Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH9953

Datum uitspraak2009-03-03
Datum gepubliceerd2009-04-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/630387-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

medeplegen, bewusten en nauwe samenwerking, strafmotivering.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr.: 07.630387-08 (P) en 07.400253-08 (gevoegd) (P) en 07.400080-08 (gevoegd) (P) Uitspraak: 3 maart 2009 VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN: het openbaar ministerie [verdachte] geboren op [geboortejaar] [adres] 1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaats gevonden op 17 februari 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W. Ludwig en van hetgeen door de verdachte en de raadsman van verdachte, mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht. 2. DE TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 15 oktober 2008 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 4,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode(s) van 1 januari 2006 tot en met 19 februari 2007 en/of in de periode van 23 april 2007 tot en met 15 oktober 2008 in de gemeente(n) Deventer en/of Zwolle, en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aa[xxx] en/o[xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/o[xxx] en/[xxx] en/[xxx] en/of [xxx] [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of een of meer ander(en), dealers- en/of gebruikershoeveelhe(i)d(en), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of dealers- en/of gebruikershoeveelhe(i)d(en), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3. hij op of omstreeks 02 september 2008 in de gemeente Zwolle, toen de politieambtenaren [xxx] en/of [[xxx] verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die politieambtenaren verdachte trachtte(n) te geleiden en/of te slaan en/of te trappen naar die politieambtenaren; (parketnummer 07/400253-08) art 180 Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 29 juni 2008 in de gemeente Deventer op [adres] heeft deelgenomen aan een samenscholing, dan wel onnodig is opgedrongen en/of door uitdagend gedrag aanleiding heeft gegeven tot wanordelijkheden, immers heeft verdachte staan duwen en trekken aan één of meer personen, die op moment verwikkeld waren in een gevecht, waarbij hij op agressieve toon stond te schreeuwen. 3. DE FORMELE VOORVRAGEN De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN A. Het standpunt van het openbaar ministerie De officier van justitie heeft, kort en zakelijk weergegeven, onder meer aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde. Met betrekking tot feit 1 en 2 geldt volgens de officier van justitie dat verdachte tevens hoofdverdachte is, naast medeverdachte [xxx] en medeverdachte [xxx]. De officier van justitie stelt dat een aantal drugstransacties geobserveerd is en telefoontaps zijn gemaakt. Ook is er sprake van een groot aantal getuigen dat verdachte aanwijst als dealer. De officier van justitie is van mening dat de periode die genoemd wordt in de tenlastelegging juist is. De getuigenverklaringen, met betrekking tot de periode waarin verdachte dealt, variëren van een maand tot vijf jaren. Getuige [xxx] verklaart dat hij vier jaar geleden reeds drugs ontving van verdachte. Getuige [xxx] heeft het zelfs over een periode van vijf jaren. Er is sprake van een nauwe samenwerking tussen medeverdachten [xxx] en [xxx]. De rol van verdachte is daarin het grootst. De twee medeverdachten zijn zijn loopjongens. Dit wordt onder andere bevestigd door getuige [xxx] die verklaart dat medeverdachte [xxx] voor verdachte werkt. De officier van justitie stelt verder dat verdachte feit 3 en 4 bekent. Ook de ad informandum gevoegde zaak bekent verdachte. B. Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft, kort en zakelijk weergegeven, onder meer aangevoerd dat er ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijspraak dient te volgen. De feiten kunnen niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht. Er worden geen drugs bij verdachte aangetroffen. Mede verdachte [xxx] probeert, volgens de raadsman, zijn straatje schoon te vegen en er kan getwijfeld worden aan de betrouwbaarheid van diens verklaringen. De verklaringen van de getuigen wijzen niet in de richting van verdachte of zijn onduidelijk. Verdachte is een drugsgebruiker en bevindt zich in de scène. Dat getuigen hem herkennen wil daarmee nog niet zeggen dat hij ook drugs dealt. Tevens voert de raadsman aan dat het proces-verbaal van bevindingen op pagina 41 van het dossier, waarin verbalisanten weergeven dat zij hebben gehoord dat verdachte zou hebben gezegd dat hij bolletjes verkoopt, niet juist is. Verdachte heeft deze verklaring nooit afgelegd en heeft deze ook niet ondertekend. De raadsman voert aan dat het niet logisch is dat verdachte zich telkens zou beroepen op zijn zwijgrecht om vervolgens tegen verbalisanten een belastende verklaring af te leggen. Ten aanzien van feit 3 en 4 geeft de raadsman aan dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. C. Het oordeel van de rechtbank Ten aanzien van feit 1: Gelet op het feit dat er ten tijde van de aanhouding van verdachte [xxx] geen drugs bij hem zijn aangetroffen heeft de rechtbank zich eerst gebogen over de vraag of er in onderhavige geval sprake is van het in vereniging plegen ofwel medeplegen van strafbare feiten. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt: a) Uit de verklaring van medeverdachte [xxx] blijkt dat verdachte [xxx] op 15 oktober 2008 bij verdachtes huis bolletjes met drugs aan medeverdachte [xxx] heeft gegeven. Tevens verklaart medeverdachte [xxx] dat hij ook een gsm van verdachte [xxx] heeft gekregen waarop hij werd gebeld door afnemers, dat hij de bolletjes voor verdachte verkocht en alles in opdracht van verdachte deed. b) Uit de observatieverslagen van 15 oktober 2008 blijkt dat verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] reeds vanaf ongeveer 10:26 uur samen gesignaleerd zijn en vrijwel gedurende de gehele dag, tot het moment van aanhouding, in elkaars aanwezigheid zijn geweest. Door verbalisanten wordt waargenomen dat verdachte en medeverdachte [xxx] gedurende de dag contact maken met meerdere personen en “iets”aan deze personen geven. Bij medeverdachte [xxx] worden bij zijn aanhouding 21 bolletjes heroïne met een totaalgewicht van circa 2,8 gram en 14 bolletjes cocaïne met een totaalgewicht van 3,8 gram aangetroffen. c) Tijdens de observatie van 15 oktober 2008 zien de verbalisanten verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] contact maken met een vrouw met een fiets. Verbalisanten zien dat zowel verdachte als medeverdachte [xxx] met de hand onderling contact maken met deze vrouw. Verbalisant ziet dat deze vrouw om 11.44 uur wordt aangehou[adres] te Deventer. Uit het procesverbaal van aanhouding blijkt dat [xxx] op woensdag 15 oktober om 11.45 uur is aangehouden op de [adres] te Deventer. Getuige [xxx] verklaart dat zij verdachte en een blanke jonge jongen op 15 oktober 2008 zag lopen en vervolgens 2 bolletjes cocaïne kocht van de blanke jongen. Zij verklaart dat ze weet dat dit in opdracht is van verdachte. d) Tijdens de observatie van 15 oktober 2008 zien de verbalisanten dat verdachte [xxx] en medeverdachte [xxx] vanaf 10:26 uur samen op pad zijn. Zij worden aangesproken door een jongen met een Turks uiterlijk die ze meeneemt een pand binnen. Zij zijn op dat moment in een Telefoonstore. Om 11:07 ziet de verbalisant dat medeverdachte [xxx] naar buiten komt lopen met een mobiele telefoon aan het oor. Enkele minuten later zien verbalisanten dat medeverdachte [xxx] wegfietst met een vrouw achter zich aan. Deze vrouw stond daarvoor te wachten bij het CWI. Medeverdachte [xxx] en de vrouw gaan samen in een telefooncel staan en komen daarna samen naar buiten. Verbalisant ziet dat de vrouw om 11:13 uur het CWI binnen gaat en korte tijd later weer naar buiten komt en vertrekt. De