Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH7395

Datum uitspraak2008-12-16
Datum gepubliceerd2009-03-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers08.792
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge art. 513 Sv. Verzoek afgewezen. Het wrakingsverzoek heeft betrekking op twee rechters-commissarissen. Het verzoek is gebaseerd op de grond dat de naam van rechter sub 1 als hoofdverantwoordelijke staat vermeld op de stukken, zodat het handelen van rechter sub 2 ook aan hem is toe te rekenen en kennelijk door hem wordt goedgekeurd. Ten aanzien van rechter sub had verzoeker tijdens het verhoor het gevoel dat hij bij deze rechter geen reële kans kreeg en dat diens oordeel al van tevoren vaststond. Daarnaast heeft rechter sub 2 aan verzoeker, ondanks dat van meet af aan bekend was dat deze zijn eigen verdediging wenste te voeren, niet de gelegenheid heeft geboden om vooraf zijn dossier in te zien. Verzoeker stelt dat hij zich daardoor niet goed heeft kunnen voorbereiden op dat verhoor. Rechter sub 1 heeft geen enkel contact gehad met verzoeker, nu de doorzoeking buiten diens aanwezigheid plaatsvond. Dit is ter zitting ook bevestigd door verzoeker. Rechter sub 2 heeft zich naar het oordeel van de wrakingskamer ingespannen om verzoeker van rechtskundige bijstand te voorzien. Verzoeker heeft deze echter geweigerd. Rechter sub 2 heeft verzoeker daarbij op zijn rechten gewezen, de voor hem verschenen raadsvrouw in de gelegenheid gesteld de procedurele gang van zaken te bewaken en heeft aan verzoeker vervolgens een afschrift van het procesdossier verstrekt. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat de rechters jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het enkele feit dat de rechters belast zijn met het vooronderzoek in de zaak van verzoeker, brengt niet mee dat de door verzoeker gestelde vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Beschikking op het bij brief van 23 oktober 2008 gedane en onder rekestnummer 08.792 ingeschreven verzoek van: [ ], geboren op [ ] te [ ], wonende te Amsterdam, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Demersluis te Amsterdam, verzoeker, welk verzoek strekt tot wraking van mrs. [X] en [Y], beiden rechter-commissaris te Amsterdam, hierna: de rechters, respectievelijk rechter sub 1 of sub 2. Verloop van de procedure De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken: ? De brieven van verzoeker van 23 en 27 oktober 2008; ? het proces-verbaal van verhoor van verdachte op de vordering bewaring van 15 oktober 2008, opgemaakt door de rechter sub 2. De rechters hebben medegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld in raadkamer van 16 december 2008, alwaar verzoeker, de officier van justitie en rechter sub 1 zijn gehoord. Van rechter sub 2 is bericht van verhindering ontvangen. De uitspraak is nader bepaald op heden. 1. Gronden van de beslissing Van de volgende feiten wordt uitgegaan: a) Verzoeker is verdachte in een strafzaak geregistreerd onder parketnummer [ ]. b) Rechter sub 1 heeft in het kader van die strafzaak als rechter-commissaris de doorzoeking van de woning van verzoeker geleid. c) Op 15 oktober 2008 heeft rechter sub 2, namens rechter sub 1, verzoeker gehoord ter toetsing van de inverzekeringstelling en op de vordering tot inbewaringstelling. 2. Het verzoek en de gronden daarvan Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende ter zitting mondeling toegelichte gronden. 1. Verzoeker heeft rechter sub 1 gewraakt, omdat zijn naam als hoofdverantwoordelijke is vermeld op de stukken, zodat het handelen van rechter sub 2 ook aan hem is toe te rekenen en kennelijk door hem wordt goedgekeurd. 