Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH8654

Datum uitspraak2009-01-20
Datum gepubliceerd2009-03-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersBK-07/00274-BK-07/00275
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het inroepen van de rechtsbijstand in de bezwaarfase is niet in redelijkheid geschied. Geen proceskostenvergoeding voor bezwaarfase toegekend. Indien de gemachtigde telefonisch contact had gezocht met de Ontvanger had deze eigener beweging de invorderingsrente en aanmaningskoten vemrinderd.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Sector belasting Nummers: BK-07/00274 en BK-07/00275 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 20 januari 2009 op het hoger beroep van X, te Z (hierna te noemen: belanghebbende), tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Gravenhage van 5 april 2007, nummer AWB 06/2578 IW en AWB 06/2579. Beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg 1.1. Bij beschikking van 5 oktober 2005 heeft de Ontvanger, de voorzitter van het mana-gementteam van de Belastingdienst P, aan belanghebbende een bedrag van € 6 aan aanma-ningskosten in rekening gebracht. 1.2. Bij brief van 28 oktober 2005 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de in re-kening gebrachte aanmaningskosten. Tevens verzocht zij om een vergoeding van kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt. 1.3. Bij beschikking van 11 november 2005 heeft de Ontvanger aan belanghebbende een bedrag van € 5 aan invorderingsrente in rekening gebracht. 1.4. Bij brief van 25 november 2005 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte invorderingsrente. Tevens verzocht zij om een vergoeding van kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt. 1.5. Bij een tweetal uitspraken op bezwaar heeft de Ontvanger het bedrag van de in rekening gebrachte aanmaningskosten respectievelijk invorderingsrente teruggebracht tot nihil. Het ver-zoek van belanghebbende om een vergoeding van de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt, heeft hij afgewezen. 1.6. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard. Loop van het geding in hoger beroep 2.1. Belanghebbende is van de uitspraken van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier in elk van beide zaken een griffierecht gehe-ven van € 106 per hoger beroep. De Ontvanger heeft verweerschriften ingediend. 2.2. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Ge-rechtshof van 9 december 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen versche-nen. Ter zitting is tevens behandeld het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank van 5 april 2007, AWB 05/7714, kenmerknummer Hof BK-07/00273. Al hetgeen in die zaak door partijen is aangevoerd en aan stukken is overgelegd wordt geacht ook te zijn aangevoerd en overgelegd in de onderhavige zaak. Van het verhandelde ter zit-ting is één procesverbaal opgemaakt. Vaststaande feiten Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvol¬doende weersproken, het volgende komen vast te staan: 3.1. Aan belanghebbende is een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2003 opgelegd, gedagtekend 16 februari 2003. Bij be-schikking, genomen bij de vaststelling van voormelde aanslag heeft de Inspecteur aan be-langhebbende een bedrag van € 206 aan heffingsrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft tegen de in rekening gebrachte heffingsrente een bezwaarschrift ingediend. Zij heeft in verband daarmee uitstel van betaling verzocht, welk uitstel is verleend. 3.2. Met dagtekening 7 juni 2005 is aan belanghebbende de definitieve aanslag in de in-komstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2003 opgelegd. Ook tegen die aanslag heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend. 3.3. De Inspecteur heeft bij brief van 15 juli 2005 gereageerd op het bezwaar van belang-hebbende inzake de in rekening gebrachte heffingsrente. De gemachtigde van belangheb-bende heeft vervolgens gereageerd bij brieven van 5 augustus, 19 en 22 september 2005. 3.4. Op 12 september 2005 heeft de Ontvanger het ter zake van voormelde voorlopige aan-slag verleende uitstel van betaling ingetrokken. 3.5. Op 22 september 2005 heeft ten kantore van de Inspecteur een gesprek met de ge-machtigde van belanghebbende plaatsgevonden. 3.6. Op 2 november 2005 is de openstaande belastingschuld voldaan. 3.7. Op 10 november 2005 heeft de gemachtigde van belanghebbende gesproken met de Ontvanger. De Ontvanger heeft hem toegezegd dat de aanmaningskosten en de invorderings-rente buiten invordering zouden worden gesteld, en dat deze niet behoefden te worden be-taald. 