Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH7579

Datum uitspraak2009-03-19
Datum gepubliceerd2009-03-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/824613-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betasten van de billen van aangeefster door medescholieren levert geen ontuchtige handelingen op in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.


Uitspraak

proces-verbaal RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/824613-08 Datum uitspraak: 19 maart 2009 Proces-verbaal van het mondeling vonnis uitgesproken op de terechtzitting van de kinderrechter in bovengenoemde rechtbank, zittinghoudende te Eindhoven, op 19 maart 2009. Tegenwoordig zijn: mr. A.M. Kooijmans-de Kort, kinderrechter, mr. V. Vreeling, officier van justitie en mr. J.F.M. Spijkers-Smits, griffier. De kinderrechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen. De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de kinderrechter te zijn genaamd: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, wonende te [woonplaats], [adres]. Als raadsman is ter terechtzitting verschenen mr. B. van der Horst, advocaat te Maarheeze. Verschenen is de vader van verdachte. Tevens is verschenen de mevrouw J. Pijnenburg van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader van de benadeelde partij, [vader benadeelde partij], is verschenen. De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich schriftelijk gevoegd als benadeelde partij. De kinderrechter stelt vast dat als getuige is verschenen: [getuige]. De kinderrechter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is. De officier van justitie draagt de zaak voor. Het verhandelde ter terechtzitting is niet nader uitgewerkt. Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. De kinderrechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven. De kinderrechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting. AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 13 februari 2009. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 4 november 2008 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (telkens) heeft / hebben gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (telkens) betasten van en/of knijpen in en/of wrijven over de borsten en/of vagina en/of billen van die [slachtoffer] en/of het (telkens) met het onderlichaam en/of geslachtsdeel tegen het onderlichaam van die [slachtoffer] te gaan staan en/of aan te duwen en/of op te rijden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit - het (telkens) dicht naast die [slachtoffer] te gaan staan en/of (telkens) onverhoeds benaderen van die [slachtoffer], en/of - het (telkens) onverhoeds vastpakken en/of betasten van en/of knijpen in de borsten en/of vagina en/of billen van die [slachtoffer] en/of - het (telkens) tegenhouden van die [slachtoffer] en/of - het (telkens) met het onderlichaam en/of geslachtsdeel tegen het onderlichaam van die [slachtoffer] te gaan staan en/of aan te duwen en/of op te rijden; (artikel 246 jo 47 Wetboek van Strafrecht) De formele voorvragen. het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De kinderrechter is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsoverweging Aangeefster was ten tijde van de tenlastegelegde periode 15 jaar. Zij heeft verklaard dat drie jongens van dezelfde leeftijd, die bij haar in de klas zaten, verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], haar onzedelijk hebben betast. Zij zouden haar borsten, vagina en billen hebben aangeraakt/vastgepakt. Ook zouden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] haar bij de kluisjes in de hal hebben vastgehouden, waarbij [medeverdachte 2] haar een keer en [medeverdachte 1] meerdere keren tegen haar hebben "aangereden", dat wil zeggen dat zij met hun onderlichaam, seksbewegingen maakten tegen haar billen. [medeverdachte 1] zou haar tijdens een foyerdienst tegen een tafel hebben geduwd en weer dezelfde seksbewegingen hebben gemaakt. Aangeefster vond wat de jongens bij haar deden stom en vervelend. Ze zou wel hebben gezegd dat ze op moest houden, maar durfde niet te boos te reageren, omdat de jongens populair waren en omdat ze bang was dat de klas zich tegen haar zou keren. De kinderrechter ziet zich, gelet op de