Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH7426

Datum uitspraak2008-12-16
Datum gepubliceerd2009-03-23
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers08.794
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge art. 513 Sv. Verzoek afgewezen. Het wrakingsverzoek heeft betrekking op een kinderrechter. Het verzoek berust op de gedachte dat de rechter niet onpartijdig is vanwege enkele nevenfuncties van de rechter. Een van de instelling waard e rechter een nevenfunctie vervuld is een grote klant van het Bureau Jeugdzorg en de rechter doet alles wat Jeugdzorg vraagt. Verzoeker weet dat uit bronnen die hij niet kan onthullen. Door oud-collega’s van hem is onderzoek gedaan naar de rechter. Uit dat onderzoek is gebleken dat de rechter een aantal dode kinderen op zijn geweten heeft. Dat is ook de reden dat de rechter vanuit een andere rechtbank naar Amsterdam is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het enkele feit dat de rechter nevenfuncties bekleed, niet mee dat de door verzoeker gestelde vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Verder onderzoek naar de door klager verzochte gegevens acht de rechtbank niet noodzakelijk. Bovendien blijkt uit het register van nevenfuncties dat één van de nevenfuncties van de rechter per 1 mei 2007 is beëindigd. Van een belangenverstrengeling is niet gebleken omdat, naar klager zelf ook de andere nevenfunctie een onafhankelijk orgaan is en de leden door de Kroon worden benoemd. De tweede ter zitting door verzoeker aangevoerde grond houdt een buitengewoon ernstige verwijt in aan de rechter. Verzoeker heeft het gelaten bij deze aantijging en deze volstrekt niet onderbouwd. De rechtbank gaat daarom voorbij aan hetgeen verzoeker in deze heeft aangevoerd.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Beschikking op het ter zitting van 24 november 2008 gedane en onder rekestnummer 08.794 ingeschreven verzoek tot wraking van: [ ], wonende te [ ], verzoeker, welk verzoek strekt tot wraking van mr. [X], kinderrechter te Amsterdam, hierna: de rechter. Verloop van de procedure De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken: ? Het verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van de minderjarige kinderen van verzoeker ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam; ? het proces-verbaal van de zitting van 24 november 2007; ? de schriftelijke reactie van de rechter; De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 3 december 2008 alwaar de rechtbank verzoeker heeft gehoord. Van die behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens is de behandeling van het verzoek aangehouden teneinde de rechter in de gelegenheid te stellen op hetgeen door klager ter zitting is aangevoerd. De rechter heeft op 9 december 2008 schriftelijk gereageerd. Klager heeft op 12 december 2008 schriftelijk gereageerd. De uitspraak is vervolgens bepaald op 16 december 2008. 1. De feiten Van de volgende feiten wordt uitgegaan. a) Bij beschikking van 29 november 2006 zijn de minderjarige kinderen van verzoeker onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar. b) Op 5 november 2007 is een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA). c) Bij beslissing van 27 november 2007 is de ondertoezichtstelling voor de duur van veertien dagen verlengd en bij beslissing van 12 december 2007 tot 29 november 2008. d) Op 27 november 2007 heeft ten overstaan van de rechter een mondelinge behandeling van het onder 1.a vermelde verzoek plaatsgevonden. Het van de behandeling opgemaakte proces-verbaal vermeldt als verklaring van verzoeker –voor zover van belang en zakelijk weergegeven-"…..De vader deelt mede dat hij de kinderrechter wraakt omdat hij niet gelijktijdig is opgeroepen met zijn ex-vrouw, de moeder van de minderjarige kinderen en de minderjarige [ ] en [ ] zelf." Hierop heeft de rechter de behandeling van de zaak geschorst. . Het verzoek en de gronden daarvan 2.1 Ter zitting van 3 december 2008 heeft verzoeker medegedeeld dat de gronden voor de wraking anders zijn dan in het proces-verbaal