
Jurisprudentie
BH7515
Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2009-04-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers290111 CV EXPL 08-1479
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2009-04-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers290111 CV EXPL 08-1479
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Kan sprake zijn van 'beroepsfout' van een advocaat indien hij verzuimt een cliënt, die deskundige hulp inschakelt bij de afwikkeling van een echtscheidingsprocedure, in te lichten over de mogelijke gevolgen voor haar eventuele bijstandsuitkering van het bij convenant vastleggen van niet eerder bestaande aanspraken op vermogen van de echtgenoot? Tegenstrijdige verklaringen van partijen over het moment waarop de (mogelijke) bijstandbehoeftigheid van de cliënt ter sprake is gekomen.
Tussenvonnis.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 290111 CV EXPL 08-1479
typ: RK
Vonnis d.d. 17 december 2008
In de zaak van:
de maatschap naar burgerlijk recht [de advocatenmaatschap], gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,
verder ook te noemen: [de advocatenmaatschap],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J.A. Gaber, advocaat te Maastricht
tegen:
1. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1],
wonend te [adres], en
2. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2],
wonend te [adres],
verder ook te noemen: [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. Ch.F.M.P. Spreksel, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
in conventie
[de advocatenmaatschap] heeft bij exploot van dagvaarding van 16 april 2008 een vordering ingesteld tegen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] onder toevoeging van twee meervoudige producties in fotokopievorm. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hebben hierop schriftelijk geantwoord onder overlegging van zes meervoudige producties in fotokopievorm. [de advocatenmaatschap] heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd onder overlegging van drie meervoudige producties in fotokopievorm. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hebben hier bij dupliek schriftelijk op gereageerd onder overlegging van één productie in fotokopievorm.
Hierna is uitspraak bepaald.
in reconventie
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hebben tegelijk met het antwoord in conventie een tegenvordering ingesteld. [de advocatenmaatschap] heeft schriftelijk geantwoord. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hebben bij repliek hun standpunt nader toegelicht, waarna [de advocatenmaatschap] ten slotte heeft gedupliceerd.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING
a. het geschil in conventie en in reconventie
[de advocatenmaatschap] vordert de veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ieder hoofdelijk en voor het geheel, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van een bedrag van € 1.637,99, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 oktober 2006 tot aan de dag van algehele voldoening en onder verwijzing van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de proceskosten.
[de advocatenmaatschap] grondt haar vordering op de stelling dat zij in opdracht van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de periode van 1 juli 2005 tot en met 18 september 2006 juridische werkzaamheden heeft verricht inzake de echtscheiding van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], waaronder het opstellen van een zogenoemd echtscheidingsconvenant. Op 18 september 2006 heeft [de advocatenmaatschap] voor deze werkzaamheden een declaratie aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] toegezonden ten bedrage van € 2.137,99 (inclusief btw), doch hierop is enkel een aanbetaling van € 500,00 gedaan. Het restant van de declaratie, € 1.637,99, is tot op heden onbetaald gebleven.
Tot verweer stellen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zich op het standpunt dat [de advocatenmaatschap] in de persoon van [de advocatenmaatschap] bij het uitvoeren van diens werkzaamheden toerekenbaar tekort is geschoten, waardoor [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] schade hebben geleden. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hebben [de advocatenmaatschap] opdracht gegeven om een echtscheidingsconvenant op te stellen, op basis van huwelijksvoorwaarden die, voor zover hier van belang, inhouden dat zij met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen zijn gehuwd. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hebben hun huwelijksvoorwaarden daarbij aan [de advocatenmaatschap] ter hand gesteld. Een kopie van de op 27 december 1996 opgestelde huwelijksvoorwaarden is als productie bij de conclusie van antwoord in het geding gebracht, doch van de tekst ontbreken de even genummerde pagina’s. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] was reeds voor hij op 31 december 1996 met [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] in het huwelijk trad, eigenaar van de latere echtelijke woning, gelegen aan de [adres], en is ook altijd alléén eigenaar gebleven.
[de advocatenmaatschap] heeft in het (door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ondertekende) echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant) onder artikel 1.6 echter opgenomen dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] recht heeft op de helft van de overwaarde van de echtelijke woning. Die overwaarde zou volgens het convenant
€ 60.000,00 bedragen, hetgeen impliceert dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] dan aanspraak maakt op een bedrag van
€ 30.000. Een kopie van het convenant is aan de conclusie van antwoord gehecht. Hierop wordt overigens met betrekking tot de datum enkel ‘augustus 2005’ genoemd, doch uit andere gedingstukken lijkt opgemaakt te kunnen worden dat het 25 augustus 2005, althans eind augustus 2005, betreft. Dat dit laatste van belang kan zijn, zal uit het vervolg van dit vonnis blijken. Het convenant is derhalve, althans op dit punt, opgesteld in strijd met de huwelijksvoorwaarden. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hebben [de advocatenmaatschap] geen opdracht gegeven om in het door haar op te stellen convenant van de huwelijksvoorwaarden af te wijken. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hebben het convenant ondertekend omdat zij meenden en mochten menen dat [de advocatenmaatschap] het convenant naar de regels van het recht en conform hun huwelijksvoorwaarden had opgesteld.
