Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH9840

Datum uitspraak2009-03-04
Datum gepubliceerd2009-04-02
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers262990 / FA RK 09-1049
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betreft ene verzoek van de OvJ tot doorhaling akte burgerlijke stand. Omdat er een fout is gemaakt binnen deze rechtbank, overdracht naar Arnhem als nevenvestigingsplaats


Uitspraak

beschikking RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht zaaknummer / rekestnummer: 262990 / FA RK 09-1049 doorhaling akte burgerlijke stand Beschikking van 4 maart 2009 in de zaak van DE OFFICIER VAN JUSTITIE, betreffende [Kind 1], geboren op [1998] te [geboorteplaats], en [Kind 2], geboren op [2000] te [geboorteplaats], met als overige belanghebbenden DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND, gemeente Amersfoort, en DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND, gemeente Leusden, en [de man], wonende te [woonplaats], nader te noemen de man, en [de vrouw], wonende te [woonplaats], nader te noemen de vrouw. 1. Verloop van de procedure De rechtbank heeft kennis genomen van het ter griffie ingediende verzoekschrift met bijlagen van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht (nr.UT-4217-228-09). 2. Beoordeling van het verzoek Het openbaar ministerie heeft verzocht dat de rechtbank de doorhaling zal gelasten van de bij de geboorte-akte met nummer [nummer], ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Amersfoort van het jaar 1998 en bij de geboorte-akte met nummer [nummer], ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Leusden van het jaar 2000, latere vermeldingen betreffende erkenning. Het verzoek tot doorhaling van het openbaar ministerie vloeit voort uit het door de administratie van de rechtbank Utrecht berichten aan de gemeenten Amersfoort en Leusden dat de beschikking van de rechtbank Utrecht d.d. 22 oktober 2008, zaaknummer 248952 / FA RK 08-2924, inzake vervangende toestemming tot erkenning, in kracht van gewijsde is gegaan, nu geen hoger beroep zou zijn ingesteld. Op 22 januari 2009 is echter wel hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Het verzoek van het openbaar ministerie vloeit derhalve voort uit handelingen van een personeelslid van de rechtbank Utrecht, zodat sprake is van betrokkenheid van personeel van de rechtbank bij deze zaak. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onderliggende verzoek van het openbaar ministerie op grond van artikel 6 lid 2 van het Besluit Nevenvestigings- en Nevenzittingsplaatsen van 17 juni 2004, Stb. 2004, 288, in een nevenzittingsplaats buiten het arrondissement Utrecht dient te worden behandeld. De rechtbank zal de behandeling van het verzoek van het openbaar ministerie op grond van artikel 13a van het Bestuursreglement rechtbank Utrecht in verband met de aanwijzing van nevenzittingsplaatsen buiten het arrondissement, overdragen aan de rechtbank Arnhem als nevenzittingsplaats van de rechtbank Utrecht. 3. Beslissing De rechtbank Draagt de zaak in de stand waarin die zich bevindt over aan de rechtbank Arnhem als nevenzittingsplaats van de rechtbank Utrecht om aldaar verder te worden behandeld en beslist. Deze beschikking is gegeven door , rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2009.