Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH6276

Datum uitspraak2009-03-18
Datum gepubliceerd2009-03-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers263384 HARK 09-71
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek tot wraking politierechter afgewezen. Wraking kan alleen gegrond worden op feiten en omstandigheden met betrekking tot de behandelend rechter en kan dus niet zien op de rechter in zijn algemeenheid die deel uit maakt van het rechterlijke systeem. Er is onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat het de rechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT zaaknummer: 263384 HARK 09-71 beslissing van de rechtbank Utrecht, meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingsverzoeken, in de zaken van 1. [verzoeker sub 1], wonende te [woonplaats], 2. [verzoeker sub 2], wonende te [woonplaats], 3. [verzoeker sub 3], wonende te [woonplaats], 4. [verzoeker sub 4], wonende te [woonplaats], 5. [verzoeker sub 5], wonende te [woonplaats], 6. [verzoeker sub 6], wonende te [woonplaats], 7. [verzoeker sub 7], wonende te [woonplaats], 8. [verzoeker sub 8], wonende te [woonplaats], 9. [verzoeker sub 9], zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland, hierna te noemen: verzoekers, Raadsman: mr. E.Th. Hummels, advocaat te Zeist, hierna te noemen: mr. Hummels, tegen mr. [X], politierechter van de rechtbank te Utrecht, hierna te noemen: mr. [X]. De procedure 1.1 Verzoekers zijn gedagvaard voor de politierechterzitting op 25 februari 2009. Verzoekers worden verdacht van overtreding van artikel 139 en artikel 144 van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de openbare terechtzitting, waarbij mr. [X] optrad als politierechter in de zaken met parketnummers 16/445425-8, 16/445434-08, 16/445422-08, 16/445424-08, 16/445428-08, 16/445433-08, 16/445435-08, 16/445436-08 en 16/445438-08 hebben verzoekers hun verzoeken tot wraking van mr. [X] ingediend. 1.2 Mr. [X], die niet in de wraking heeft berust, heeft schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd. Voorts heeft zij meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. 1.3 De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op de openbare zitting van 4 maart 2009, waarbij is verschenen verzoeker [verzoeker sub 4], bijgestaan door mr. Hummels. Voorafgaand aan de zitting heeft mr. Ph.A. van Logten, officier van justitie, bericht niet te kunnen verschijnen. 1.4 Bij brief van 2 maart 2009 heeft de griffier mr. Hummels uitgenodigd voor de zitting van de wrakingskamer op 4 maart 2009 om het wrakingsverzoek toe te lichten. Daarbij is hem verzocht zijn cliƫnten daarvan op de hoogte te stellen. Op de zitting heeft mr. Hummels de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek van verzoekster [verzoeker sub 2] overgelegd en namens haar en de overige verzoekers, met uitzondering van verzoeker [verzoeker sub 7], voorgedragen. Mr. Hummels heeft er daarbij uitdrukkelijk op gewezen dat hij niet namens [verzoeker sub 7] kan spreken, aangezien hij geen contact heeft gehad met [verzoeker sub 7] en [verzoeker sub 7] mogelijk ook niet op de hoogte was van de zittingsdatum van deze wrakingskamer. Gelet op het proces-verbaal van de zitting van 25 februari 2009 is mr. Hummels ervan uitgegaan dat niet alleen hij, maar ook de verzoekers zelf een oproeping zouden ontvangen voor deze zitting van de wrakingskamer. 1.5 Gelet op de eerder ter zitting gedane mededeling van de politierechter dat de verzoekers ook zullen worden opgeroepen voor de zitting van de wrakingskamer, heeft de wrakingskamer er begrip voor dat mr. Hummels in de veronderstelling verkeerde dat [verzoeker sub 7] zelf een uitnodiging zou ontvangen. Uit zorgvuldigheidsoverwegingen is dan ook besloten mr. Hummels en verzoeker [verzoeker sub 7] opnieuw in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, en wel tijdens een nadere zitting van de wrakingskamer op 12 maart 2009. 