van de zitting van 24 november 2008 staan vermeld. De rechter is niet onpartijdig. De rechter is Lid van de [ ] en Jeugdbescherming, sectie Jeugd en tevens lid van de Raad van Toezicht van de Zorggroep [ ]. Die zorgroep is een grote klant van het Bureau Jeugdzorg en de rechter doet alles wat Jeugdzorg vraagt. Verzoeker weet dat uit bronnen die hij niet kan onthullen. Verzoeker heeft deze gronden niet ter zitting van 24 november 2008 aan kunnen voeren omdat hij daar geen gelegenheid voor heeft gehad. Hij moest de zaal verlaten nadat hij zijn verzoek had gedaan. Verzoeker heeft daarnaast aangevoerd dat door oud-collega’s van hem onderzoek is gedaan naar de rechter. Uit dat onderzoek is gebleken dat de rechter een aantal dode kinderen op zijn geweten heeft. Drie in [ ] en twee in [ ]. Dat is ook de reden dat de rechter vanuit [ ] naar Amsterdam is gekomen. Verzoeker maakt zich daarom zorgen om zijn kinderen. 2.2 In zijn aanvullende reactie heeft verzoeker verzocht de gegevens van overplaatsing van de rechter op te vragen en met betrekking tot de Zorggroep [ ] een uittreksel van de Kamer van Koophandel op te vragen. Volgens de gegevens van klager is de rechter nog lid van de raad van bestuur. Omdat de rechter als lid van de Raad van Toezicht onder het openbaar ministerie en het ministerie van justitie valt, is er sprake van belangenverstrengeling. 3. De reactie van de rechter De rechter heeft in eerste instantie medegedeeld dat hij verzoeker het beleid ten aanzien van het gescheiden horen van gescheiden ouders die in onmin leven bij eerdere verzoeken uiteen heeft gezet. n zijn nadere schriftelijke reactie heeft de rechter aangevoerd dat hij conform de daarvoor geldende richtlijnen de behandeling heeft geschorst zodra het verzoek was gedaan. Sinds 1 mei 2007 maakt hij geen deel meer uit van de Raad van Toezicht van de Zorggroep [ ]. Deze Zorggroep is ook geen klant van het Bureau Jeugdzorg. De overige door verzoeker geuite beschuldigingen zijn onjuist, aldus de rechter. 4. De beoordeling van het verzoek 4.1. Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen. 4.2. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoeker genoemde omstandigheden geen grond op voor de aanname dat in de onderhavige zaken aan deze maatstaf is voldaan. De eerste door klager aangevoerde grond betreft de nevenfuncties van de rechter. Het enkele feit dat de rechter nevenfuncties bekleed, brengt niet mee dat de door verzoeker gestelde vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Niet de visie van verzoeker is beslissend; de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt moet, zoals hiervoor al overwogen, objectief gerechtvaardigd zijn. Verder onderzoek naar de door klager verzochte gegevens acht de rechtbank daarom niet noodzakelijk. Bovendien blijkt uit het register van nevenfuncties als vermeld op www.rechtspraak.nl dat de nevenfunctie van de rechter bij de Zorggroep [ ] per 1 mei 2007 beëindigd. Van een belangenverstrengeling is niet gebleken omdat, naar klager zelf ook stelt De Raad een onafhankelijk orgaan is en de leden door de Kroon worden benoemd. 4.3 De tweede ter zitting door verzoeker aangevoerde grond houdt een buitengewoon ernstige verwijt in aan de rechter. Verzoeker heeft het gelaten bij deze aantijging en deze volstrekt niet onderbouwd. De rechtbank gaat daarom voorbij aan hetgeen verzoeker in deze heeft aangevoerd. 4.4 Naar het oordeel van de rechtbank is in wat door verzoeker is aangevoerd geen objectieve rechtvaardiging te vinden dat zich hier een omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor de vrees dat de rechter vooringenomen zou zijn of dat het hem aan onpartijdigheid ontbreekt. 5. Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken, dient het wrakingsverzoek als zijnde ongegrond te worden afgewezen. 6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. B E S L I S S I N G : De rechtbank: ? wijst het verzoek tot wraking af; Aldus gegeven door mrs. F.G. Bauduin, G.H. Marcus en M.M. Beins, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.