
Jurisprudentie
BH9027
Datum uitspraak2009-07-07
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/01053
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-07-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/01053
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bestorming ADO-home door Ajax-supporters. 1. Uitleg tenlastelegging (t.l.l.), art. 141 Sr. 2. Voeging benadeelde partij (bp) in hb. Ad 1. Het Hof heeft de op art. 141 Sr toegesneden t.l.l. kennelijk aldus opgevat dat daarin aan verdachte wordt verweten openlijk in vereniging geweld te hebben gepleegd tegen de in die t.l.l. bedoelde groep met naam genoemde personen, welk geweld bestond uit het op personen uit die groep inslaan met een honkbalknuppel of een soortgelijk voorwerp, waarbij 1 of meer van die personen tegen het hoofd of lichaam zijn geslagen. Die uitleg van de t.l.l. is met haar bewoordingen niet onverenigbaar. Het o.g.v. die t.l.l. bewezenverklaarde kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. ’s Hofs oordeel dat het openlijk geweld ook is gepleegd tegen de personen die niet daadwerkelijk zijn geslagen, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent art. 141 Sr. Ad 2. Uit ’s Hofs overwegingen kan niet anders volgen dan dat de bp zich (ook) in hb heeft gevoegd. Mede gelet op art. 421.2 en 3 Sv is niet zonder meer begrijpelijk dat het Hof o.g.v. de enkele omstandigheid dat op het desbetreffende voegingsformulier in hb geen bedrag is ingevuld, heeft geoordeeld dat “slechts het in 1e aanleg toegewezen bedrag van € 2.000,- aan de orde is”.
Conclusie anoniem
Nr. 08/01053
Mr. Machielse
Zitting 7 april 2009
Aanvullende conclusie inzake:
[Verdachte 4]
1. Op 24 maart 2009 heb ik geconcludeerd in deze zaak, maar ik heb verzuimd acht te slaan op de tijdig ontvangen schriftuur van de benadeelde partij [slachtoffer 1], welke schriftuur door mr. A.H. Westendorp is ingediend. Daarvoor bied ik mijn verontschuldigingen aan.
2. De benadeelde partij klaagt over het oordeel van het hof dat zij in hoger beroep haar vordering zou hebben beperkt tot het bedrag dat in eerste aanleg is toegewezen, te weten € 2.000,00, terwijl initieel € 6.500,00 is gevorderd.
3.1. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2008 houdt op dit punt het volgende in:
"Voorts heeft [slachtoffer 1] op het voegingsformulier in hoger beroep geen bedrag aangegeven, daarom gaat het hof ervan uit dat in hoger beroep slechts het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.000,- aan de orde is. De vorderingen van de overige benadeelde partijen zijn aan de orde als door de rechtbank toegewezen."
3.2. Ook in zijn arrest heeft het hof zich uitgelaten over de beperking van de vordering van de benadeelde partij:
"Vorderingen tot schadevergoeding [slachtoffer 8], [slachtoffer 9], [slachtoffer 10], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5], [slachtoffer 7], [slachtoffer 6], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1]
(...)
Dit betreffen de hierna genoemde bedragen:
(...)
[slachtoffer 1] € 6500,00
Voorts heeft [slachtoffer 1] op het voegingsformulier in hoger beroep geen bedrag aangegeven, daarom gaat het hof ervan uit dat in hoger beroep slechts het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.000,- aan de orde is.
(...)
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door en namens de verdachte betwist.
De vorderingen in eerste aanleg van [slachtoffer 9], [slachtoffer 10], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 1] bestaan uit geleden materiële en immateriële schade.(1) De door deze partijen in hoger beroep gevorderde schade is, voor zover het geleden materiële schade betreft, op geen enkele wijze onderbouwd.
Met betrekking tot de door [slachtoffer 8], [slachtoffer 9], [slachtoffer 10], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5], [slachtoffer 7], [slachtoffer 6], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schade is het hof van oordeel dat deze rechtstreeks haar grondslag vindt in het onder 3 primair, tweede cumulatief/alternatief aan de verdachte tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit.
Voornoemde benadeelde partijen waren op 10 februari 2006 aanwezig in het ADO-home toen zij plotseling werden opgeschrikt door de bestorming van het ADO-home door verdachte en zijn medeverdachten. Bij deze bestorming zijn [slachtoffer 9], [slachtoffer 8], [slachtoffer 10], [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] geslagen met knuppels. [Slachtoffer 1] is door een zestal mannen omringd en met knuppels en/of stokken geslagen en is daarnaast nog in zijn arm en rechterzij gestoken. Als gevolg van de hierdoor opgelopen verwondingen moest hij naar het ziekenhuis worden afgevoerd. [Slachtoffer 3], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] hebben hun toevlucht gezocht in een voorraadhok in het ADO-home, waar zij doodsangsten hebben uitgestaan, en als gevolg daarvan zijn zij niet geslagen.
Nu naar het oordeel van het hof gelet op het vorenstaande aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden, dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het onder 3 primair, tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feit en dat derhalve de vorderingen van de benadeelde partijen ter zake van de geleden immateriële schade zich lenen voor gedeeltelijke toewijzing, zal het hof naar maatstaven van billijkheid de volgende bedragen toekennen:
(...)
De vordering van [slachtoffer 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-, omdat hij door meerdere mensen is omringd en daarbij met knuppels en stokken is geslagen.
