Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH6261

Datum uitspraak2009-03-17
Datum gepubliceerd2009-03-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-004856-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mede gelet op de verklaring van aangeefster [aangeefster], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, heeft het hof de overtuiging bekomen dat de verdachte de aangeefster heeft aangeraakt op de wijze zoals in de tenlastelegging is vermeld. Het hof is echter van oordeel dat niet overtuigend bewezen kan worden geacht dat die aanraking in de onderhavige situatie een feitelijke aanranding van de eerbaarheid in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.


Uitspraak

Rolnummer: 22-004856-08 Parketnummer: 11-710688-08 Datum uitspraak: 17 maart 2009 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 11 september 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968, adres: [adres]. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 maart 2009. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van EUR 250,- met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 15 januari 2008 te Dordrecht, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van de borst(en) en/of bil(len) van die [aangeefster] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds vastpakken en/of vasthouden en/of omarmen van die [aangeefster] (in het kantoor van verdachte), waartegen die [aangeefster] zich niet kon verweren. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts is een beslissing gegeven omtrent de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, een en ander als nader in het vonnis omschreven. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Vrijspraak Mede gelet op de verklaring van aangeefster [aangeefster], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, heeft het hof de overtuiging bekomen dat de verdachte de aangeefster heeft aangeraakt op de wijze zoals in de tenlastelegging is vermeld. Het hof is echter van oordeel dat niet overtuigend bewezen kan worden geacht dat die aanraking in de onderhavige situatie een feitelijke aanranding van de eerbaarheid in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht oplevert. Nu naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, dient de verdachte daarvan te worden vrijgesproken. Vordering tot schadevergoeding In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd. Als gemachtigde van de benadeelde partij heeft [gemachtigde] een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiƫle en immateriƫle schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van EUR 552,80. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van EUR 250,-. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist. Nu de verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. Gelet op de beslissing die ter zake van de vordering van de benadeelde partij zal worden gegeven zal het hof bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten dragen. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering. Bepaalt dat de benadeelde partij [aangeefster] en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen. Dit arrest is gewezen door mr. C.M.P. Flint-Van Noort, mr. T.E. van der Spoel en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 maart 2009. mr. C.J.A. Sabatier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.