Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH9196

Datum uitspraak2008-12-09
Datum gepubliceerd2009-04-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers200.009.731
Statusgepubliceerd


Indicatie

Officiersappel. Sanctie van € 130,- ter zake van niet stoppen voor rood licht, feitcode R602. De kantonrechter heeft de beschikking vernietigd omdat de betrokkene is gestopt na de stopstreep, maar vóór het rode licht. Hof acht dat eveneens aannemelijk en stelt vast dat dan de gedraging is verricht met feitcode R620, sanctie € 50,-. Volgt vernietiging beslissing kantonrechter en wijziging inleidende beschikking.


Uitspraak

WAHV 200.009.731 9 december 2008 CJIB 39109397990 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Roermond van 29 mei 2008 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Roermond genomen beslissing gegrond verklaard en de bestreden beschikking vernietigd. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 130,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht” (feitcode R602), welke gedraging zou zijn verricht op 25 juli 2007 om 15.07 uur op de Weselseweg te Venlo met het voertuig met het kenteken [AB-00-AB]. 3.2. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigd en bepaald dat het bedrag van de zekerheidstelling aan de betrokkene dient te worden gerestitueerd. De kantonrechter heeft hiertoe het volgende overwogen: “Hoewel betrokkene voldoende afstand tot de voorligger dient te betrachten en het feit dat zij de stopstreep was gepasseerd op het moment dat het verkeerslicht rood licht uitstraalde, blijkt ter zitting dat betrokkene het rode verkeerslicht niet heeft genegeerd en dat zij ook niet de intentie had om door rood te rijden. Zij is meteen na het waarnemen van het rode licht, na het passeren van de stopstreep, alsnog gestopt.”. 3.3. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat nu de betrokkene de stopstreep is gepasseerd, de gedraging is verricht. Verder voert de officier van justitie aan dat van de betrokkene zoveel oplettendheid en anticipatie mag worden verwacht dat zij in een dergelijke situatie tijdig en op de juiste wijze kan stoppen voor een verkeerslicht. Bovendien was de betrokkene ter plaatse bekend en had zij voldoende afstand tot haar voorligger moeten nemen dan wel haar snelheid zodanig dienen te regelen dat zij in staat was de verkeerlichten tijdig waar te nemen en haar weggedrag aan de situatie aan te passen. 3.4. De betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat zij de gedraging niet heeft verricht. De betrokkene reed achter een hoge vrachtauto en had hierdoor geen zicht op het verkeerslicht. Op het laatste moment zag zij dat het verkeerslicht rood licht uitstraalde en is toen vóór het verkeerslicht gestopt, maar na de stopstreep. Het verwijt dat zij niet is gestopt voor het rode verkeerslicht is dan ook niet juist, aldus de betrokkene. 3.5. In het dossier bevindt zich een foto van de gedraging. Uit het zogeheten inspiegelbeeld van de foto blijkt dat op het moment dat de betrokkene de stopstreep passeerde het verkeerslicht 3,2 seconden geel licht en 1,4 seconde rood licht had uitgestraald. Op de foto is het voertuig van de betrokkene te zien met daarvoor rijdend een vrachtwagen. Uit de foto valt niet op te maken of de betrokkene is gestopt na het passeren van de stopstreep. Opmerking verdient, dat het administratieve beroep door de officier van justitie ongegrond is verklaard, omdat de snelheid ongeveer 51 km/h zou bedragen waaruit wordt geconcludeerd dat de betrokkene het voertuig niet tot stilstand zou hebben gebracht na de stopstreep. Die conclusie berust kennelijk op de vermelding rechtsonder op het inspiegelbeeld van het getal 5107. Dit is echter de weergave van de gebruikerscode. Alleen bij een tweede foto wordt hier de snelheid weergegeven, voorafgegaan door de letter V (velocity). Zo'n tweede foto ontbreekt echter in het dossier. 3.6. Gelet op de verklaringen van de betrokkene en gelet op de stukken in het dossier, acht het hof aannemelijk dat de betrokkene is gestopt na de stopstreep, maar voor het verkeerslicht. 3.7. Artikel 79 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) schrijft voor dat indien stoppen op grond van het RVV 1990 verplicht is, dit dient te geschieden voor de voor de bestuurder bestemde stopstreep. Artikel 68, eerste lid, RVV 1990 houdt het volgende in: “Bij driekleurige verkeerslichten betekent: (…) rood licht: stop.”. Uit de voorgaande bepalingen volgt dat de gedraging “niet stoppen voor rood licht” moet worden geacht te zijn verricht indien komt vast te staan dat het desbetreffende voertuig voor rood licht niet is gestopt voor de stopstreep (vgl. HR 7 juni 1994, DD 1994, 381). 3.8. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de betrokkene niet is gestopt voor het rode licht. In zoverre is de opvatting van de officier van justitie juist. Het hof merkt echter het volgende op. 3.9. Vanaf 1 januari 2006 is in de bijlage als bedoeld in artikel 2 WAHV in tegenstelling tot in de eerdere bijlagen een duidelijk onderscheid in sanctionering van de gedraging opgenomen in feitcode R602 (“als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht”: € 130,-) en van de gedraging opgenomen in feitcode R620 (“als bestuurder niet stoppen voor stopstreep waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is”: € 50,-). Het hof leidt hieruit af, dat de wetgever onderscheid maakt tussen de gevallen waarbij het rode licht wordt gepasseerd en die gevallen, waarin de roodlicht-gedraging beperkt blijft tot het overschrijden van de stopstreep. Derhalve is de gedraging R620, en niet de gedraging R602, begaan. 3.10. Uit het voorgaande volgt dat het oordeel van de kantonrechter dat de betrokkene het rode licht niet heeft genegeerd, niet juist is. Derhalve kan die beslissing niet in stand blijven en zal het hof doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het vernietigen van de beslissing van de officier van justitie, voor zover daarbij de omschrijving van de gedraging, de feitcode en de hoogte van de sanctie in de inleidende beschikking in stand zijn gelaten en de inleidende beschikking wijzigen, in die zin dat als de omschrijving van de gedraging heeft te gelden “als bestuurder niet stoppen voor stopstreep waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is” en als de feitcode R620, en dat het sanctiebedrag wordt vastgesteld op € 50,-. Het hof zal het beroep voor het overige ongegrond verklaren. 4. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt de beslissing van de kantonrechter; vernietigt de beslissing van de officier van justitie, voor zover deze betrekking heeft op de omschrijving van de gedraging, de feitcode en het sanctiebedrag in de inleidende beschikking; wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat als de omschrijving van de gedraging heeft te gelden “als bestuurder niet stoppen voor stopstreep waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is”, als de feitcode R620, en als sanctiebedrag € 50,-; verklaart het beroep voor het overige ongegrond; bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV teveel aan zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van € 80,-, door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Poelman en Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Kuiper als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.