Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH8926

Datum uitspraak2008-10-21
Datum gepubliceerd2009-03-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers108.004.915
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzetzaak. Tijdig verzet gedaan? Informatie over het doen van verzet, waar en binnen welke termijn dat moet, staat op het dwangbevel. De betrokkene kon daarom niet volstaan met contact opnemen met het deurwaarderskantoor en de uitkomst daarvan afwachten. Hij had daarnaast binnen de daarvoor geldende termijn bij de rechtbank een verzetschrift kunnen en moeten indienen.


Uitspraak

WAHV 108.004.915 21 oktober 2008 CJIB 097936780 Gerechtshof te Leeuwarden Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 maart 2008 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 22 maart 2007 uitgevaardigd dwangbevel ongegrond verklaard. De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beschikking van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. Bij de nadere toelichting op het beroep is verzocht om een behandeling ter zitting. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt. De zaak is behandeld ter zitting van 7 oktober 2008. De betrokkene is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. E.R. Jepkema. 3. Beoordeling 3.1. De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene ongegrond verklaard. 3.2. De betrokkene voert aan dat het dwangbevel ten onrechte is uitgevaardigd en heeft dat gemotiveerd. Ter zitting heeft hij ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij de tweede aanmaning niet heeft ontvangen en dat de post niet altijd correct wordt bezorgd, drie kopieën overgelegd waarop zes poststukken staan die op zijn adres zijn bezorgd terwijl zij aan een ander adres of huisnummer zijn gericht. 3.3. De advocaat-generaal heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de kantonrechter de betrokkene niet-ontvankelijk had dienen te verklaren in het verzet, omdat het te laat is gedaan. De aan de deurwaarder gerichte brief van de betrokkene van 4 april 2007 is geen verzetschrift en op de deurwaarder rust geen doorzendplicht. Er moet daarom worden uitgegaan van het op 11 mei 2007 door de rechtbank ontvangen verzetschrift. 3.4. Ingevolge artikel 26, derde lid, derde volzin, WAHV dient het verzetschrift binnen twee weken na de betekening van het dwangbevel te worden ingediend bij de rechtbank van het arrondissement waar het adres is van degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd. Dit is een voorschrift van openbare orde waaraan de rechter ambtshalve dient te toetsen. 3.5. In het dossier bevindt zich een afschrift van het op 22 maart 2007 uitgevaardigde dwangbevel. Dit dwangbevel is op 3 april 2007 betekend door middel van het achterlaten van een afschrift in een gesloten envelop (met daarop de vermeldingen als wettelijk voorgeschreven) aan het adres van de betrokkene. De termijn voor het indienen van een verzetschrift eindigde daarom op 17 april 2007. Het ongedateerde verzetschrift (met bijlagen) is, zoals blijkt uit een daarop gesteld stempel, op 11 mei 2007 bij de locatie Deventer van de rechtbank Zwolle-Lelystad ingekomen. Derhalve is het verzetschrift niet tijdig ingediend. 3.6. Artikel 6:11 Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Het hof past deze bepaling op overeenkomstige wijze toe in de verzetprocedure in het kader van de WAHV (Gerechtshof Leeuwarden, 16 juli 2007, WAHV 07/00386, LJN BB 1224, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl). 3.7. De betrokkene heeft ter zitting aangevoerd dat hij wel tijdig verzet heeft gedaan. In reactie op het dwangbevel heeft hij contact opgenomen met het deurwaarderskantoor en vervolgens heeft hij gehandeld zoals dit kantoor hem heeft meegedeeld. 3.8. Vooropgesteld dient te worden dat informatie over het doen van verzet, waar en binnen welke termijn dat dient te geschieden, vermeld staat op (de bijlagen bij) het betekende dwangbevel. De betrokkene kon daarom niet volstaan met contact opnemen met het deurwaarderskantoor en de uitkomst daarvan afwachten, maar had daarnaast binnen de daarvoor geldende termijn bij de rechtbank een verzetschrift kunnen en moeten indienen. 3.9. Uit de bijlagen bij het verzetschrift blijkt dat het deurwaarderskantoor de betrokkene bij brieven van 12 april 2007 en 25 april 2007 heeft geïnformeerd naar aanleiding van zijn brief van 4 april 2007. Op de brief van 25 april 2007 staat rechts onderaan met de hand geschreven het adres en telefoonnummer van de sector kanton te Deventer. Het hof leidt daaruit af dat de betrokkene na ontvangst van die brief opnieuw contact heeft opgenomen met het deurwaarderskantoor en opnieuw telefonisch informatie heeft verkregen over de vraag waar hij een verzetschrift zou moeten indienen. De termijn voor het doen van verzet was op dat moment echter al geëindigd. 3.10. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 november 2000, JB 2000, 343 uitdrukkelijk overwogen dat voor het vertrouwen dat men mag ontlenen aan een uitlating van een bestuursorgaan vereist is dat de betrokkene van die uitlating kennisneemt binnen de wettelijke termijn voor het aanwenden van het rechtsmiddel. Nog daargelaten de vraag of een deurwaarderskantoor in een geval als dit als een bestuursorgaan kan worden aangemerkt, kan vertrouwen, ontleend aan informatie waarvan eerst kennis is genomen na de verzettermijn, dus niet bewerkstelligen dat een termijnoverschrijding verschoonbaar wordt. 3.11. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat er van een verschoonbare termijnoverschrijding geen sprake is. De kantonrechter had het verzet van de betrokkene daarom niet-ontvankelijk dienen te verklaren in plaats van het inhoudelijk te behandelen. Het hof zal met vernietiging van de beslissing van de kantonrechter het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel alsnog niet-ontvankelijk verklaren. Dat brengt mee dat het hof niet kan toekomen aan een inhoudelijke behandeling van het verzet. Wel vormt de vernietiging van de beslissing van de kantonrechter aanleiding voor restitutie van het in hoger beroep betaalde griffierecht. 4. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt de beschikking van de kantonrechter; verklaart het verzet bij de kantonrechter niet-ontvankelijk; bepaalt dat het door de betrokkene op de voet van artikel 26a WAHV betaalde griffierecht door de griffier van de rechtbank aan hem wordt gerestitueerd. Deze beschikking is gegeven door mr. Van Wagtendonk, in tegenwoordigheid van mr. Van der Heide als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.