Voor het overige acht het hof de vorderingen van de benadeelde partijen niet van zo eenvoudige aard dat zij zich lenen voor behandeling in het onderhavige strafproces en zullen in zoverre daarom niet-ontvankelijk worden verklaard."
3.3. Het oordeel van het hof dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] de vordering zou hebben beperkt tot hetgeen in eerste aanleg was toegewezen, nu geen bedrag is ingevuld, komt mij niet verdedigbaar voor. Het zou dan immers ingevolge art. 421 lid 2 Sv niet nodig zijn om zich alsnog als benadeelde partij in hoger beroep te voegen. Maar de benadeelde partij heeft zich opnieuw in hoger beroep gevoegd, zodat ervan kan worden uitgegaan dat de benadeelde partij het derde lid van art. 421 Sv tot toepassing wilde laten komen.
Ook de omstandigheid dat de benadeelde partij heeft aangegeven haar vordering te willen handhaven wijst erop dat de benadeelde partij de vordering zoals in eerste aanleg ingediend opnieuw aan het oordeel van het hof wilde onderwerpen.
3.4. De klacht van deze benadeelde partij komt mij gegrond voor. Dat heeft tot gevolg dat het arrest van het hof zal moeten worden vernietigd voor zover het de beslissing betreft op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de beslissing tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van deze benadeelde partij. Het hof zal op deze punten opnieuw hebben te beslissen.
Dat brengt mij er toe de Hoge Raad ook een andere oplossing te presenteren dan aanvankelijk was opgenomen in mijn eerdere conclusie. Ik had daar voorgesteld dat de Hoge Raad zelf vrij zou kunnen spreken voor zover het betreft de bewezenverklaring onder 3 primair, ten tweede van het geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2 t/m 5], met vernietiging van de beslissingen over de vorderingen van deze benadeelde partijen en van de ondersteunende oplegging van schadevergoedingsmaatregelen, voor zover deze vorderingen betrekking hebben op de immateriële schade.
Maar nu het hof in mijn visie toch opnieuw zal hebben te beslissen op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zie ik aanleiding mijn eerdere conclusie aan te passen en aan de Hoge Raad het voorstel te doen het bestreden arrest te vernietigen voor zover het betreft
- het onder 3 primair, ten tweede bewezenverklaarde geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2 t/m 5],
- de beslissingen op de vorderingen van deze benadeelde partijen en op die van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot vergoeding van de immateriële schade en
- de oplegging van schadevergoedingsmaatregelen, voor zover deze vorderingen betrekking hebben op de immateriële schade van deze benadeelde partijen,
met verwerping van het beroep voor het overige, en de zaak terug te wijzen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde in zoverre de zaak opnieuw te berechten en af te doen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Volgens de vaststelling van de rechtbank betrof de vordering van [slachtoffer 1] enkel immateriële schade zodat hier sprake is van een vergissing van het hof.
Nr. 08/01053
Mr. Machielse
Zitting 24 maart 2009
Conclusie inzake:
[verdachte 4](1)
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft de verdachte op 8 februari 2008 voor 3. de eendaadse samenloop van "medeplegen van poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd", en "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen", 4. "openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen", en 6. "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk. Aan die veroordeling heeft het hof een bijzondere voorwaarde verbonden. Tevens heeft het hof beslissingen genomen op de vordering van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.
2. Mr. M.J.A.E. Rijssenburg, advocaat te 's-Gravenhage, heeft cassatie ingesteld. Mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden, houdende drie middelen van cassatie.
3.1. Het eerste middel klaagt over het bewijs van feit 3 primair, ten tweede. Voor zover het betreft het geweld tegen [slachtoffer 2 t/m 5] steunt de bewezenverklaring niet op wettige bewijsmiddelen.
3.2. Als feit 3 primair, ten tweede is bewezenverklaard dat:
"hij op 10 februari 2006 te 's-Gravenhage met anderen op een voor het publiek toegankelijke plaats en/of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het supportershome van ADO/FC DEN HAAG, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het meerdere malen met een honkbalknuppel, althans met een soortgelijk voorwerp op en/of tegen het hoofd/de hoofden en/of het lichaam/de lichamen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] te slaan".
3.3. Het hof heeft in de aanvulling op zijn arrest de volgende overweging opgenomen:
"Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Op de bewuste avond van 10 februari 2 006 waren in het ADO-home een tiental personen aanwezig, toen een grote groep AJAX-supporters - gewapend met knuppels - het home binnenstormde en willekeurig om zich heen sloeg op aanwezige ADO-supporters. Hoewel de aangevers [slachtoffer 2 t/m 5] zelf niet zijn geraakt door knuppels is het hof van oordeel dat het openlijk geweld ook tegen hen is gepleegd, gelet op de volstrekte willekeurigheid van het geweld dat jegens de ADO-supporters werd gepleegd, van welke groep zij deel uitmaakten en tegen welke groep het geweld was gericht."
3.4. Dit middel komt mij gegrond voor. Uit de gebezigde bewijsmiddelen zou wel zijn af te leiden dat naast het daadwerkelijk geweld dat is uitgeoefend tegen de mensen die zijn geslagen ook geweld in de zin van art. 141 Sr is gepleegd door gewelddadig en bedreigend het supportershome van ADO Den Haag binnen te dringen, maar dat is niet tenlastegelegd.
