Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH6930

Datum uitspraak2009-03-18
Datum gepubliceerd2009-03-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08 / 845 WOB V1 A
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om informatie, ingediend bij verweerder, kan door verweerder niet met een beroep op artikel 59, vijfde lid van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid (Rijkswet) worden afgewezen. Uit de Rijkswet noch uit de Memorie van Toelichting bij deze wet kan worden opgemaakt dat de wetgever heeft bedoeld om ook andere (bestuurs)organen dan de Onderzoeksraad, zoals verweerder, de mogelijkheid te bieden om een bij dat (bestuurs)orgaan ingediend verzoek om informatie met een beroep op artikel 59, vijfde lid van de Rijkswet af te wijzen.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector bestuursrecht Registratienummer: 08 / 845 WOB uitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen: MSNP Management B.V., gevestigd te Enschede, eiseres, en de Minister van Justitie, verweerder. 1. Bestreden besluit Besluit van verweerder d.d. 8 juli 2008. 2. Procesverloop Bij schrijven van 11 december 2007 heeft de heer ir. B. van den Heuvel, in zijn hoedanigheid van onderzoeker bij eiseres, met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) bij verweerder een verzoek om informatie ingediend. Bij besluit van 14 februari 2008 heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bij schrijven van 18 februari 2008 bezwaar gemaakt. Op 15 april 2008 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres bij schrijven van 13 augustus 2008 beroep ingesteld. Verweerder heeft op 7 november 2008 een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 5 maart 2009, waar eiseres zich heeft doen vertegenwoordigen door de heren [naam] en [naam], terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. J.A.M. de Jong. 3. Overwegingen De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of zij bevoegd is van het beroep kennis te nemen. Dienaangaande overweegt de rechtbank dat het bestreden besluit is gericht aan eiseres. Uit de gedingstukken blijkt dat eiseres statutair zetelt in Enschede. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van de centrale overheid is, ingevolge artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn statutaire zetel heeft, bevoegd. De rechtbank is derhalve bevoegd om van het beroep kennis te nemen. Met betrekking tot de ongegrondverklaring van het bezwaar overweegt de rechtbank als volgt: In geschil is de vraag of verweerder het met een beroep op de Wob ingediende verzoek om informatie terecht heeft afgewezen. Eiseres is van mening dat verweerder zich ten onrechte beroept op artikel 59, vijfde lid van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid (hierna: de Rijkswet). Artikel 59, vijfde lid van de Rijkswet ziet volgens eiseres alleen op het materiaal dat het resultaat is van het onderzoeksproces van de Onderzoeksraad voor veiligheid (hierna: de Onderzoeksraad) en is alleen van toepassing op verzoeken die bij de Onderzoeksraad zelf worden ingediend. Het verzoek van eiseres om informatie is echter bij verweerder ingediend en moet volgens eiseres getoetst worden aan de Wob, nu het informatie betreft waarover verweerder de beschikking heeft en die verweerder zelf aan de Onderzoeksraad heeft verstrekt. Bovendien betreft het geen informatie die onder de geheimhoudingverplichting van artikel 72 van de Rijkswet valt. Op de informatie waarop het verzoek van eiseres betrekking heeft zijn de weigeringsgronden van de Wob volgens eiseres niet van toepassing. De afwijzing van het verzoek verhindert dat nieuwe feiten aan het licht kunnen komen op basis waarvan de Onderzoeksraad ingevolge artikel 64 van de Rijkswet het onderzoek kan heropenen. Het standpunt van verweerder verstoort het evenwicht tussen artikel 110 van de Grondwet, de Wob en het functioneren van de Onderzoeksraad. Door het bestreden besluit wordt het doel van de Onderzoeksraad zoals dat blijkt uit artikel 3 van de Rijkswet