Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH5885

Datum uitspraak2009-03-12
Datum gepubliceerd2009-03-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002636-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren.


Uitspraak

Parketnummer: 24-002636-07 Parketnummer eerste aanleg: 17-044108-03 Arrest van 12 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 28 november 2003 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1948] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. J.J. de Vries, advocaat te Leeuwarden. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en heeft omtrent het in beslag genomen voertuig beslist, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Hij heeft voorts opgemerkt dat het in beslag genomen voertuig reeds is teruggegeven aan de eigenaar. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 31 maart 2003, te of bij [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B en/of C en/of D en/of E, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 31 maart 2003 bij [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de [straat], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich op 31 maart 2003 bij [plaats] schuldig gemaakt aan overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 door een personenauto te besturen, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Verdachte heeft zich daar niets aan gelegen laten liggen en is desondanks gaan rijden. Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte in mei 2003 onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (onder meer) het meermalen overtreden van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte is destijds onder meer een ontzegging van de rijbevoegdheid van 9 maanden opgelegd. Deze veroordeling heeft het hof niet in verzwarende zin laten meewegen in de thans op te leggen straf. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is een werkstraf van na te melden duur, zoals door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden. Omdat aan verdachte kort na de pleegdatum van het onderhavige feit al een ontzegging van de rijbevoegdheid ter zake van overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994 is opgelegd en er sinds het plegen van dit feit inmiddels bijna zes jaren zijn verstreken, zal het hof in dit geval geen ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d en 63 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 (oud) en 176 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast. Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.