Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH5892

Datum uitspraak2009-03-04
Datum gepubliceerd2009-03-12
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers104651
Statusgepubliceerd


Indicatie

weigering erkenning gemeente ivm huwelijk van de man in Somalië. art. 204, derde lid BW. Man, nog zonder verblijfstatus, heeft kind met vrouw hier in Nederland. Gemeente kan man niet toelaten tot erkenning omdat uit stukken IND is gebleken dat man getrouwd is in Somalië en daar ook een dochter heeft. Man weet door oorlogssituatie niet waar vrouw en dochter zijn, al 8 jaar geen contact. Echtscheidingsprocedure gestart. Verzoek vaststellen band tussen man en vrouw die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen en dat tussen man een kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. In gevallen als onderhavige prevaleert belang kind boven dat van echtgenote van de biologische vader. Verzoek toegewezen.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht HZ zaak- en rekestnummer: 104651 / FA RK 08-779 datum: 4 maart 2009 Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: verzoeker, wonende te [], verzoekende partij, advocaat: mr. L.J.P. Mentink, De verzoekende partij zal verder ook worden aangeduid als de man. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter griffie van deze rechtbank is op 8 september 2008 een verzoekschrift van de man ingekomen waarin wordt verzocht: - vast te stellen dat aannemelijk is dat tussen de man en Vrouw (hierna: de vrouw), geboren op 24 augustus 1983 te [], wonende te [], een band bestaat die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen; - vast te stellen dat tussen de man en de minderjarige Kind, geboren in de gemeente [] op 23 februari 2008, een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Bij beschikking van deze rechtbank van 5 november 2008 is mr. C. de Bie-Koopman, advocaat te Alkmaar, benoemd tot bijzondere curator over Kind. De bijzondere curator heeft zich bij brief van 8 december 2008 uitgelaten. Bij de stukken bevinden zich een eerste en nader gehoor van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) en een schriftelijke weigering van de gemeente Alkmaar de man toe te laten tot erkenning van Kind. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 februari 2009, alwaar zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Mentink, de vrouw, Kind en de bijzondere curator. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK Door de omstandigheid dat de man een onbekende nationaliteit heeft draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt. Deze vraag kan op grond van het bepaalde in artikel 3 aanhef en onder a van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering bevestigend worden beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat de man, de vrouw en de minderjarige hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Vervolgens komt aan de orde welk rechtsstelsel op het verzoek van toepassing is. De beantwoording van die vraag dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 5 in samenhang met artikel 4 van de Wet conflictenrecht afstamming (hierna: WCA). In artikel 5 van de WCA is bepaald dat of en op welke wijze een erkenning kan worden tenietgedaan, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor de erkenning, wordt bepaald door het ingevolge artikel 4, eerste en tweede lid, toegepaste recht. In artikel 4, eerste lid, van de WCA is bepaald dat of erkenning door een man familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen met en een kind, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor de erkenning, wordt bepaald door het recht van de staat waarvan de man de nationaliteit bezit. Indien volgens dat recht erkenning niet of niet meer mogelijk is, is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Is zij ook volgens dat recht niet of niet meer mogelijk, dan is bepalend het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Is zij volgens dat recht ook niet of niet meer mogelijk, dan is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de man. De rechtbank is van oordeel dat, nu de nationaliteit van de man onbekend is, het Nederlands recht van toepassing is als het recht van de gewone verblijfplaats van het kind. De man legt aan zijn verzoekschrift het volgende ten grondslag. De man is afkomstig uit Somalië en heeft -nog- geen verblijfstatus. Hiertoe lopen tal van procedures. De man heeft een relatie met de vrouw. Zij heeft de Nederlandse nationaliteit. Uit deze relatie is Kind geboren. De man woont officieel in [], maar is overdag bij de vrouw en Kind in []. De man heeft getracht Kind te erkennen. Hij kon zich echter niet legitimeren, waarop de gemeente Alkmaar de man gevraagd heeft om inzage in de