3.5. De Hoge Raad zou om redenen van doelmatigheid de verdachte alsnog kunnen vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Voor terugwijzing of verwijzing van de zaak voor een nieuwe behandeling bestaat mijns inziens onvoldoende grond, aangezien door deze vrijspraak de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet worden aangetast.(2) Dat heeft ook gevolgen voor de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2 t/m 5] en voor de schadevergoedingsmaatregelen die te hunnen behoeve zijn opgelegd, voorzover deze beslissingen zijn gerelateerd aan de immateriële schade die als gevolg van feit 3 primair, ten tweede is geleden. De benadeelde partijen [slachtoffer 3 t/m 5] zullen in hun vorderingen tot vergoeding van de immateriële schade niet ontvankelijk moeten worden verklaard evenals de benadeelde partij [slachtoffer 2]. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] kan echter wel worden toegewezen voor het deel dat betrekking heeft op de materiële schade. Ook de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van deze benadeelde partijen zouden moeten worden geschrapt, weer behoudens ten aanzien van de materiële schade door [slachtoffer 2] geleden.
4.1. Het tweede middel klaagt over de oplegging van de bijzondere voorwaarde. Deze is in het arrest als volgt omschreven:
"Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd bij alle officiële wedstrijden van AJAX niet binnen een straal van twee kilometer van het speelveld of het stadion mag komen gedurende een periode van twee uur vóór de wedstrijd tot twee uur na de wedstrijd."
4.2. Het middel voert aan dat het hof art. 359, tweede lid, Sv heeft geschonden doordat het niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die het hof hebben geleid tot afwijking van een door de advocaat van verdachte in hoger beroep uitdrukkelijk voorgedragen onderbouwd standpunt. De steller van het middel doelt op de volgende passage uit een pleitnota in hoger beroep:
"Stadion verbod?:
134. Voor het opleggen van een stadionverbod als maatregel is geen aanleiding. Op de keper beschouwd bestaat er namelijk geen relatie lussen de openlijke geweldpleging en voetbal. Het hing niet samen met een bepaalde voetbalwedstrijd, maar vond slechts plaats op het terrein van een voetbalvereniging."
4.3. Ik kan de stelling dat het hier om een onderbouwd standpunt gaat niet onderschrijven. Wat is aangevoerd is slechts een losse bewering die niet is onderbouwd, zonder verwijzingen.(3)
4.4. Voorts stelt het middel dat een bijzondere voorwaarde strekt ter beïnvloeding van het gedrag van de veroordeelde en wel zodanig dat daardoor recidive wordt voorkomen. Het hof heeft verzuimd aan te geven welk doel de opgelegde voorwaarden heeft. Nergens blijkt dat de feiten waarvoor verdachte is veroordeeld in enige relatie staan met wedstrijden van Ajax. De bijzondere voorwaarde had dus niet opgelegd mogen worden, althans schiet de motivering ervan tekort.
4.5. Behalve het laatste feit richtten de delicten waarvoor verdachte is veroordeeld zich tegen personen en inventaris die verdachte en zijn mededaders aantroffen in het supportershome van ADO Den Haag. Verdachte en zijn mededaders zijn op 10 februari 2006 vanuit het supportershome van Ajax naar Den Haag vertrokken met de kennelijke bedoeling met supporters van ADO te gaan vechten. Het hof heeft bij de strafoplegging gememoreerd dat verdachte eerder veroordeeld is voor het plegen van soortgelijke feiten, waaronder voetbalgerelateerd geweld en heeft overwogen dat deze eerdere veroordelingen hem er kennelijk niet van hebben weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
4.6. De bijzondere voorwaarden zijn in art. 14c lid 2 Sr genoemd. Zij hebben de strekking de algemene voorwaarde, het nalaten van strafbare feiten, te ondersteunen.(4) Art. 14c lid 2 onder 5 Sr spreekt van "andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende". Volgens Bleichrodt zijn de gedragsvoorwaarden te onderscheiden in de voorwaarden die 'goed levensgedrag' bevorderen, meer bepaald de recidive dienen te voorkomen, en de voorwaarden waaraan de veroordeelde op grond van de maatschappelijke betamelijkheid kan worden gehouden.(5) Een stadionverbod valt onder de eerste categorie omdat het hooliganisme kan tegengaan.(6)
4.7. Ook in de onderhavige zaak kost het mij geen moeite om in het opgelegde stadionverbod een preventieve voorwaarde te zien. Het hof heeft klaarblijkelijk en niet onbegrijpelijk bedacht dat niet alleen de onderhavige feiten maar ook andere feiten waarvoor verdachte is veroordeeld te maken hebben met de omstandigheid dat verdachte deel uitmaakt van een groep personen die zich Ajax-supporters noemen, en die voor, tijdens, na of naar aanleiding van voetbalwedstrijden verantwoordelijk zijn (geweest) voor opstootjes en ongeregeldheden. Het zou het gedrag van verdachte ten goede kunnen komen als de contacten met andere leden van deze groep juist wanneer spanningen tot geweld kunnen leiden worden beperkt. De voetbalwedstrijden van de favoriete club zijn de gelegenheden waar supporters zich verzamelen en waar mensen met een kort lontje gemakkelijk een kruitvat kunnen doen ontploffen. Het hof heeft gemeend dat ter beperking van het recidiverisico verdachte niet aan zulke uitdagingen moest worden blootgesteld. Het lijkt mij volstrekt helder wat de bedoeling van het hof is geweest en tot een ruimere motivering van het opleggen van de bijzondere voorwaarde was het hof niet gehouden.
