Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH6445

Datum uitspraak2009-02-12
Datum gepubliceerd2009-03-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers223560 AZ VERZ 08-91
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Verzoek voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 Rv. Verweer met een beroep op de afwijzingsgrond ‘geen belang’. Verweer niet gehonoreerd, omdat de grondslag van het verzoek juist datgene behelst wat tussen partijen in geschil is en uiteindelijk vermoedelijk bewezen zal moeten worden.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector kanton Locatie Dordrecht kenmerk: 223560 AZ VERZ 08-91 beschikking van de kantonrechter te Dordrecht van 12 februari 2009 inzake het verzoek van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Phidias Development Solutions B.V., statutair gevestigd te Nieuwegein en kantoorhoudende te Vianen, verzoekster, gemachtigde mr. O.R. Siemelink; welk verzoek strekt tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, tegen welk verzoek verweer is gevoerd door: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Provide Consultancy B.V., gevestigd te Maarssen en kantoorhoudende te De Meern, verweerster, gemachtigde mr. E. Brouwer, het verzoek richt zich eveneens tegen: [naam ], wonende te [adres], die het verzoek niet heeft weersproken. Partijen worden hierna ook aangeduid als ‘Phidias’ respectievelijk ‘Provide’ en ‘[werknemer van Phidias]’. Verloop van de procedure De kantonrechter beslist op de volgende processtukken: 1. het verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 8 oktober 2008; 2. het verweerschrift d.d. 17 oktober 2008; 3. de schriftelijke pleitaantekeningen van verzoekster; 4. de overgelegde producties. De behandeling van het verzoekschrift is bepaald op 22 januari 2009. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtig¬den. De gemachtigden van partijen hebben gepersisteerd bij het in het verzoekschrift en verweerschrift gestelde en hebben hun standpunten nog mondeling nader toege¬licht. De feiten en standpunten van partijen 1.1 [werknemer van Phidias] is in de periode van 1 juni 2004 tot 1 januari 2008 in dienst geweest bij Phidias in de functie van software developer. In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. 1.2 In november 2005 heeft Phidias een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Provide. De samenwerking betrof het inzetten van werknemers van Phidias bij (relaties van) Provide. In de samenwerkingsovereenkomst is een boetebeding opgenomen voor het geval partijen elkaars medewerkers een aanbieding doen en/of in dienst nemen, zonder voorafgaande wederzijdse schriftelijke toestemming. 1.3 Phidias vermoedt dat [werknemer van Phidias] in strijd met het concurrentiebeding heeft gehandeld en Provide in strijd met het boetebeding. Phidias denkt dat Provide en [werknemer van Phidias] sinds begin 2008 een werkrelatie onderhouden en daarmee hun contractuele afspraken jegens Phidias schenden. [werknemer van Phidias] en Provide zouden daarbij hebben gezocht naar een constructie om vorengenoemde verbodsbepalingen te omzeilen. 1.4 Phidias wil haar bewijspositie in verband met een eventuele bodemprocedure tegen Provide en [werknemer van Phidias] kunnen beoordelen. Om die reden wil zij de direct betrokkenen als getuige laten horen en daarmee inzicht krijgen in de concrete afspraken die zijn gemaakt tussen Provide, [werknemer van Phidias] en Spac Sport, een vennootschap die zou zijn betrokken bij de constructie die erop is gericht de verbodsbepalingen te omzeilen. 1.5 [werknemer van Phidias] heeft het verzoek van Phidias niet weersproken. 1.6 Provide heeft zich tegen het verzoek van Phidias verzet. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de rechtspositie van Phidias te zwak is om een voorlopig getuigenverhoor te rechtvaardigen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Provide dit nader toegelicht en aangegeven dat zij van mening is dat Phidias geen belang heeft. Phidias is van meet af aan betrokken geweest bij de nieuwe dienstbetrekking van [werknemer van Phidias]. Volgens Provide wijst niets op een ontduiking van het tussen partijen gesloten boetebeding, nu partijen na de uitdiensttreding van [werknemer van Phidias] over en weer volledige openheid van zaken hebben gegeven. Beoordeling van het verzoek 2. Het verzoek van Phidias voldoet aan de daaraan bij wet (artikel 187 lid 1 Rv) gestelde vereisten. 3. Nu [werknemer van Phidias], ondanks daartoe te zijn opgeroepen, niet is verschenen en ter zitting door de gemachtigde van verzoekster is aangevoerd dat er tussen hem en de gemachtigde van [werknemer van Phidias] contact over de te houden mondelinge behandeling is geweest, zal het verzoek ten aanzien van [werknemer van Phidias] als niet weersproken worden toegewezen. 4. Provide heeft een beroep gedaan op een afwijzingsgrond. Zij stelt dat Phidias geen belang heeft. Het verzoek van Phidias komt erop neer dat zij aan de hand van getuigenverklaringen wil beoordelen of een tweetal verbodsbepalingen is geschonden en of de daaraan verbonden boetes al dan niet door [werknemer van Phidias] en/of Provide zijn verbeurd. Het bestaan van die contractuele bepalingen geeft Phidias op zich al voldoende belang om daarover getuigen te horen. Dat het verzoek van Phidias Provide niet welgevallig is, omdat zij meent dat de feiten geheel anders liggen, doet hier niet aan af. Phidias heeft nu juist belang om te onderzoeken of die stelling(en) van Provide al dan niet terecht zijn. Daarmede staat haar belang vast. Het verweer van Provide kan geen stand houden. 5. Alvorens een datum te bepalen voor het horen van de getuigen, wordt aan alle partijen verzocht hun verhinderdata voor de maanden maart en april 2009 uiterlijk op 27 februari 2009 schriftelijk aan de griffie van de rechtbank, sector kanton, door te geven. 6. Provide wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, in deze procedure aan de zijde van Phidias gevallen, welke kosten tot op deze beslissing zijn bepaald op € 400,-- voor salaris van de gemachtigde van Phidias. Beslissing De kantonrechter: staat toe dat de in het verzoekschrift genoemde getuigen zullen worden gehoord; bepaalt dat de verhoren zullen plaatsvinden op een nader te bepalen datum en tijdstip; bepaalt dat partijen hun verhinderdata als bedoeld onder overweging 5 binnen drie weken na heden aan de griffier dienen toe te zenden; veroordeelt Provide in de proceskosten, in deze procedure aan de zijde van Phidias gevallen, welke kosten tot op deze beslissing zijn bepaald op € 400,-- voor salaris van de gemachtigde van Phidias. Deze beschikking is gegeven door mr. E.D. Rentema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.