3.8. Volgens de door de gemachtigde in het geding gebrachte uren specificatie heeft hij drieëneenhalf uur besteed aan de behandeling van het bezwaar tegen de aanmaningskosten. Volgens de urenspecificatie zou daarvoor een bedrag van € 603,93 in rekening moeten wor-den gebracht. De gemachtigde heeft aan belanghebbende een nota doen toekomen ten bedra-ge van € 322. 3.9. De gemachtigde heeft 2,65 uur besteed voor de behandeling van het bezwaar tegen de invorderingsrente. Volgens de urenspecificatie zou daarvoor een bedrag van € 448,63 in re-kening moeten worden gebracht. De gemachtigde heeft aan belanghebbende een nota doen toekomen ten bedrage van € 322. Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen 4.1. In geschil is of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van de kosten, die zij in verband met de behandeling van de bezwaren heeft gemaakt, hetgeen belanghebbende betoogt doch de Ontvanger betwist. 4.2. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak van de Ontvanger alsmede tot toekenning van een vergoeding van kosten. 4.3. De Ontvanger heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het hoger beroep. Overwegingen omtrent het geschil 5.1. De Ontvanger heeft ter zitting de vraag opgeworpen of het Hof bevoegd is over de zaak te oordelen, nu belanghebbende is verhuisd naar P. Het Hof is evenwel de bevoegde (appel)rechter om in de onderhavige zaak op te oordelen. Het Hof oordeelt immers, gelet op het bepaalde in artikel 60 RO, in hoger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen en be-schikkingen in zaken van de rechtbank ’s-Gravenhage. 5.2. Artikel 7:15, lid 2, Awb bepaalt – voor zover van belang dat de kosten, die de be-langhebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belangheb-bende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. 5.3. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel kosten bestuurlijke voorprocedures (Kamerstukken II 1999-2000, nr. 27 024, nr. 3; blz. 7, V-N 2000/14.2) is onder meer ver-meld: In alle gevallen is de vergoeding (...) beperkt tot de kosten, die de belanghebbende redelijkerwijs in verband met de behandeling van het bezwaar (...) heeft moeten maken. Daarmee is (...) de zoge-naamde ”dubbele redelijkheidstoets” gecodificeerd: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten dienen redelijk te zijn. Aan dit vereiste is bijvoorbeeld niet voldaan, indien de bijstand van een belastingadviseur wordt ingeroepen om een evidente rekenfout in een belastingaanslag te herstellen. Het is immers algemeen bekend, dat een eenvoudig telefoontje naar de belastingdienst daartoe ook volstaat. 5.4. De Ontvanger stelt dat belanghebbende niet in redelijkheid tot de beslissing is geko-men kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te maken. Het Hof volgt de Ontvanger hierin. Uit de stukken van het geding blijkt dat de gemachtigde van be-langhebbende in overleg met de Inspecteur was getreden inzake de afwikkeling van de aan-slagregeling voor de inkomstenbelasting voor het jaar 2003 en de daarbij in rekening ge-brachte heffingsrente. Geenszins is gebleken dat partijen niet in goed overleg hebben ge-zocht naar oplossingen voor de aangevoerde bezwaren. Het had in de rede gelegen dat de gemachtigde, na ontvangst van de beschikking van 11 november 2005, bij de Ontvanger te-lefonisch zou informeren of hij zijn toezegging van 10 november 2005 om de aanmanings-kosten en invorderingsrente buiten invordering te stellen, gestand zou doen. Indien de ge-machtigde telefonisch contact had gezocht met de Ontvanger was laatstgenoemde in de ge-legenheid geweest om uit eigen beweging (nogmaals) aan de bezwaren van belanghebbende met betrekking tot de aanmaningskosten en de invorderingsrente tegemoet te komen. Nu de gemachtigde heeft nagelaten dat contact met de Ontvanger op te nemen is niet komen vast te staan dat de Ontvanger die bereidheid niet zou hebben gehad. 5.5. Gelet op het vorenoverwogene is het inroepen van de rechtsbijstand in de bezwaarfase door belanghebbende niet in redelijkheid geschied. Het Hof acht mitsdien geen termen aan-wezig de Ontvanger te veroordelen tot vergoeding van de kosten van het bezwaar als be-doeld in artikel 7:15 van de Awb. Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Beslissing Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep ongegrond. Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.W. baron van Knobelsdorff en J.V. Van Noorle Jansen. De beslissing is op 20 januari 2009 in het openbaar uitgesproken, in te-genwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh. aangetekend aan partijen verzonden: Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd. 2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: - de naam en het adres van de indiener; - de dagtekening; - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; - de gronden van het beroep in cassatie. Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden ver-zocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.