Een gevolg van het gegeven dat in het door [de advocatenmaatschap] opgestelde convenant de helft van de overwaarde van de echtelijke woning aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] wordt toegekend, is dat (het college van burgemeester en wethouders van) de gemeente Maastricht de aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] vanaf 9 augustus 2005 verstrekte bijstandsuitkering ad € 3.422,33 bruto bij beschikking van 20 februari 2006 van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] heeft teruggevorderd in verband met een overschrijding van het vrij te laten vermogen.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zeggen dat zij, toen zij begrepen dat het echtscheidingsconvenant in strijd was met de feitelijke en juridische werkelijkheid en dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] om die reden in financiële problemen kwam, het convenant hebben laten wijzigen. In het gewijzigde convenant (dat dateert van 9 oktober 2006 en kennelijk is opgesteld door ofwel bovengenoemde gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ofwel een kantoorgenoot) hebben [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] laten opnemen dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] “afstand” doet van haar recht op de helft van de overwaarde van de echtelijke woning. De gemeente Maastricht heeft vervolgens bij beschikking van 29 januari 2007 getracht de verleende bijstand te verhalen op [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1].
Daar waar [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] bij conclusie van antwoord in conventie nog stellen dat [de advocatenmaatschap] wist of had moeten weten dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] een bijstandsuitkering van de gemeente Maastricht ontving en aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] had moeten mededelen dat haar uitkering door toebedeling van de helft van de overwaarde van de echtelijke woning in gevaar zou komen, doen zij daar bij dupliek in conventie nog een schepje bovenop. In die fase van het geding stellen zij dat [de advocatenmaatschap], nog voordat ook maar gesproken werd over het opstellen van het convenant, [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] zelfs heeft geadviseerd zich tot de sociale dienst te wenden voor een (bijstands)-uitkering. Bij diezelfde conclusie van dupliek in conventie stellen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tevens dat [de advocatenmaatschap] na overhandiging van de huwelijksvoorwaarden aan hen heeft medegedeeld dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] recht heeft op de helft van de overwaarde van de echtelijke woning en dat om die reden het convenant zo is opgesteld als feitelijk gedaan is.
Daarnaast stellen zij dat [de advocatenmaatschap] met [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] heeft afgesproken dat de rechtsbijstandskosten € 400,00 à € 500,00 zouden bedragen. Dit bedrag (€ 500,00) heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] betaald.
Concluderend luidt het verweer van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in conventie dat [de advocatenmaatschap] een beroepsfout heeft gemaakt, toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van verplichtingen uit overeenkomst en dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] daarom niet zijn gehouden het restant van voornoemde declaratie te voldoen. Dit laatste hebben [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], zo stellen zij, telefonisch aan [de advocatenmaatschap] medegedeeld, overigens zonder daarbij te vermelden op welk moment zij dat hebben gedaan.
In reconventie vorderen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vergoeding van de schade die zij stellen te hebben geleden door de handelwijze van [de advocatenmaatschap], nu deze voor die schade aansprakelijk is. Deze schade bestaat in de kosten die zij verschuldigd zijn aan hun gemachtigde voor:
1. de wijziging van het convenant
2. het in rechte vertegenwoordigen van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] in haar procedure tegen de gemeente Maastricht
3. het in rechte vertegenwoordigen van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] in diens procedure tegen de gemeente Maastricht.
Deze schade bedraagt in totaal € 1.864,20 (€ 90,00 + € 1.143,50 + € 630,70).
Bij repliek in conventie, en daarmee in wezen tevens mede tot verweer in reconventie, stelt [de advocatenmaatschap] zich in de eerste plaats op het standpunt dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] juist expliciet de opdracht hadden gegeven om in het convenant (mede) vast te leggen dat aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] de helft van de overwaarde van de echtelijke woning zou toekomen. Wegens de huwelijksvoorwaarden zou [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] in beginsel geen recht hebben op de helft van de overwaarde van de echtelijke woning, maar gaandeweg de belangenbehartiging is deze haar toch, met instemming van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1], toegekend. Het is niet zo dat mr. [de advocatenmaatschap] [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ervan had moeten weerhouden een overeenkomst aan te gaan die afwijkt van de huwelijksvoorwaarden. Van het maken van een beroepsfout is dan ook in de visie van [de advocatenmaatschap] geen sprake geweest.
