Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH7429

Datum uitspraak2008-12-08
Datum gepubliceerd2009-03-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers08.795
Statusgepubliceerd


Indicatie

Schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge art. 8:19 Awb. Verzoek afgewezen. Het wrakingsverzoek heeft betrekking op een bestuursrechter. De gronden van het verzoek komen er kort gezegd op neer dat de rechter naar de mening van verzoeker tegen de doodstraf is en de rechter het niet legitiem en toelaatbaar acht dat verzoeker de doodstraf bepleit en zijn mening daarover uit. Naar het oordeel van de rechtbank gaan de door verzoeker aangevoerde gronden er uit van de veronderstelling van verzoeker dat de rechter tegenstander is van de doodstraf en het niet eens is met de wijze waarop verzoeker zich daarover uit. Nog daargelaten dat op geen enkele wijze is gebleken dat de rechter haar mening daarover heeft geuit, brengt die omstandigheid niet mee dat de vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Beschikking op het ter zitting van 24 november 2008 gedane en onder rekestnummer 08.795 ingeschreven verzoek tot wraking van: [ ], wonende te [ ], verzoeker, welk verzoek strekt tot wraking van mr. [X], rechter te Amsterdam, hierna: de rechter. Verloop van de procedure De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken: ? Het proces-verbaal met bijlagen van de zitting van 24 november 2008. De rechter heeft medegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 3 december 2008 alwaar de rechtbank verzoeker en de rechter heeft gehoord. De uitspraak is nader bepaald op 8 december 2008. 1. Gronden van de beslissing Van de volgende feiten wordt uitgegaan. a) Bij de sector bestuursrecht van de Rechtbank te Amsterdam is aanhangig een door verzoeker onder nummer [ ] ingesteld beroep. b) De zaak is in behandeling bij de rechter en behandeld op de zitting van 24 november 2008 waarvan de behandeling door indiening van het wrakingsverzoek is geschorst. 2. Het verzoek en de gronden daarvan Het verzoek is gebaseerd op de - door klager mondeling ter zitting nader toegelichte - navolgende zakelijk weergegeven gronden. In de kern komen die gronden er kort gezegd op neer dat de rechter naar de mening van verzoeker tegen de doodstraf is en de rechter het niet legitiem en toelaatbaar acht dat verzoeker de doodstraf bepleit en zijn mening daarover uit. 3. Het standpunt van de rechter De rechter heeft ter zitting medegedeeld dat verzoeker zijn pleidooi heeft beƫindigd door haar te wraken. De wrakingsgronden had verzoeker al op papier gezet en meegenomen naar de zitting. De in het stuk van verzoeker aangevoerde gronden zijn niet gelegen in feiten en omstandigheden die specifiek op haar betrekking hebben, aldus de rechter. 4. De beoordeling van het verzoek 4.1 Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandig-heden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen. 4.2. Naar het oordeel van de rechtbank leveren de door verzoeker genoemde omstandigheden geen grond op voor de vrees dat de rechter in dit geval de schijn van partijdigheid op zich heeft geladen, dan wel dat het haar aan onpartijdigheid ontbreekt. De door verzoeker aangevoerde gronden gaan uit van de veronderstelling van verzoeker dat de rechter tegenstander is van de doodstraf en het niet eens is met de wijze waarop verzoeker zich daarover uit. Nog daargelaten dat op geen enkele wijze is gebleken dat de rechter haar mening daarover heeft geuit, brengt die omstandigheid niet mee dat de vrees van partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Niet de visie van verzoeker is beslissend; de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt moet, zoals hiervoor reeds overwogen, objectief gerechtvaardigd zijn. De rechtbank heeft geen aanwijzing gevonden voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert en evenmin een objectieve rechtvaardiging voor de dienaangaande bij verzoeker bestaande vrees 4.3 Nu feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn gesteld noch gebleken, dient het wrakingsverzoek als zijnde ongegrond te worden afgewezen. 5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. B E S L I S S I N G : De rechtbank: - wijst het verzoek tot wraking af; Aldus gegeven door mrs. F.G. Bauduin, G.H. Marcus en N.C.H. Blankevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.