1.6 Bij faxbericht van 10 maart 2009 heeft mr. Hummels bericht dat verzoeker [verzoeker sub 7] niet op de zitting van 12 maart 2009 zal verschijnen en dat [verzoeker sub 7] zich aansluit bij hetgeen door of namens de overige verzoekers reeds op 4 maart 2009 naar voren is gebracht. Mr. Hummels heeft daarbij meegedeeld dat ook hijzelf niet ter zitting zal verschijnen. Vervolgens is tijdens de zitting van de wrakingskamer op 12 maart 2009 geen van de partijen verschenen. Overwegingen 2.1 Verzoekers hebben mr. [X] gewraakt, aangezien zij hun gemotiveerde verzoeken om gebruik te maken van haar verschoningsrecht direct heeft afgewezen en daarmee blijk heeft gegeven die verzoeken niet serieus te nemen. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat mr. [X] daarbij is uitgegaan van de vanzelfsprekendheid van haar taak en haar oordeel, waaruit vooringenomenheid blijkt. De rechter die namens de rechtsstaat, die door verzoekers wordt bestreden, over hen oordeelt, pleegt eigen richting namens die rechtsstaat. De rechter die niet wil inzien dat het straffen van activisten per definitie een politieke daad is, wordt om die redenen gewraakt. Alles aldus verzoekers. 2.2 Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van de verdachte de rechter ,die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. 2.3 Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, dit alles in samenhang met de door de Hoge Raad en de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien objectief bepaalde feiten of omstandigheden de rechtzoekende grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. 2.4 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. 2.5 Er zijn geen feiten en / of omstandigheden gesteld dan wel gebleken op grond waarvan thans geoordeeld dient te worden dat er sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van mr. [X] jegens verzoekers. Beoordeeld moet dan ook worden of naar objectieve maatstaven gebleken is van feiten en omstandigheden die verzoekers grond hebben gegeven voor de vrees dat het mr. [X] aan onpartijdigheid heeft ontbroken. 2.6 De rechtbank stelt vast dat het wrakingsverzoek niet is gebaseerd op concrete, op mr. [X] toegespitste argumenten. Immers, hetgeen verzoekers aanvoeren ter onderbouwing van hun verzoeken heeft betrekking op hun visie op de rechtsstaat en de overheid in het algemeen. Naar het oordeel van de rechtbank vormt het feit dat mr. [X] deel uitmaakt van de rechterlijke macht objectief geen rechtvaardiging voor de vrees van verzoekers dat mr. [X] vooringenomen is. Voor zover verzoekers het mr. [X] kwalijk nemen dat zij haar taak om op te treden als politierechter als vanzelfsprekend acht, geldt dat niet kan worden aangenomen dat dit leidt tot enige vooringenomenheid jegens verzoekers. Wraking kan alleen gegrond worden op feiten en omstandigheden met betrekking tot de behandelend rechter en kan dus niet zien op de rechter in zijn algemeenheid die deel uit maakt van het rechterlijke systeem. 2.7 De rechtbank moet dan ook concluderen dat er onvoldoende aanleiding is voor het oordeel dat het mr. [X] aan onpartijdigheid heeft ontbroken. Het verzoek dient, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dan ook te worden afgewezen. Beslissing De rechtbank Utrecht, 3.1 wijst het verzoek af; 3.2 draagt de griffier op deze beslissing aan verzoekers, mr. [X] en de officier van justitie toe te zenden, alsmede aan mr. I.J.B. Corbey (sectorvoorzitter van de sector strafrecht van deze rechtbank) en de president van de rechtbank; 3.3 bepaalt dat de zaken dienen te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van schorsing in verband met dit wrakingsverzoek. Deze beslissing is gegeven door mr. J. Sap, voorzitter, en mrs. P. Bender en P. Dondorp, leden van de meervoudige kamer, en is in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2009, in het bijzijn van de griffier mr. M.S.D. de Weerd.