tenlastelegging, gesteld voor de vraag of de door aangeefster genoemde handelingen hebben plaatsgevonden, of het hier ontuchtige handelingen betreft en of de verdachten opzettelijk deze ontuchtige handelingen hebben gepleegd. Indien deze laatste vraag bevestigend wordt beantwoord is aan de orde de vraag of aangeefster is gedwongen de ontuchtige handelingen te ondergaan. Daarbij wordt onder ontuchtige handelingen verstaan handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of de handelingen als ontuchtig moeten worden aangemerkt, is afhankelijk van de omstandigheden waaronder die handelingen zijn verricht. Verdachten hebben ontkend dat zij bij aangeefster seksuele handelingen hebben gepleegd. Wel hebben zij in de kookles, of in de hal in het voorbijgaan aangeefster tegen de billen geslagen, maar dat deed volgens hen iedereen bij iedereen. Ook hebben de klasgenoten elkaar een keer in de kookles over de kokskleding heen ingesmeerd met chocolade. Verder gebeurde het dat de klasgenoten elkaar in de gymles bestoven met magnesium en in de kookles met bloem. Aangeefster nam volgens de verdachten deel aan deze stoeipartijen. Verdachte en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat [medeverdachte 2] zijn handen aan de voorkant van de kleding van aangeefster afgeveegd heeft. Door [medeverdachte 2] wordt dit ontkend. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij wel eens dicht tegen aangeefster heeft gestaan, onder andere toen hij over haar heen een aansteker pakte en dat hij aangeefster wel eens een knuffel heeft geven. Hieronder verstaat hij dat hij een arm om haar heen sloeg. De verdachten zeggen dat zij bij deze aanrakingen geen seksuele bedoelingen hadden. Ze raakten er ook niet opgewonden van. Ter zitting hebben zij verklaard dat zij het ontoelaatbaar vinden wanneer een jongen een meisje bij de vagina of borsten pakt, of tegen haar “aanrijdt”. De verklaring van verdachten over het fysieke contact tussen de klasgenoten wordt bevestigd door de verklaring van klasgenoot [getuige]. Zij heeft ter terechtzitting verklaard dat men elkaar in en buiten de kookles tegen de billen sloeg. Dit was volgens haar speels bedoeld. Er werd om gelachen. Ook aangeefster zou andere leerlingen tegen de billen hebben geslagen. [getuige] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte “rijbewegingen” maakte en aangeefster tussen haar benen heeft gepakt. De kinderrechter acht op grond van bovenstaande verklaringen bewezen dat de verdachten aangeefster regelmatig bij haar billen hebben gepakt, dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangeefster hebben vastgehouden/tegengehouden bij de kluisjes, dat [medeverdachte 2] zijn handen heeft afgeveegd aan de kokskleding, dat [medeverdachte 1] dicht tegen haar aan is gaan staan. Dat verdachte en medeverdachten tegen haar hebben “aangereden” acht de kinderrechter niet bewezen. Verdachten ontkennen deze handeling te hebben verricht. Alleen aangeefster heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] deze handeling hebben verricht. En alleen getuige [getuige] noemt in dit kader verdachte. Aangeefster zegt hier niets over. Ook verklaart zij niet dat [medeverdachte 2] haar borsten heeft aangeraakt. De kinderrechter is van oordeel dat de bewezenklaarde handelingen in de gegeven omstandigheden geen ontuchtige handelingen zijn als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van strafrecht. Uit de verklaringen van verdachten en de getuigen blijkt dat veeleer sprake was van speels, soms stoer en puberaal gedrag van leeftijdgenoten onder elkaar. De verdachten hebben daarbij onvoldoende rekening hebben gehouden met het feit dat niet alle meisjes van hun leeftijd gediend zijn van dit fysieke contact. Daarmee is echter nog niet gegeven dat hun gedrag ook ontuchtig was. Gelet op de aard van de gedragingen, de leeftijd, de sfeer waarin de handelingen plaatsvonden, de omstandigheid dat ook de meisjes zich niet onbetuigd lieten, ontbreekt aan de gedragingen het ontuchtig karakter. Om die reden zal verdachte worden vrijgesproken van hetgeen hem is tenlastegelegd. DE UITSPRAAK Vrijspraak, achtende de kinderrechter het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de kinderrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.