Het middel faalt.
5.1. Het derde middel klaagt over de verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid van het OM.
5.2. Het hof heeft daarover in zijn arrest het volgende overwogen:
"Ontvankelijkheid openbaar ministerie in hoger beroep
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep op grond van het navolgende:
1) Nu de appelschriftuur van de officier van justitie niet gedateerd is, is onduidelijk wanneer deze schriftuur is ingediend.
2) De appelschriftuur is door de verdediging - na vele verzoeken daartoe - niet binnen een redelijke termijn ontvangen.
3) Het betreft een zeer algemene appelschriftuur.
4) In zaken van medeverdachten heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijkheid verzocht.
Het hof verwerpt dit verweer ten aanzien van de punten 1, 2 en 3 op grond van het feit dat de bepaling van artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, inhoudende dat de officier van justitie binnen 14 dagen na het instellen van hoger beroep een schriftuur houdende grieven dient in te dienen, eerst in werking is getreden op 1 maart 2007.
De wijziging is niet van toepassing op zaken waarin in eerste aanleg vonnis is gewezen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging, hetgeen in onderhavige zaak het geval is.
Ten aanzien van punt 4 overweegt het hof dat de enkele omstandigheid, dat het openbaar ministerie ten aanzien van een aantal zaken van medeverdachten heeft aangegeven die zaken "niet door te willen zetten, dan wel zelf niet-ontvankelijkheid te verzoeken", nog niet met zich brengt dat in de onderhavige zaak het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard."
5.3. Eerlijk gezegd valt het mij lastig de bedoeling van de steller van het middel te doorgronden. Betoogd wordt dat de verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid onbegrijpelijk is omdat "niet gesteld kan worden" dat de eerste drie redenen die de raadsvrouw in haar pleitnota noemde "geen van allen toezien dan wel uitsluitend toezien op de termijn van indienen van (dan wel binnen) 14 dagen, zoals bedoeld in art. 410 Sv". Evenmin is in de pleitnota betoogd dat juist die overschrijding of enkel die overschrijding tot niet-ontvankelijkheid behoorde te leiden.
Ik vermoed dat het de bedoeling van de steller van het middel is om aan te voeren dat de advocaat in hoger beroep haar niet-ontvankelijkheidsverweer niet (enkel) wilde ophangen aan de schending van de termijn van art. 410 Sv, maar daarvoor ook nog andere gronden zag. Maar welke dat dan zouden moeten zijn is in hoger beroep niet helder gemaakt en blijkt evenmin in cassatie. Met welk ander ontvankelijkheidsbeletsel het betoog van de advocaat in hoger beroep in verband zou staan is het hof klaarblijkelijk niet duidelijk geworden en mij ook niet.
Het middel faalt.
6. Het eerste middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal vrij kunnen spreken voor zover het betreft de bewezenverklaring onder 3 primair, ten tweede van het geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2 t/m 5], met vernietiging van de beslissingen over de vorderingen van deze benadeelde partijen en van de ondersteunende oplegging van schadevergoedingsmaatregelen, voor zover deze vorderingen betrekking hebben op de immateriële schade. [Slachtoffer 2] heeft ook een vordering ingediend ter vergoeding van materiële schade die het gevolg is geweest van feit 4 en deze vordering wordt door gegrondbevinding van het eerste middel niet geraakt. Het tweede en derde middel falen en kunnen naar mijn oordeel met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden verworpen. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
7. Deze conclusie strekt tot de hiervoor onder 7 aanbevolen aanpassingen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Deze zaak hangt samen met nr. 08/00877 (verdachte 2), nr. 08/00800 (verdachte 3), nr. 08/00807 (verdachte 1), nr. 08/00948 (verdachte 5), nr. 08/03942 (verdachte 6) en nr. 08/03943 (verdachte 7) waarin ik eveneens vandaag concludeer.
2 Vgl. HR 13 januari 2009, LJN BF3292.
3 Vgl. HR 28 augustus 2007, LJN BA5639.
4 F.E. Bleichrodt, Onder voorwaarde, p. 69.
5 Onder voorwaarde, p.82 e.v.
6 HR 14 mei 1996, NJ 1996, 560.
Uitspraak
7 juli 2009
Strafkamer
nr. 08/01053
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 8 februari 2008, nummer 22/000071-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte 4], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft mr. A.H. Westendorp, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak voor zover het betreft
- het onder 3 ten tweede bewezenverklaarde geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2 t/m 5],
- de beslissingen op de vorderingen van deze benadeelde partijen en op die van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot vergoeding van de immateriële schade en
- de oplegging van schadevergoedingsmaatregelen, voor zover deze vorderingen betrekking hebben op de immateriële schade van deze benadeelde partijen, met verwerping van het beroep voor het overige, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De advocaat van de benadeelde partij heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