In de tweede plaats ontkent en betwist [de advocatenmaatschap] dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] dan wel [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] telefonisch aan hem hebben laten weten de declaratie niet te zullen betalen omdat hij bij het uitvoeren van de werkzaamheden toerekenbaar tekort zou zijn geschoten. Integendeel, want in de opvatting van [de advocatenmaatschap] heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] op 28 augustus 2006 telefonisch contact opgenomen met het kantoor van [de advocatenmaatschap] en in dat telefoongesprek aan de telefoniste gevraagd om [de advocatenmaatschap] te verzoeken de (onderhavige) declaratie op naam van zijn besloten vennootschap Escoma Maastricht B.V. te zetten en de factuur in vier maandelijkse termijnen te mogen betalen. Pas in de onderhavige procedure hebben [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] [de advocatenmaatschap] aansprakelijk gesteld voor de beweerdelijk geleden schade als gevolg van de vermeende beroepsfout.
b. de beoordeling in conventie en in reconventie
De stelling dat [de advocatenmaatschap] een convenant heeft gemaakt dat hij op grond van de huwelijksvoorwaarden niet mocht maken, zoals namens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verdedigd, wordt door de kantonrechter niet gevolgd. De kantonrechter is niet bekend met enige rechtsregel die er aan in de weg staat dat twee personen een op enig moment gemaakte en tussen hen geldende overeenkomst in een later stadium (doen) wijzigen. De vraag of sprake is van een beroepsfout, is daarmee echter nog niet beantwoord.
Voor zover dit uit de in het geding gebrachte kopie van de huwelijksvoorwaarden kan worden afgeleid (de even genummerde pagina’s ontbreken), gaat de kantonrechter er vooralsnog van uit dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] (en daar zijn partijen het ook over eens) op grond van die huwelijksvoorwaarden inderdaad geen aanspraak kon maken op de helft van de overwaarde van de echtelijke woning. Artikel 1.2 (op pagina 1) van die voorwaarden luidt immers: “De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.”, terwijl geen van de overige artikelen van die voorwaarden (althans voor zover die op de oneven pagina’s zijn opgenomen) een uitzondering op de in dat artikellid neergelegde regel bevat.
Daarvan uitgaande kon de aanspraak van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] op de helft van die overwaarde eerst ontstaan door het onderhavige door [de advocatenmaatschap] opgestelde convenant.
De kern van het verwijt dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] [de advocatenmaatschap] maken, luidt dat [de advocatenmaatschap] hen niet zou hebben geïnformeerd over de gevolgen die het door [de advocatenmaatschap] opgestelde convenant kon hebben voor de aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] toekomende bijstandsuitkering. Enerzijds bestonden die gevolgen erin dat de gemeente de aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] verstrekte uitkering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] zou gaan terugvorderen en anderzijds dat de gemeente die uitkering op [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] zou trachten te verhalen. De helft van de overwaarde van de echtelijke woning bedraagt immers meer dan de voor [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] geldende vrij te laten vermogensgrens.
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het een feit van algemene bekendheid is dat het beschikken over een bepaald vermogen het recht op een bijstandsuitkering in de weg kan staan of staat. Desondanks acht de kantonrechter het niet reeds op voorhand een uitgemaakte zaak dat het door een beroepsmatig handelend rechtshulpverlener niet-informeren van de rechtzoekende(n) over de gevolgen van het bij convenant vestigen van een aanspraak op een dergelijk vermogen ten behoeve van iemand die een bijstandsuitkering geniet, als een beroepsfout moet worden aangemerkt. In de onderhavige zaak kan daarbij een rol spelen de vraag of [de advocatenmaatschap] wist of behoorde te weten dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 1] ten tijde van het opstellen van het convenant een bijstandsuitkering genoot dan wel een dergelijke uitkering bij de gemeente zou gaan aanvragen.
Daar waar [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zich op het standpunt stellen dat [de advocatenmaatschap] nog voordat gesproken werd over het opstellen van het convenant [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] heeft geadviseerd zich tot de sociale dienst te wenden om een (bijstands)-uitkering aan te vragen, schetst [de advocatenmaatschap] onder punt 5 van de conclusie van repliek in conventie een gang van zaken die er op lijkt te duiden dat [de advocatenmaatschap] ten tijde van het opstellen van het convenant nog geen weet had van het gegeven dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] eventueel bijstandsafhankelijk zou worden. (Pas) na het ondertekenen van het convenant is dit tussen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] en [de advocatenmaatschap] ter sprake gekomen, waarbij [de advocatenmaatschap] [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] er ook voor zou hebben gewaarschuwd dat er een kans bestaat dat de gemeente de uitkering zou terugvorderen.
Ten aanzien van dit aspect hebben [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] bij conclusie van dupliek in conventie onder punt 11 gesteld dat het convenant van eind augustus 2005 dateert en dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] op
22 juli 2005 bijstand heeft aangevraagd, welke aanvraag op 9 augustus 2005 is gehonoreerd.
Vaststaat dat in het van 29 augustus 2005 daterende toekenningsbesluit van de gemeente Maastricht (onderdeel van productie 3 bij conclusie van antwoord in conventie) staat vermeld dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] op 9 augustus 2005 een bijstandsuitkering heeft aangevraagd.
Alvorens verder te beslissen zal de kantonrechter [de advocatenmaatschap] in de gelegenheid stellen bij akte te reageren op de stellingen van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], inhoudende dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie 2] reeds vóór het opstellen van het convenant, en op advies van [de advocatenmaatschap], een bijstandsuitkering heeft aangevraagd.
BESLISSING
De kantonrechter:
- stelt eiseres in de gelegenheid zich bij akte uit te laten zoals hierboven overwogen;
- verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 14 januari 2009 om 10:00 uur;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en uit¬gesproken ter openbare civiele terechtzitting, in aanwezigheid van de griffier.