volgens eiseres aangetast. Vast staat dat de Onderzoeksraad een onderzoek heeft uitgevoerd naar aanleiding van de brand die op 26 oktober 2005 in het cellencomplex van Schiphol Oost heeft gewoed. Ingevolge artikel 55, eerste lid van de Rijkswet heeft de Onderzoeksraad hierover een rapport opgesteld. Dit rapport is op grond van artikel 59, eerste lid van de Rijkswet openbaar. Ingevolge artikel 59, vijfde lid van de Rijkswet is - onder andere - informatie die ten behoeve van een onderzoek door de Onderzoeksraad is verzameld echter niet openbaar. Niet in geschil is dat de informatie die eiseres bij verweerder heeft opgevraagd informatie betreft die in het kader van het door de Onderzoeksraad ingestelde onderzoek naar de zogenoemde Schipholbrand door verweerder ter beschikking van de Onderzoeksraad is gesteld. Deze informatie is in het kader van het onderzoek door de Onderzoeksraad wel gebruikt, maar niet in het rapport van de Onderzoeksraad opgenomen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verzoek van eiseres ziet op informatie die ten behoeve van het onderzoek naar de Schipholbrand door de Onderzoeksraad is verzameld en derhalve ingevolge artikel 59, vijfde lid, van de Rijkswet niet openbaar is. Volgens verweerder is dit een uitputtende openbaarmakingsregeling waarvoor de toepassing van de Wob moet wijken. Verweerder verwijst ter motivering van zijn standpunt naar de Memorie van Toelichting bij de Rijkswet. Naar het oordeel van de rechtbank geeft verweerders standpunt blijk van een onjuiste interpretatie van artikel 59, vijfde lid van de Rijkswet. De bepalingen in de Rijkswet zijn alleen van toepassing op de Onderzoeksraad en niet (ook) op verweerder. Een verzoek om informatie ingediend bij de Onderzoeksraad kan met een beroep op artikel 59, vijfde lid van de Rijkswet door de Onderzoeksraad worden afgewezen. Uit de Rijkswet noch uit de Memorie van Toelichting bij deze wet kan worden opgemaakt dat de wetgever heeft bedoeld om ook andere (bestuurs)organen, zoals verweerder, de mogelijkheid te bieden om een bij dat (bestuurs)orgaan ingediend verzoek om informatie met een beroep op artikel 59, vijfde lid van de Rijkswet af te wijzen. Verweerder valt naar het oordeel van de rechtbank onder het regime van de Wob. De door eiseres bij verweerder opgevraagde informatie is openbaar en dient door verweerder aan eiseres ter beschikking te worden gesteld, tenzij een in de Wob opgenomen weigeringgrond aan het verstrekken van de gevraagde informatie in de weg staat. Verweerder heeft het verzoek van eiseres ten onrechte met een beroep op artikel 59, vijfde lid van de Rijkswet afgewezen. De rechtbank zal het verzoek van eiseres gegrond verklaren en het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb vernietigen en bepalen dat verweerder opnieuw op het bezwaarschrift van eiseres beslist. De door eiseres gevraagde vergoeding voor gemaakte proceskosten zal de rechtbank afwijzen. Op grond van artikel 8:75 van de Awb in samenhang gelezen met artikel 1, sub a van het Besluit proceskosten bestuursrecht komt slechts de door een derde beroepsmatig verleende bijstand voor vergoeding in aanmerking. De door eiseres gevraagde vergoeding ziet niet op door een derde beroepsmatig verleende bijstand, maar op door eiseres zelf gemaakte kosten. Slechts de reiskosten van de heren [naam] en [naam] zullen worden vergoed. Beslist wordt derhalve als volgt. 4. Beslissing De Rechtbank Almelo, Recht doende: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaarschrift van 18 februari 2008 neemt; - bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan eiseres de reiskosten vergoedt ad. EUR ? - bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan eiseres het griffierecht ad. EUR 288,- vergoedt. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aldus gegeven door mr. R.J. Jue, voorzitter, en mrs. M.E. van Wees en M.A. Heldeweg, rechters in tegenwoordigheid van mr. S. Reesink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2009. Afschrift verzonden op 18 maart 2009