1.3. De raadsman van de verdachte heeft schriftelijk op de schriftuur van de benadeelde partij gereageerd.
2. Tenlastelegging, bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Aan de verdachte is - voor zover in cassatie van belang - onder 3 en 4 tenlastegelegd dat:
"3. hij op of omstreeks 10 februari 2006 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meerdere ma(a)l(en) met een honkbalknuppel, althans met een soortgelijk voorwerp op en/of tegen het hoofd/de hoofden en/of het lichaam/de lichamen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 10 februari 2006 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Zuiderpark, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het supportershome van ADO/FC Den Haag openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het één of meerdere ma(a)l(en) met een honkbalknuppel, althans met een soortgelijk voorwerp op en/of tegen het hoofd/de hoofden en/of het lichaam/de lichamen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te slaan;
4. hij op of omstreeks 10 februari 2006 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Zuiderpark, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het supportershome van ADO/FC Den Haag, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten
a) één of meerdere auto's, welke stond(en) geparkeerd in de onmiddellijke nabijheid van het supportershome van ADO/FC Den Haag en/of
b) het supportershome van ADO/FC Den Haag,
welk geweld bestond uit
a) het één of meerdere ma(a)l(en) met (een) stok(ken) en/of een paraplu(s), althans met (een) soortgelijke voorwerp(en), slaan op en/of tegen die auto(s) en/of
b) het met (een) stok(ken) en/of (een) paraplu(s), althans met (een) soortgelijke voorwerp(en), inslaan van één of meerdere ruit(en) van dat supportershome en/of het kapot slaan van de inboedel."
2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"3. hij op 10 februari 2006 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen met een honkbalknuppel, althans met een soortgelijk voorwerp op en/of tegen het hoofd/de hoofden en/of het lichaam/de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 10 februari 2006 te 's-Gravenhage met anderen op een voor het publiek toegankelijke plaats en/of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het supportershome van ADO/FC Den Haag openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het meerdere malen met een honkbalknuppel, althans met een soortgelijk voorwerp op en/of tegen het hoofd/de hoofden en/of het lichaam/de lichamen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] te slaan;
4. hij op 10 februari 2006 te 's-Gravenhage met anderen op een voor het publiek toegankelijke plaats en/of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het supportershome van ADO/FC Den Haag, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten het supportershome van ADO/FC Den Haag, welk geweld bestond uit het met stokken en/of paraplu's, althans met soortgelijke voorwerpen inslaan van ruiten van dat supportershome en het kapot slaan van de inboedel."
2.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 29 november 2006, voor zover inhoudende:
"Ik ben met [betrokkene 12] meegereden van het AJAX-supportershome naar Den Haag."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik heb in het weekend dat Feyenoord-AJAX werd gespeeld via MSN gehoord dat er AJAX-supporters naar 's-Gravenhage zouden gaan om te vechten. Dat was in het weekend voordat wij naar 's-Gravenhage zijn gegaan. Wij zouden om 20.00 uur in het supportershome van AJAX verzamelen."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 11]:
"U zegt mij dat uit de uitdraai van mijn telefoonlijst blijkt dat ik op 7 februari 2006 een sms heb gekregen van iemand met het nummer 06-[001]. Hierin stond "vrijdag 8 uur honk geef het door". Deze sms was van [verdachte 4]."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Op 10 februari 2006 zag ik in het supportershonk van AJAX diverse supporters met wapens, waaronder paraplu's, stokken, bezemstelen en tafelpoten. Ik hoorde dat wij naar Den Haag zouden gaan voor een confrontatie met supporters van ADO Den Haag. Er werd geroepen dat wij naar Den Haag zouden gaan. Ik zag mensen met routebeschrijvingen lopen. Bij de auto's werden wij door onder meer [verdachte 4] toegewezen om in bepaalde auto's te stappen. Op een gegeven moment gingen wij rijden volgens de meegegeven routebeschrijving richting Den Haag. In Den Haag liepen we met een groep van ongeveer 70 jongens richting het home van ADO Den Haag. [Verdachte 4] heb ik daar ook gezien. Ik zag een groep jongens richting het home van Den Haag rennen. Vervolgens hoorde ik glasgerinkel en geschreeuw. Later zag ik onder anderen [verdachte 4] terugrennen vanuit het stadion."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Tijdens het lopen richting het home van Den Haag riep [verdachte 4] dat wij bij elkaar moesten blijven."
f. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Op 10 februari 2006 ben ik in het AJAX-honk geweest. Buiten zei [verdachte 4] tegen mij in welke auto [betrokkene 13] en ik konden meerijden. In Den Haag liepen wij in gewone looppas richting het stadion.
Ik zag ongeveer 75% van de groep met iets in zijn handen lopen. Een stok of iets dergelijks."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Ik heb op die vrijdag onder meer degene op foto nr. 19, te weten [verdachte 4], in Den Haag gezien. Volgens mij liep hij ook mee met de eerste 15 man die het ADO-honk binnen gingen. Toen we terugliepen naar de auto's werd ik ingehaald door [verdachte 4] die riep: "doorlopen, doorlopen, politie". Toen ik voor het ADO home stond, zag ik [verdachte 4] midden in het groepje staan die vooraan stond. [Verdachte 4] stond ongeveer 3 meter voor mij. Ik zag [...] die bom gooien en die rent als eerste naar binnen. Daarna zie ik een groepje naar binnen rennen. In dat groepje zat ook [verdachte 4]."
h. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"U toont mij een groepsfoto die bij mij thuis is aangetroffen. Deze foto is in december 2005 in Londen genomen. U vraagt mij wie er op deze foto staan.
Nummer 19 is [verdachte 4]. [Verdachte 4] (nummer 19) is ook meegegaan naar 's-Gravenhage op 10 februari 2006. Ik heb [verdachte 4] bij het supportershome van AJAX in zien stappen. Ik heb hem in de groep in 's-Gravenhage zien lopen.
