Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH9551

Datum uitspraak2009-04-01
Datum gepubliceerd2009-04-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers263608 / HA ZA 09-580
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om aanvulling vonnis. Aanhangig gemaakt door middel van dagvaarding.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK UTRECHT 263608 / HA ZA 09-580 Sector handels- en familierecht zaaknummer / rolnummer: 263608 / HA ZA 09-580 Vonnis van 1 april 2009 in de zaak van [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, advocaat mr. C.J.P. Liefting, tegen [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, niet verschenen. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: • de dagvaarding • het tegen gedaagde verleende verstek. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De beoordeling 2.1. Eiser heeft bij dagvaarding gevorderd dat de rechtbank het op 27 juni 2007 gewezen vonnis herziet op de voet van artikel 32 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) waarin is bepaald dat de rechter te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis, arrest of beschikking aanvult indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde of verzochte. Eiser voert in dit verband aan dat de rechtbank bij het nemen van haar beslissing heeft verzuimd acht te slaan op de stukken die hij op 15 januari 2007 in het geding heeft gebracht. 2.2. De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 27 juni 2007 op alle onderdelen van het door eiser gevorderde is beslist zodat zij niet opnieuw over één van deze punten een beslissing kan nemen. Eiser zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat eiser zich niet kan verenigen met de wijze waarop de rechtbank tot haar beslissing is gekomen en dat zij daarbij naar de mening van eiser geen of onvoldoende acht heeft geslagen op hetgeen hij heeft aangedragen, valt buiten de reikwijdte van het hiervoor genoemde artikel 32 Rv en betreft een inhoudelijk bezwaar dat alleen aan de appelrechter kan worden voorgelegd. 2.3. Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op: nihil. 3. De beslissing De rechtbank 3.1. verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vordering, 3.2. veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2009. w.g. griffier w.g. rechter