
Jurisprudentie
BH6627
Datum uitspraak2008-12-16
Datum gepubliceerd2009-03-19
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers97968 FT RK 926/08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-03-19
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers97968 FT RK 926/08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek tot toelating in de schuldsanering afgewezen.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
Zaaknummer: 97968 FT RK 926/08
Nummer verklaring: ALL0210801360
Datum uitspraak: 16 december 2008 (mbh)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:
E.
geboren op -- te --,
wonende te --,
verzoekster, verder ook E. te noemen.
Het procesverloop
E. heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 9 december 2008. Ter zitting is E., vergezeld van mevrouw B. van de stichting Aveleijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling:
Op grond van de door E. bij haar verzoekschrift overgelegde verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet, alsmede uit de door E. en mevrouw B. verstrekte informatie, wordt van de volgende uitgangspunten uitgegaan.
E. heeft een schuldenlast van in totaal € 13.532,32. E. heeft ter zitting geen informatie over het ontstaan van die schulden verstrekt.
E. heeft een verstandelijke handicap. Zij wordt vanaf augustus/september 2008 door de stichting Aveleijn begeleid. De ter zitting aanwezige medewerkster van die stichting, mevrouw B., kan evenmin inhoudelijke inlichtingen over de aard en samenstelling van de schuldenlast verstrekken.
Namens E. is op de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet ingevuld dat zij onder beschermingsbewind wenst te komen bij Bewindvoering Oost Nederland. Ter zitting is gebleken dat er tot nu toe geen aanstalten zijn gemaakt om dit voornemen te realiseren.
De rechtbank heeft ter zitting geconstateerd dat er bij E. zelf geen sprake is van een saneringsgezinde houding. Zij wilde ter zitting geen enkele informatie verstrekken over de aard en samenstelling van de schuldenlast en haar gedrag was zeer oncoöperatief. In hoeverre haar dat, gezien de verstandelijke handicap, moet worden toegerekend moet in het midden blijven, omdat iedere informatie over die handicap ontbreekt. De rechtbank is er wel van overtuigd dat, wil er sprake kunnen zijn van een schuldsaneringsregeling die kans van slagen heeft, er een beschermingsmaatregel ten aanzien van E. nodig is, zodat, zo zij de verplichtingen niet zelf kan nakomen, daarvoor de hulp en bijstand van een derde beschikbaar is.
Nu E. thans niet aannemelijk heeft gemaakt of doen maken dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal (kunnen) nakomen, moet de rechtbank het verzoek afwijzen op grond van artikel 288 lid 1 onder c Faillissementswet.
De rechtbank overweegt voorts dat een ten behoeve van E. ingesteld beschermingsbewind of eventueel een nog verderstrekkende maatregel niet automatisch tot gevolg heeft dat E. bij een herhaald verzoek zonder meer tot de schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten. Daarvoor is immers nog altijd nodig dat zij aannemelijk moet maken dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schuldenlast te goeder trouw is geweest, dan wel, als er sprake is van schulden te kwader trouw, dat zij de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van die schulden onder controle heeft gekregen.
De beslissing:
de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 16 december 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.