U toont mij een aantal foto's met een nummer. U vraagt mij wie van deze personen mee naar 's-Gravenhage zijn geweest. Nummer 129 is [verdachte 4]. Ik heb hem net al genoemd."
i. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 22 februari 2006 werden aan de verdachte [betrokkene 2] een aantal foto's van AJAX-supporters getoond. Door de verdachte werden de onderstaande foto's aangewezen. De in dit proces-verbaal genoemde fotonummers komen overeen met de in het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [betrokkene 1] genoemde foto's."
Fotonummer 129: [verdachte 4], geboren op [geboortedatum] 1983."
j. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Op 10 februari 2006 zijn wij van het AJAX-honk naar Den Haag vertrokken. In Den Haag liepen wij snel door, het stadion in. We gingen eerst door een hek dat open was en daarna rechts, via een pleintje, links door het tweede hek, dat ook open was. Daar is het ADO-home. Voor mij stonden 10 à 15 mensen. Ik heb [verdachte 4] buiten bij het home gezien."
k. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 9]:
"Op 10 februari 2006 zijn we in colonne naar Den Haag gereden. Op de verzamelplek was een groep van 60 à 70 mensen. We liepen met z'n allen richting het ADO-stadion. Er waren veel mensen om mij heen. Ik heb [verdachte 4] kunnen herkennen. Toen we terugrenden heb ik [verdachte 4] gezien. Hij zei: "We gaan"."
l. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 9]:
"Ik heb vooraan gelopen in de tweede groep (het hof begrijpt: naar het ADO-home). De eerste groep die voorop liep was een man of 25 groot. Daar heb ik [verdachte 4] zien lopen."
m. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
"Ik doe aangifte van openlijk geweld.
Het supportershome is iedere vrijdag geopend en iedereen kan er zo binnenlopen, alle deuren staan gewoon open. Op vrijdag 10 februari 2006 ben ik naar het supportershome gegaan. Ik stond achter de bar. Omstreeks 23:15 hoorde ik opeens een harde klap. Ik zag dat er een grote groep mensen binnenkwam. Ik zag dat de jongens die binnenkwamen direct begonnen te slaan met hockeysticks, honkbalknuppels en ijzeren midgetgolfsticks. Het ging allemaal erg snel en er ontstond paniek. Er zijn ruiten ingegooid en ingeslagen en binnen zijn vernielingen aangericht. Ook is er waterschade en brandschade."
n. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 7]:
"Op vrijdagavond 10 februari 2006, omstreeks 23:30 uur, bevond ik mij in het Zuiderpark op een locatie in de nabijheid van het speelveld van het ADO Den Haag stadion. Ik hoorde een zeer harde knal uit de richting van het supportershome. Ik verplaatste mij en kreeg hierdoor zicht op het terrein dat is gelegen voor het supportershome. Ik zag dat voor de ingang van het supportershome een grote groep mannen stond en dat bijna al deze mannen een knuppel, stok of ander lang voorwerp in hun handen hadden."
o. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 8]:
"Op vrijdag 10 februari 2006 ben ik omstreeks 20:00 uur naar het supportershome van ADO Den Haag gegaan. Rond 23:00 uur hoorde ik een keiharde knal ter hoogte van de toegangsdeur van het home. Direct hierop zag en hoorde ik dat het raam kennelijk opzettelijk werd vernield. Vlak daarna zag ik een man met een honkbalknuppel binnenkomen. Deze man kwam meteen op mij af. Ik zag dat hij de knuppel met beide handen vasthield en de knuppel boven zijn hoofd bracht. Ik zag dat hij met de knuppel kennelijk opzettelijk en met kracht in de richting van mijn hoofd sloeg. Ik bracht mijn rechterarm omhoog en weerde de slag af. Ik voelde een hevige pijn aan mijn rechteronderarm tengevolge van de slag. Mijn onderarm is nu gekneusd, opgezwollen en blauw van kleur. Tengevolge van de slag viel ik achterover van de kruk op de grond. Ik kwam op mijn rug te liggen. Ik heb direct mijn handen voor mijn hoofd gedaan om eventuele nieuwe klappen te kunnen afweren. Ik voelde toen een hevige pijn aan mijn rechterdijbeen ter hoogte van mijn heupen. Ik voelde dat ik hard werd geslagen met iets hards. Dit gebeurde kennelijk opzettelijk en met kracht. Tengevolge van die klap heb ik een bloeduitstorting op mijn rechterdijbeen.
Ik ben toen naar het halletje gegaan. Ik was intussen gevallen en lag op de grond. Ik zag hoe een man met een lange stok ongeveer drie keer kennelijk opzettelijk en met kracht met het uiteinde van de stok in mijn richting stak. Ik werd door het uiteinde van de stok op mijn wenkbrauw geraakt. Ik voelde een tik op mijn oog. Ik voelde gelijk bloed over mijn gelaat stromen."
p. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
"Op 10 februari 2006, omstreeks 23.00 uur, bevond ik mij in het supportershome van ADO Den Haag. Ik hoorde een klap. Ik zag dat een groep van ongeveer 40 mensen binnen kwam. Ik zag dat een aantal mensen met een knuppel liep. Wij waren met ongeveer 7 man. Er kwamen 6 mensen naar mij toe. Ik kreeg een klap met een knuppel tegen mijn hoofd, mijn voorhoofd en boven mijn rechteroog. Ik liep richting de uitgang. Ik kwam in een hoek terecht en daar heb ik vreselijk veel klappen en schoppen gehad. De zes personen stonden om mij heen.
