Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH6006

Datum uitspraak2009-03-04
Datum gepubliceerd2009-03-13
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 07/2286
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 43 Meststoffenwet. Beroep ontvankelijk. Als gevolg van verrekening geen fosfaat- en mineraalheffing meer verschuldigd. Eiser heeft belang bij vernietiging naheffingsaanslagen. Rentenadeel komt voor vergoeding in aanmerking op de voet van artikel 8:73 van de Awb.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer registratienummer: AWB 07/2286 uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 4 maart 2009 inzake [X], wonende te [Z], eiser, tegen de inspecteur van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1999 met dagtekening 30 oktober 2002 opgelegd een naheffingsaanslag fosfaatheffing met aanslagnummer [1] van f 22.035 alsmede een verzuimboete van € 70,55 en een naheffingsaanslag stikstofheffing van f 3.732 met aanslagnummer [2] alsmede een verzuimboete van € 32,33. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 12 april 2007 de naheffingsaanslagen gehandhaafd en de boeten verminderd tot nihil. Eiser heeft daartegen bij brief van 18 mei 2007, ontvangen door de rechtbank op 22 mei 2007, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij. Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juni 2008 in een meervoudige kamer te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. [A]. Verweerder heeft daarbij de volgende stukken overgelegd: een afschrift van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van het Gerechtshof Arnhem van 20 februari 2003 inzake een beroep van eiser met kenmerk 02/03972; een afschrift van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de tiende enkelvoudige kamer van Gerechtshof Arnhem van 13 december 2006 inzake een beroep van eiser met kenmerk 02/03402 en een afschrift van een uittreksel uit het bestand verzonden brieven van verweerder. Het onderzoek ter zitting is geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere inlichtingen te verschaffen. Verweerder heeft die inlichtingen verschaft bij brief van 26 juni 2008, door de rechtbank ontvangen op 27 juni 2008. Een afschrift van die brief is aan eiser gezonden. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 8 juli 2008, door de rechtbank ontvangen op 16 juli 2008. Een afschrift van die brief is aan verweerder verstrekt. De behandeling van de zaak is daarna door de meervoudige kamer verwezen naar een enkelvoudige kamer. Op 1 december 2008 heeft bij deze rechtbank een nadere zitting plaatsgevonden. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. [A]. 2. Feiten Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast. Eiser heeft voor het jaar 1999 verfijnd MINAS-aangifte gedaan. Eiser heeft in die aangifte de verschuldigde fosfaatheffing berekend op f 22.035 en de verschuldigde stikstofheffing op f 3.732. Eiser heeft die belasting niet voldaan. In verband daarmee heeft verweerder - een naheffingsaanslag fosfaatheffing opgelegd van f 22.035 met een verzuimboete van f 70,55. Voor f 14.890 daarvan is uitstel van betaling verleend. Aldus resteerde een te betalen bedrag van f 7.125,55 (€ 3.233,43). - een naheffingsaanslag stikstofheffing ter grootte van f 3.732 opgelegd met een verzuimboete van f 32,33. Voor een bedrag van f 499 is uitstel van betaling verleend. Aldus resteerde een te betalen bedrag van f 3.265,33 (€ 1.481,74). Eiser heeft tegen beide naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt. Door verweerder is een niet gedateerde als voor bezwaar vatbaar aangeduide verrekeningsbeschikking overgelegd. Daarin is het volgende overzicht opgenomen: “ Heffingsjaar Fosfaatsaldo/-overschot in kg Stikstofsaldo/-overschot in kg 1998 1.689 214 1999 -2.208 -2.488 2000 997 2.471 2001 -129 993 2002 3.727 8.558 2003 -1.305 2.491 2004 402 4.360 2005 347 -844 Resterend saldo/overschot 2005 3.520 15.755 ”. Voorts staat daarin het volgende vermeld: “ Omdat er sprake is van een resterend saldo 2005 voor zowel fosfaat als stikstof, zijn alle eventuele openstaande vorderingen op de mestnummers en het relatienummer verrekend. U hoeft niets meer te betalen. (...) Als er sprake is van teveel betaalde heffingen, dan zal de ontvanger van Dienst Regelingen u nader informeren over het terug te ontvangen bedrag.”. Deze verrekeningsbeschikking is op 10 augustus 2007 naar eiser verzonden. Bij brief van 26 juni 2008 schrijft verweerder aan de rechtbank onder meer het volgende: “ In het navolgende overzicht ziet u de bedragen die voor die heffingsjaren door de Ontvanger zijn ontvangen en nadien retour zijn betaald: Ontvangen datum Retourbetaling datum Fosfaatheffing 99 € 3233,43 14-11-02 € 3233,43 30-01-03 Stikstofheffing 99 € 1481,74 14-11-02 € 1481,74 30-01-03”. Eiser heeft zijn schade als volgt gespecificeerd: “Betaaldatum Retourdatum Dagen Bedrag Rente 5% 14-11-02 30-01-03 77 3233,43 34,11 14-11-02 30-01-03 77 1478,74 15,6 12-01-04 21-09-07 1348 975,17 180,07 31-01-06 28-02-06 28 11745 45,05 05-04-06 01-06-07 422 1941 112,21 Totaal 387,03”. 