending van artikel 3:3 van de Awb.


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector bestuursrecht AWB nummer: 08/393 en 08/446 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken inzake het bestuur van de belangenvereniging Van A tot Z, (08/393) eiseres, zetelend te Middelburg, gemachtigde mr. dr. A. Holleman, (naam), (08/446) eiser, wonende te (woonplaats), gemachtigde mr. dr. A. Holleman, tegen het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg, verweerder. I. Procesverloop Bij besluit van 8 augustus 2007 heeft verweerder aan de gemeente Middelburg (hierna: vergunninghouder) op grond van artikel 8.1.1. van de Bouwverordening van de gemeente Middelburg (hierna: de Bouwverordening) vergunning verleend voor het gedeeltelijk slopen van de binneninrichting op de percelen, plaatselijk bekend als Koningstraat 4, 6, 14, 16 en 18, kadastraal bekend gemeente Middelburg, sectie L, resp. nummers 1971, 1970, 1966, 1965 en 1962. Eiser en eiseres hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft deze bezwaren bij besluiten van 11 maart 2008 gegrond verklaard en wederom een sloopvergunning verleend op grond van de Bouwverordening, onder gelijktijdige verlening van een vergunning op grond van artikel 37 van de Monumentenwet 1988. Tegen deze besluiten hebben eiser en eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. De beroepen zijn op 29 januari 2009 behandeld ter zitting, gelijktijdig met de beroepen van eiseres (procedurenummer 08/392) en eiser (procedurenummer 08/445). Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde en mevrouw (naam). Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden R.J.H. Kwekkeboom en J.J. Marijs. Namens vergunninghouder is R.J.H. Kwekkeboom verschenen. Het onderzoek is ter zitting gesloten. II. Overwegingen 1. Op grond van artikel 8.1.1 van de Bouwverordening is het verboden bouwwerken, standplaatsen en woonwagens daaronder begrepen, te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning). Artikel 8.1.6 van de Bouwverordening bepaalt: Een sloopvergunning moet worden geweigerd indien: a. de veiligheid tijdens het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd; b. de bescherming van nabijgelegen gebouwen in verband met het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd; c. een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend; d. een vergunning op grond van een leefmilieuverordening op grond van de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing is vereist en deze niet is verleend; e. een aanlegvergunning op grond van het bestemmingsplan of op grond van een voorbereidingsbesluit is vereist en deze niet is verleend. 2. Verweerder heeft aan vergunninghouder vergunning verleend voor de sloop van een deel van het interieur van de panden aan de Koningstraat. Het gaat om legalisatie van reeds eerder door vergunninghouder uitgevoerde sloopwerkzaamheden. De Middelburgse binnenstad, waartoe de Koningstraat behoort, is in september 1985 door de Minister aangewezen als beschermd stadsgezicht. Ter bescherming van dit beschermd stadsgezicht heeft de gemeenteraad van Middelburg op 6 juli 1992 het bestemmingsplan “Beschermd Stadsgezicht” vastgesteld. 3. Verweerder meent de sloopvergunning te hebben moeten verlenen, aangezien geen van de in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening genoemde weigeringsgronden zich hier voordoet. 4. Eiser en eiseres kunnen zich hiermee niet verenigen. Volgens hen was er geen noodzaak om een sloopvergunning te verlenen en hebben andere motieven gespeeld bij de verlening daarvan. Er is niet gebleken van reële gezondheidsrisico’s, zodat het vermelden van zo’n risico in de sloopvergunning een oneigenlijk argument is geweest. Het tegengaan van kraken is het eigenlijke motief. Het is voor de gemeente als eigenaar van de panden goedkoper om te slopen dan het verrichten van handelingen tegen kraakacties op grond van de Leegstandswet. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben eiser en eiseres gewezen naar e-mail correspondentie tussen het afdelingshoofd Vergunningverlening en Handhaving en de toenmalige directeur van de dienst Ruimte. Het besluit tot het verlenen van een sloopvergunning is voor een ander doel gebruikt dan waarvoor die bevoegdheid krachtens de wet is verleend en is dus in strijd met artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tot behoud van het beschermd stadsgezicht dienen de woningen te worden hersteld in de toestand van voor de onrechtmatige sloop van de interieurs, aldus eiser en eiseres. 5. De rechtbank overweegt als volgt. 6. De rechtbank is allereerst van oordeel dat de doelstelling van eiseres, zoals uit haar statuten blijkt, voldoende specifiek en niet te algemeen geformuleerd is om te concluderen dat eiseres door het besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. De rechtbank beschouwt eiseres derhalve als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. 7. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) – de rechtbank verwijst onder meer naar de uitspraak van 13 augustus 2008 (LJN: BD9972) – heeft artikel 8.1.6 van de Bouwverordening een limitatief en imperatief karakter en kan en moet een sloopvergunning op grond van de Bouwverordening alleen dan worden geweigerd, indien zich één van de daarin genoemde weigeringsgronden voordoet. 8. Eiser en eiseres hebben aangevoerd dat voor de in geding zijnde sloop vergunningen op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening zijn vereist en dat vanwege het ontbreken daarvan de sloopvergunning op grond van de Bouwverordening geweigerd had moeten worden. 9. Ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet 1988 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Op grond van artikel 19, tweede lid, van de Monumentenverordening 2007 van de gemeente Middelburg (hierna: de Monumentenverordening) is het verboden in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften: a. bouwwerken te verstoren, plaatsen, op te richten, af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; b. bouwwerken te herstellen, gebruiken of laten gebruiken op een wijze waardoor het stads- of dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht; c. onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfafscheidingen - niet zijnde een bouwwerk - te wijzigen. 10. De rechtbank stelt vast dat artikel 11 van de Monumentenwet 1988 hier geen toepassing vindt, nu er in casu sprake is van een beschermd stadsgezicht en niet van een monument, zoals bedoeld in dat artikel. Overigens heeft verweerder ten behoeve van de sloop wel een vergunning verleend op grond van artikel 37 van de Monumentenwet 1988. De Monumentenverordening vindt eveneens geen toepassing, aangezien slechts voor een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een vergunning op grond van die verordening is vereist, terwijl het in casu een door de minister aangewezen stadsgezicht betreft. 11. De rechtbank stelt dan ook vast dat geen van de in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening genoemde weigeringsgronden zich hier voordoet. Verweerder was derhalve gehouden tot verlening van de sloopvergunning. Het door eiser en eiseres gestelde motief van de vergunninghouder voor het aanvragen van de sloopvergunning, namelijk het tegengaan van kraken, kan gelet op het limitatief-imperatief karakter van artikel 8.1.6 van de Bouwverordening, geen rol spelen bij de beoordeling door verweerder van de aanvraag. De bepalingen van de Leegstandswet kunnen evenmin in dit kader een rol spelen, nu deze wet niet genoemd wordt in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening. Van overtreding van het in artikel 3:3 van de Awb neergelegde verbod van détournement de pouvoir door verweerder is de rechtbank niet gebleken. 12. Gezien het voorgaande verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, noch voor het toekennen van schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Awb, nu daartoe op grond van dit artikel slechts kan worden overgegaan indien het beroep gegrond wordt verklaard. III. Uitspraak De Rechtbank Middelburg verklaart de beroepen ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier en op 12 maart 2009 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: 12 maart 2009