Ik werd geduwd en geschopt en kwam daardoor op de grond terecht. Op de grond werd ik veel keren geschopt en geslagen met knuppels of stokken."
q. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6]:
"Op 10 februari 2006, omstreeks 22.15 uur, ben ik naar het supportershome van ADO Den Haag gegaan. Ik hoorde een harde klap en glasgerinkel. Ik zag een hoop mensen binnenkomen. Vervolgens voelde ik een harde klap op mijn achterhoofd. Ik zag mensen op mij afkomen. Ik lag op de grond en werd vervolgens geschopt en geslagen. Ik ben onder andere geraakt op mijn schouder en op mijn scheenbeen."
r. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 7]:
"Op vrijdagavond 10 februari 2006 bevond ik mij in het supportershome van ADO Den Haag. Omstreeks 23.00 uur hoorde ik buiten voor de deur van het ADO-honk een harde knal. Ik draaide me om en zag en hoorde dat het raam kapotgeslagen werd. Ik zag dat dit met een honkbalknuppel gedaan werd. Ik zag dat er een aantal mannen naar binnen kwam rennen. Het stroomde helemaal vol met mannen.
Ik zag dat diverse mannen stokken en knuppels in hun handen vasthielden. Ik zag dat een aantal mannen van de groep naar mij toe renden. Ik ben over de bar gesprongen. Tijdens deze sprong voelde ik dat ik van achteren werd geslagen. Ik voelde klappen. Ik weet dat één van de mannen een honkbalknuppel vast hield. Ik voelde direct een hevige pijn op mijn dij/nierstreek. Later heb ik gezien dat ik ook een blauwe plek op mijn rug had. Kennelijk ben ik meerdere malen geslagen."
s. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 10]:
"Op 10 februari 2006 was ik omstreeks 22:45 uur in het supportershome van ADO Den Haag.
Ik werd opgeschrikt door glasgerinkel. Direct hierna stormden er ongeveer 20 mannen het supportershome binnen. Daarna zag ik een jongeman op mij afstormen met een houten honkbalknuppel in zijn hand. Ik werd direct door deze jongen met een honkbalknuppel op mijn hoofd geslagen en ik viel van de slag op mijn hoofd tegen de grond. Ik ben enige momenten bewusteloos geweest. Ik voelde erge pijn in zowel mijn ribbenkast als mijn rug."
t. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 9]:
"Op 10 februari 2006 zat ik rond 23:00 uur in het supportershome van ADO Den Haag. Ik hoorde opeens een keiharde klap. Na een minuut werden wij bestormd. De ruiten naast de voordeur en twee ruiten boven de voordeur vlogen eruit. Ik zag mensen buiten staan met knuppels. Ze sloegen met die knuppels het glas uit de ruiten. Ik zag dat er een groep mannen naar binnen kwam stormen. Alle mannen hadden stokken, knuppels, messen of hockeysticks in hun handen. Toen zij binnen waren, kreeg ik gelijk twee klappen. Volgens mij was het met een stok of een knuppel. Ik kreeg er één op mijn bil en één op mijn rug."
u. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3]:
"Ik bevond me in het supportershome op 10 februari 2006 om ongeveer 23:15 uur. Ik keek door het raam en zag dat twee mannen tegen de ramen sloegen. Eén gebruikte daar een honkbalknuppel voor en de ander een ijshockeystick. Even later zag en hoorde ik dat er mensen het supportershome binnenkwamen. Ik schat dat er een groep van 20 man binnen kwam. Ik zag dat er mensen met knuppels liepen. Ik zag dat [...] werd geslagen met een knuppel."
v. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4]:
"Op de avond van 10 februari 2006 was ik aanwezig in het supportershome van ADO Den Haag. Ik hoorde een behoorlijke knal.
Vrij kort na deze knal werden alle ruiten van het supportershome vernield. Er kwamen een heleboel mensen binnen. Ik zag dat deze mensen knuppels en golfclubs in hun handen hadden. Ik was erg bang. Ik vreesde voor mijn leven."
w. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5]:
"Op vrijdag 10 februari 2006 ben ik naar het supportershome gegaan van ADO. Omstreeks 23:00 stond ik achter de bar toen ik buiten een harde knal hoorde. Ik zag dat een jongen een raam van het supportershome insloeg. Ik zag een groep van ongeveer 40 à 50 man het supportershome binnenkomen. Ik was heel bang en dacht dat dit de laatste minuten van mijn leven waren."
x. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 8]:
"Ik ben als manager algemene zaken werkzaam bij ADO Den Haag. Op vrijdag 10 februari 2006 omstreeks 23:15 uur werd ik thuis gebeld door personeel van BEX-Beveiliging die op dat moment een surveillanceronde in het Zuiderpark (waarin het stadion is gelegen) deed en mij meldde dat er ernstige incidenten in het stadion aan de gang waren. Ik ben direct naar het stadion gegaan. Ik zag dat een groot deel van het interieur was vernield. De schade aan de opstal was: twee bovenruiten, één ruit die links van de toegangsdeur is gelegen, één ruit direct rechts naast de toegangsdeur in de buurt van de toiletruimte, keukenblok verbrand, toilettegels eraf geslagen, deur naar kast in de keuken zwartgeblakerd, muur en vloer in de nabijheid van deze kast zwartgeblakerd.