3. Geschil In geschil is of eiser ontvankelijk is in zijn beroep. Eiser beantwoordt deze vraag bevestigend. Verweerder beantwoordt deze vraag ontkennend. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen, veroordeling van verweerder in de proceskosten door eiser begroot op € 205,00 en toekenning van een schadevergoeding van € 387,03. 4. Beoordeling van het geschil Eiser heeft verzocht om vernietiging van de naheffingsaanslagen. Volgens verweerder heeft eiser hierbij geen belang meer omdat eiser over de jaren 1998 tot en met 2005 uiteindelijk geen fosfaat- en stikstofheffing is verschuldigd en alle in verband met aanslagen over die jaren eerder verschuldigde bedragen aan eiser zijn geretourneerd. Verweerder wijst er in dit verband op dat met ingang van 1 januari 2006 de Meststoffenwet geen vergelijkbare verrekeningsmogelijkheden kent en dat daardoor er ook in de toekomst geen belang meer kan ontstaan bij vernietiging van de betrokken naheffingsaanslagen. Deze grief van eiser slaagt. Nu er na verrekening van de saldi van het betrokken jaar met saldi van andere jaren met betrekking tot het betrokken jaar niets meer verschuldigd is aan fosfaat- en stikstofheffing had verweerder de naheffingsaanslagen dienen te vernietigen. Dat hieromtrent niets is bepaald in artikel 43 van de Meststoffenwet (tekst tot en met 31 december 2005) doet daaraan niet af. Uit de stukken blijkt niet dat de naheffingsaanslagen zijn vernietigd. Nu eiser heeft verzocht om toekenning van een schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 Awb heeft eiser hierbij ook belang. Immers vernietiging van de naheffingsaanslagen betekent dat het beroep gegrond moet worden verklaard hetgeen een voorwaarde is voor toekenning van schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 van de Awb. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond moet worden verklaard. 5. Verzoek om schadevergoeding Eiser heeft verzocht om vergoeding van renteschade op de voet van artikel 8:73 van de Awb. Eiser heeft ter onderbouwing daarvan het onder 2 opgenomen overzicht verstrekt. Uit die specificatie blijkt dat slechts € 49,71 (€ 34,11 en 15,60) van het gestelde bedrag betrekking heeft op de onderhavige naheffingsaanslagen. Verweerder heeft niet betwist dat eiser deze schade heeft geleden en dat deze voor vergoeding in aanmerking komt. De vordering zal daarom voor een bedrag van € 49,71 worden toegewezen. 6. Proceskosten Eiser heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Eiser heeft de kosten daarvan begroot op € 205 (€ 40 reiskosten per auto en € 165 verletkosten voor zes uren). Op grond van artikel 8:75 van de Awb juncto arikel 1, aanhef en onderdeel c, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) komen reiskosten van een partij voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Laatstgenoemd artikel voorziet in een vergoeding op basis van de kosten voor het openbaar vervoer. De rechtbank heeft deze kosten (reiskosten [Z]-Arnhem vice versa) met inachtneming daarvan begroot op € 18,37 per zitting, derhalve totaal € 36,74. Op grond van artikel 8:75 van de Awb juncto artikel 1, aanhef en onderdeel d, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van het Besluit komen verletkosten van een partij voor vergoeding in aanmerking op basis van een tarief dat afhankelijk van de omstandigheden tussen € 4,54 en € 53,09 per uur bedraagt. Het door eiser genoemde tarief ligt tussen beide genoemde bedragen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het aantal uren en de hoogte van het tarief. Deze kosten komen daarom voor het gevraagde bedrag voor vergoeding in aanmerking. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank verweerder zal veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van € 201,74 (€ 36,74 reiskosten + € 165 verletkosten) 7. Beslissing De rechtbank - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraken op bezwaar; - vernietigt de naheffingsaanslag fosfaatheffing voor het jaar 1999 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van het vernietigde besluit; - vernietigt de naheffingsaanslag stikstofheffing voor het jaar 1999 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van het vernietigde besluit; - veroordeelt verweerder in de renteschade die eiser heeft geleden tot een bedrag van € 49,71; - veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiser heeft gemaakt tot een bedrag van € 201,74 en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) aan dit bedrag aan eiser te voldoen; - gelast de Staat der Nederlanden(Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) aan eiser het door hem betaalde griffierecht ad € 39 te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan op 4 maart 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier. De griffier, De rechter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep.