Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH9662

Datum uitspraak2009-03-27
Datum gepubliceerd2009-04-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers138503 / BZ RK 09-127
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wet Bopz. Betrokkene ervaart een hoge lijdensdruk en wenst geen medicatie of (gedwongen) behandeling. Het enige perspectief dat betrokkene nog heeft, is een verder verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis voor de periode van weer een jaar. Mede gelet op de aard van het gevaar bestaat onvoldoende grond het verzoek om machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf te honoreren.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Datum beschikking: 27 maart 2009 Zaaknummer: 138503 / BZ RK 09-127 De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak van [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene], wonend te [woonadres betrokkene], verblijvend in [verblijfadres betrokkene]. 1. Het procesverloop De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, op 12 maart 2009 ter griffie ingekomen, aan de rechtbank verzocht ten aanzien van [naam betrokkene] (hierna: betrokkene), die ingevolge een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 15 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, een machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen. Bij het verzoekschrift is een op 9 maart 2009 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring overgelegd van drs. M.M. Hilwig, waarnemend 1e geneesheer van het psychiatrisch ziekenhuis waarin betrokkene is opgenomen en die niet bij diens behandeling betrokken was alsmede een afschrift van de in artikel 37a van de Wet Bopz bedoelde aantekeningen en van het in artikel 38a van de Wet Bopz bedoelde behandelingsplan. De rechtbank heeft het verzoek mondeling behandeld ter zitting op 27 maart 2009, waar zijn gehoord betrokkene, bijgestaan mr. C.H.M. Geraedts, advocaat te Heerlen alsmede drs. Hoek, psychiater. 2. Beoordeling Uit de overgelegde stukken en de door de rechtbank tijdens de hoorzitting verkregen inlichtingen blijkt dat bij betrokkene sprake is van een stoornis van de geestvermogens, chronische paranoïde wanen, zonder enig ziektebesef. Deze wanen hebben steeds betrekking op hetzelfde onderwerp, de recherche, die haar tot allerlei zaken dwingt. Dat de stoornis van de geestvermogens ook na verloop van de geldigheidsuur van de lopende machtiging aanwezig zal zijn, staat voor de rechtbank buiten kijf. Anderzijds blijkt uit de voorhanden stukken alsook gelet op de toelichting die door de psychiater tijdens de zitting is gegeven, dat de behandelingsmogelijkheden uitgeput zijn. Betrokkene is bij verschillende psychiaters in behandeling geweest, tot dusver steeds zonder resultaat. Zij weigert bovendien stelselmatig, ongetwijfeld vanuit haar gebrek aan ziektebesef, medicatie en de weg van de dwangbehandeling die op 17 december 2008 is ingeslagen, is een doodlopende weg gebleken. Betrokkene heeft zich erover beklaagd bij de klachtencommissie en de klacht is gegrond verkaard. Het enige perspectief dat betrokkene dan nog kan worden geboden, is dat van een verder verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis voor de periode van weer een jaar. Daarvoor is wel noodzakelijk dat de rechtbank de verzochte machtiging tot voortgezet verblijf verleent. In het licht van de enorme lijdensdruk van betrokkene, die zich binnen de muren van het psychiatrisch ziekenhuis allerminst op haar plaats voelt, is dat niet bepaald een wenkend perspectief, niet voor betrokkene en in feite ook niet voor de behandelaars. Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat het de moeite van het proberen waard is, het deze keer eens over een andere boeg te gooien. Daarom zal de rechtbank de vurige wens van betrokkene om naar haar eigen huis terug te keren honoreren. Niet dus omdat de ziekelijke stoornis of het gevaar is geweken, maar omdat wel vast staat dat een niet of nauwelijks perspectief biedend verblijf van nog een jaar in het psychiatrisch ziekenhuis, de enorme lijdensdruk van betrokkene zeker niet minder maakt. Doorslaggevend hierbij acht de rechtbank dat het gevaar waarvoor blijkens de geneeskundige verklaring met name moet worden gevreesd, daarin bestaat dat uiteindelijk zal blijken dat betrokkene zich buiten het psychiatrisch ziekenhuis toch niet staande kan houden. Aldus ligt het reële gevaar van maatschappelijke teloorgang en zelfverwaarlozing op de loer en daarvan is de rechtbank zich terdege bewust. Dat gevaar is echter van een geheel andere orde en kan op enig moment ook beter worden afgewend dan wanneer zou moeten worden gevreesd voor direct gevaar voor eigen leven of dat van een ander. Daarbij spreekt het voor zich, wat de rechtbank betreft, dat vanuit het psychiatrisch ziekenhuis een vinger aan de pols wordt gehouden als betrokkene weer terugkeert naar haar eigen woning. Gelet op de desbetreffende artikelen van de Wet Bopz wordt derhalve als volgt beslist. 3. Beslissing De rechtbank: Wijst het verzoek machtiging te verlenen tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis af. Aldus gegeven door mr. F.L.G. Geisel, rechter, en uitgesproken op 27 maart 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.