2. Rechter sub 2 is gewraakt omdat verzoeker tijdens het verhoor het gevoel had dat hij bij deze rechter geen reële kans kreeg en dat diens oordeel al van tevoren vaststond. Verzoeker heeft ter zitting meegedeeld dat hij dit gevoelen niet kan concretiseren met gedragingen of mededelingen van rechter sub 2, waaruit hij dit kon afleiden. Daarnaast is rechter sub 2 gewraakt omdat hij aan verzoeker, ondanks dat van meet af aan bekend was dat deze zijn eigen verdediging wenste te voeren, niet de gelegenheid heeft geboden om vooraf zijn dossier in te zien. Verzoeker stelt dat hij zich daardoor niet goed heeft kunnen voorbereiden op dat verhoor. 3. De reactie van de rechters Rechter sub 1 heeft medegedeeld slechts de woning van verzoeker te hebben doorzocht, waarna zijn naam als rechter-commissaris aan deze zaak verbonden blijft. Rechter sub 2 heeft per e-mail gereageerd. In zijn e-mail heeft rechter sub 2 onder meer het volgende laten weten: ‘Met betrekking tot het wrakingsverzoek wil ik opmerken dat ik niet in de wraking berust. Verdachte heeft in zijn brief van 23 oktober 2008 waarin hij mij wraakt, niet gemotiveerd wat hieraan ten grondslag ligt. Zodoende kan ik niet inhoudelijk reageren op het wrakingsverzoek. Verdachte wenste bij de voorgeleiding niet te worden bijgestaan door een raadsman. Verdachte heeft de piketadvocaat die hem was toegevoegd geweigerd. Bij de voorgeleiding in verband met de vordering inbewarinstelling, heb ik mr. Hammerstein verzocht verdachte bij te staan. Verdachte maakte mij kenbaar dat hij geen advocaat wilde, ik heb hem meegedeeld dat mr. Hammerstein hem op mijn verzoek zou bijstaan en dat ik het van belang vond dat zij aanwezig was om de procesgang te bewaken. Hij ging ermee akkoord dat mr. Hammerstein bij zijn verhoor aanwezig was, zij mocht inhoudelijk echter geen opmerkingen van hem maken. Dit laatste heeft zij ook niet gedaan. Verdachte heeft na het verhoor door mij alle dossierstukken van mr. Hammerstein gekregen, zodat hij zijn eigen zaak kon voorbereiden.’ 4. De beoordeling van het verzoek 4.1. Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Hierbij is niet de visie van verzoeker beslissend. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen. 4.2. Rechter sub 1 heeft ter zitting meegedeeld dat hij geen enkel contact heeft gehad met verzoeker, nu de doorzoeking buiten diens aanwezigheid plaatsvond. Dit is ter zitting ook bevestigd door verzoeker. 4.3. Rechter sub 2 heeft zich blijkens het proces-verbaal van verhoor van verdachte op de vordering tot inbewaringstelling, naar het oordeel van de wrakingskamer ingespannen om verzoeker van rechtskundige bijstand te voorzien. Verzoeker heeft deze echter geweigerd. Rechter sub 2 heeft verzoeker daarbij op zijn rechten gewezen, de voor hem verschenen raadsvrouw in de gelegenheid gesteld de procedurele gang van zaken te bewaken en heeft aan verzoeker vervolgens een afschrift van het procesdossier verstrekt. 4.4. Vorenstaande in samenhang bezien met de door verzoeker genoemde omstandigheden leveren naar het oordeel van de rechtbank geen grond op voor de aanname dat in de onderhavige zaken aan de onder 4.1. vermelde maatstaf is voldaan. 4.5. Het enkele feit dat de rechters belast zijn met het vooronderzoek in de zaak van verzoeker, brengt niet mee dat de door verzoeker gestelde vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. 4.6. In hetgeen door verzoeker is aangevoerd is geen objectieve rechtvaardiging te vinden dat zich hier een omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor de vrees dat de rechters vooringenomen zouden zijn of dat het hen aan onpartijdigheid ontbreekt. 4.7. Nu geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, dient het wrakingsverzoek als ongegrond te worden afgewezen. 4.8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. B E S L I S S I N G : De rechtbank: - wijst het verzoek tot wraking af. Aldus gegeven door mrs. F.G. Bauduin, H.L.L. Neervoort-Briet en C.P.E. Meewisse, leden van de wrakingskamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.