rapporten van gehoor van de IND met betrekking tot de asielprocedure teneinde zijn identiteit vast te stellen. Uit deze rapporten is gebleken dat man ten tijde van zijn aankomst in Nederland in 2000 in Somalië gehuwd was en een dochter heeft. De man is zijn vrouw en dochter door de oorlogsituatie in Somalië kwijt geraakt en hij weet nog steeds niet waar ze zijn. Hij heeft dan ook al 8 jaar geen enkel contact meer gehad. De gemeente Alkmaar heeft de man vervolgens niet toegelaten tot erkenning en de man geadviseerd bij de rechtbank een verzoek op grond van artikel 204 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) te doen. De wens van de man en de vrouw is dat Kind door de man wordt erkend. De man is van mening dat hij een relatie met de vrouw heeft die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen en dat bovendien tussen hem en Kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Ter zitting is namens de man aangevoerd dat er thans ook een echtscheidingsprocedure aanhangig is gemaakt om de echtscheiding van de man en zijn echtgenote in Somalië te bewerkstelligen. De bijzondere curator heeft aangegeven dat de man en de vrouw verteld hebben dat de komst van Kind gepland en gewenst was. Zij hebben verdriet van het feit dat zij vanwege de verblijfstatus van de man niet kunnen samenwonen, maar zien elkaar wel dagelijks. De man neemt een groot deel van de verzorging en opvoeding van Kind op zich. De bijzondere curator heeft de band tussen de man en Kind waargenomen. De bijzondere curator is van mening dat er geen enkel beletsel is om het verzoek toe te wijzen. Zij acht toewijzing van het verzoek in het belang van Kind, zodat Kind daarna door de man, haar biologische vader, kan worden erkend en er tussen de man en Kind familierechtelijke betrekkingen zullen ontstaan. De rechtbank overweegt als volgt. Aan de erkenning staat het bepaalde in artikel 1:204, derde lid, van het BW in de weg, nu de man in Somalië is gehuwd. Ingevolge dit artikel is de erkenning van een kind door een gehuwde man nietig, tenzij de rechtbank heeft vastgesteld dat aannemelijk is dat tussen de man en de moeder een band bestaat of heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen of dat tussen de man en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Niet in geding is dat de man de biologische vader is van Kind. Uit de Nota naar aanleiding van het Verslag (Kamerstukken II 1996/97, 24 649, nr. 6, p.5) blijkt dat in gevallen als het onderhavige het belang van het kind bij het ontstaan van een juridische afstammingsband dient te prevaleren boven het belang van de echtgenote van de biologische vader bij bescherming tegen verstoring van haar huwelijk. In dit geval is de echtgenote zelfs niet in beeld en heeft de man een echtscheidingsverzoek ingediend. Gelet op het voorgaande, de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat tussen de man en de vrouw een band bestaat die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen en dat ook tussen de man een Kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. De rechtbank gaat er vanuit dat hierna genoemde verklaring voor recht de ambtenaar van de burgerlijke stand dienstig zal zijn bij het opmaken van de akte van erkenning. BESLISSING: De rechtbank: verklaart voor recht dat tussen Verzoeker, geboren op 10 februari 1976 te []: - en Vrouw, geboren op 24 augustus 1983 te [], een band bestaat die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen; - en de minderjarige Kind, geboren in de gemeente Alkmaar op 23 februari 2008 een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2009 in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier. U kunt tegen deze beschikking in hoger beroep gaan bij het Gerechtshof te Amsterdam. U kunt dit hoger beroep instellen binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. Het beroep moet namens u worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. In plaats van een door de aanvrager van rechtsbijstand over te leggen verklaring van de burgemeester over zijn inkomen en vermogen kan er nu worden volstaan met het opgeven van het sofinummer, op basis waarvan de Raad informatie inwint bij de belastingdienst. In civiele zaken waarin zonder advocaat wordt geprocedeerd geldt dat aan de griffie in plaats van een verklaring van de burgemeester een verklaring van de raad (opgesteld op basis van de door de belastingdienst verstrekte gegevens) wordt overgelegd. Afhankelijk van die draagkracht wordt een zogenaamde toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage. Die bijdrage is afhankelijk van de hoogte van de draagkracht. Als de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, dan geldt de beschikking al wel, zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.