Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH9329

Datum uitspraak2008-12-09
Datum gepubliceerd2009-04-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers200.009.620
Statusgepubliceerd


Indicatie

De betrokkene legt uit waarom zij geen zekerheid kan stellen tot een bedrag van € 161,- en zij heeft dat bedrag ook niet betaald. De kantonrechter heeft de betrokkene in de gelegenheid gesteld om ter zitting te worden gehoord omtrent haar financiële draagkracht. De betrokkene heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. In dat geval moet de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk verklaren.


Uitspraak

WAHV 200.009.620 9 december 2008 CJIB 59106248665 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 juni 2008 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, uitgaande van de - in hoger beroep niet bestreden - vaststelling dat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en dat de betrokkene evenmin binnen een nader gestelde termijn dit verzuim heeft hersteld. 3.2. In de procedure voorafgaand aan de beslissing van de kantonrechter heeft de betrokkene aangevoerd dat zij geen zekerheid kan stellen. Na een echtscheiding is zij afhankelijk van een uitkering en ervaart zij financiële problemen. In hoger beroep voegt zij daaraan toe dat zij een dochter heeft die naar de middelbare school gaat, hetgeen het nodige kost. Verder vindt zij dat de sanctie gelet op de mate van snelheidsoverschrijding erg hoog is en dat er met twee maten gemeten wordt, omdat overheidsdienaren die dicht bij het vuur zitten buiten schot worden gehouden. 3.3. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een zekerheidstelling ingevolge de WAHV in het algemeen niet in de weg zal staan aan de toegang tot de rechter. Bij een zekerheidstelling van meer dan € 70,- dient op het voorgaande een uitzondering te worden gemaakt, indien de hoogte van het gevraagde bedrag aan zekerheid gelet op de financiële omstandigheden van de betrokkene een zodanige belemmering oplevert, dat toepassing van het stelsel van zekerheidstelling in het onderhavige geval zou neerkomen op een ontoelaatbare beperking van het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gegarandeerde recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie. 3.4. De betrokkene diende zekerheid te stellen tot een bedrag van € 161,-. 3.5. Uitgangspunt is dat, indien een betrokkene in de procedure bij de kantonrechter met redenen omkleed aanvoert dat zij niet (terstond) in staat is zekerheid te stellen tot het totale van hem verlangde bedrag, de kantonrechter, tenzij hij het daaromtrent aangevoerde reeds aanstonds aannemelijk acht, de betrokkene in de gelegenheid zal moeten stellen op een openbare zitting te worden gehoord omtrent zijn financiële draagkracht. Acht de kantonrechter het aangevoerde omtrent de financiële draagkracht gegrond, dan zal hij het bepaalde in artikel 11, derde lid, WAHV in zoverre buiten toepassing moeten laten als in overeenstemming is met de draagkracht van de betrokkene. Zonodig zal aan de betrokkene een nadere termijn moeten worden gegund waarbinnen zij alsnog de door de kantonrechter vastgestelde zekerheid kan stellen. 3.6. De kantonrechter heeft de betrokkene naar aanleiding van haar brief van 5 oktober 2007 in de gelegenheid gesteld om ter zitting van 30 juni 2008 te worden gehoord omtrent haar financiële draagkracht. De betrokkene is niet verschenen en heeft op geen enkele wijze met bescheiden onderbouwd dat zij niet in staat zou zijn te voldoen aan de verplichting tot zekerheidstelling. Vervolgens heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard omdat geen zekerheid was gesteld. 3.7. In aanmerking genomen dat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld om ter zitting te worden gehoord omtrent haar financiële draagkracht, maar dat de betrokkene van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt, is het hof van oordeel dat moet worden aangenomen dat zij ofwel dit verweer tegen de zekerheidstelling heeft prijsgegeven ofwel ten onrechte een beroep op financieel onvermogen heeft gedaan. In beide gevallen is de kantonrechter gehouden het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zoals hij heeft gedaan. 3.8. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Dat brengt mee dat het hof, net als de kantonrechter, niet kan toekomen aan een beoordeling van de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mr. Weenink, in tegenwoordigheid van mr. Van der Heide als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.