De schade aan het interieur was: tafeltennistafel kapot geslagen, diverse barkrukken, veel inventaris uit keuken, veel voorraad uit keuken, apparatuur uit keuken."
2.3.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring in de aanvulling op het verkorte arrest nog het volgende overwogen:
"Op de bewuste avond van 10 februari 2006 was in het ADO-home een tiental personen aanwezig, toen een grote groep AJAX-supporters - gewapend met knuppels - het home binnenstormde en willekeurig om zich heen sloeg op aanwezige ADO-supporters. Hoewel de aangevers [slachtoffer 2 t/m 5] zelf niet zijn geraakt door knuppels is het hof van oordeel dat het openlijk geweld ook tegen hen is gepleegd, gelet op de volstrekte willekeurigheid van het geweld dat jegens de ADO-supporters werd gepleegd, van welke groep zij deel uitmaakten en tegen welke groep het geweld was gericht."
3. Beoordeling van het derde middel van de verdachte
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het eerste middel van de verdachte
4.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 3 ontoereikend is gemotiveerd, althans dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
4.2. Zoals mede kan worden afgeleid uit de nadere bewijsoverweging van het Hof, heeft het de op art. 141 Sr toegesneden tenlastelegging van feit 3 kennelijk aldus opgevat dat daarin aan de verdachte wordt verweten openlijk in vereniging geweld te hebben gepleegd tegen de in die tenlastelegging bedoelde groep met naam genoemde personen, welk geweld bestond uit het op personen uit die groep inslaan met een honkbalknuppel of een soortgelijk voorwerp, waarbij een of meer van die personen tegen het hoofd en of het lichaam zijn geslagen. Die uitleg van de tenlastelegging is met haar bewoordingen niet onverenigbaar. Hetgeen op grond van de aldus uitgelegde tenlastelegging is bewezenverklaard kan uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Het oordeel van het Hof dat het bewezenverklaarde openlijk geweld ook is gepleegd tegen de personen die niet daadwerkelijk zijn geslagen, geeft geen blijk van een onjuiste opvatting omtrent art. 141 Sr.
4.3. Het middel faalt.
5. Beoordeling van het tweede middel van de verdachte
5.1. Het middel klaagt over de oplegging van het door het Hof opgelegde "stadionverbod".
5.2. Zoals in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.2 tot en met 4.7 is uiteengezet heeft het Hof aan de voorwaardelijk opgelegde straf als voorwaarde een stadionverbod kunnen verbinden, terwijl de strafoplegging ook in dit opzicht toereikend is gemotiveerd.
5.3. Het middel faalt.
6. Beoordeling van het namens de benadeelde partij voorgestelde middel
6.1. Het middel klaagt dat het Hof heeft aangenomen dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in hoger beroep zijn vordering zou hebben beperkt tot het bedrag dat door de Rechtbank is toegewezen, te weten een bedrag van € 2.000,-, terwijl deze een bedrag van € 6.500,- heeft gevorderd.
6.2. Het Hof heeft omtrent de vordering van de benadeelde partij het volgende overwogen en beslist:
"Vorderingen tot schadevergoeding [slachtoffer 8], [slachtoffer 9], [slachtoffer 10], [slachtoffer 3], [slachtoffer 5], [slachtoffer 7], [slachtoffer 6], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1]
Voorts hebben zich in het onderhavige strafproces de hiervoor vermelde negen benadeelde partijen gevoegd. Als schriftelijk gemachtigde van de benadeelde partijen heeft mr. A.H. Westendorp, advocaat te 's-Gravenhage, vorderingen ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 primair, tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde.
Dit betreffen de hierna genoemde bedragen:
(...)
[slachtoffer 1]€ 6500,00
Voorts heeft [slachtoffer 1] op het voegingsformulier in hoger beroep geen bedrag aangegeven, daarom gaat het hof ervan uit dat in hoger beroep slechts het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.000,- aan de orde is.
(...)
De vordering van [slachtoffer 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,-, omdat hij door meerdere mensen is omringd en daarbij met knuppels en stokken is geslagen."
6.3. Art. 421, tweede en derde lid, Sv luidt:
"2. Heeft de voeging in eerste aanleg plaats gehad, dan duurt zij, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
3. Voor zover de gevorderde schadevergoeding niet is toegewezen kan de benadeelde partij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in hoger beroep voegen. De artikelen 51b tot en met 51f zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de ingevolge artikel 51b vereiste opgave kan worden volstaan met een verwijzing naar de opgave van de eerste vordering, indien deze ongewijzigd is gebleven."
6.4. Uit 's Hofs overwegingen kan niet anders volgen dan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] zich (ook) in hoger beroep heeft gevoegd. Mede in het licht van het bepaalde in art. 421, tweede en derde lid, Sv is niet zonder meer begrijpelijk dat het Hof op grond van de enkele omstandigheid dat op het desbetreffende voegingsformulier in hoger beroep geen bedrag is ingevuld, heeft geoordeeld dat "slechts het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.000,- aan de orde is".
6.5. Het middel slaagt.
7. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
8. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de ten behoeve van hem aan de verdachte opgelegde schadevergoedingsmaatregel;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 juli 2009.