verbalisant ziet dat de vrouw om 11:23 uur wordt aangehouden op het [adres] te Deventer. Uit het procesverbaal van aanhouding blijkt dat [xxx] op woensdag 15 oktober om 11:25 uur is aangehouden op [adres] te Deventer. Getuige [xxx] verklaart dat zij op 15 oktober 2008 omstreeks 11 uur heeft gebeld en dat zij belde met een nummer gelijkend op 06 – [xxx]. Zij verklaart dat zij een Hollandse jongen aan de lijn kreeg, die zei dat ze naar het CWI moest komen. Ze verklaart dat ze 1 bolletjes cocaïne heeft gekocht. Ze verklaart dat ze bij het CWI naar binnen is geweest om naar het toilet te gaan. Geconfronteerd met een foto van medeverdachte [xxx] herkent zij hem als deze Nederlandse jongen. Tevens herkent zij het tapgesprek met nummer [xxx] en verklaart dat zij het heeft gevoerd. Dit gesprek is gedateerd op 15 oktober 11:07:58 uur. e) Vervolgens leggen verdachte en medeverdachte [xxx] weer contact bij de Telefoonstore en verblijven zij tot het moment van hun beider aanhouding overwegend in elkaars aanwezigheid. f) Tijdens de observatie van 15 oktober 2008 om 09.59 uur zien de verbalisanten medeverdachte [xxx] contact maken met getuige [xxx] en twee onbekende personen. Zij zien dat medeverdachte [xxx] iets geeft aan één van de onbekende mannen. Verbalisanten zien dat getuige [xxx] om 10:12 uur wordt aangehouden op de [adres] te Deventer. Uit het procesverbaal van aanhouding blijkt da[xxx] op woensdag 15 oktober om 10:15 uur is aangehouden op de [adres] te Deventer. Getuig[xxx] verklaart dat hij op 15 oktober 2008 het nummer 06 – [xxx] een dealer heeft gebeld. Hij verklaart dat hij met de dealer heeft afgesproken in de omgeving van de [adres]. Hij verklaart drugs te hebben gekocht van een blanke jongen. Hij herkent medeverdachte [xxx] als zijnde de jongen van wie hij die ochtend drugs heeft gekocht. Getuige [xxx] verklaart dat hij 2 bolletjes bruin heeft gekocht. Hij herkent zichzelf als de beller in het telefoongesprek met tapnummer [xxx] en verklaart dat hij zichzelf in deze gesprekken voorstelt als [xxx] Dit gesprek is gevoerd op 15 oktober 2008 om 09:20:02. g) Gelet op het feit dat getuige[xxx], [xxx] en [xxx] kort na het afnemen van drugs van medeverdachte [xxx] zijn aangehouden en gelet op de door hen afgelegde verklaringen, is voor de rechtbank vast komen te staan dat de drugs die zij op het moment van hun aanhouding aanwezig hadden, afkomstig zijn van de aankoop van medeverdachte [xxx]. De rechtbank is dan ook met betrekking tot de beoordeling van het onder 1 tenlastegelegde van oordeel dat bij vaststelling van de hoeveelheid drugs die medeverdachte [xxx] aanwezig had bij zijn aanhouding de hoeveelheid drugs die is aangetroffen bij voornoemde getuigen opgeteld dient te worden. Op 15 oktober 2008 werden bi[xxx] 2 bolletjes heroïne, gewicht circa 0,4 gram aangetroffen. Bij [xxx] werd 1 bolletje cocaïne, gewicht circa 0,2 gram aangetroffen. Bij [xxx] werden 2 bolletjes cocaïne, gewicht 0,4 gram. Bij [xxx] werd 1 bolletje cocaïne, gewicht circa 0,1 gram aangetroffen. Verbalisant J.W. van der Most heeft met behulp van de daarvoor bestemde chemische drugs field test kit van de firma [xxx] te Breda de bij medeverdachte [xxx] aangetroffen drugs getest. Hij constateerde daarbij dat de testbuisjes van de lichtkleurige poeders verkleurden van helder wit naar helder blauw; hetgeen indicatief is voor de aanwezigheid van cocaïne. Het testbuisje met het bruinkleurige poeder verkleurde van wit naar paars; hetgeen indicatief is voor de aanwezigheid van heroïne. Medeverdachte [xxx] heeft zowel tegenover de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij op 15 oktober 2008 drugs, zijnde heroïne en cocaïne bij zich had. Uit de inhoud van de bovenstaande bewijsmiddelen a tot en met g, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank de samenwerking tussen verdachte [xxx] en de medeverdachte [xxx] zo nauw en volledig, dat het wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte tezamen en in vereniging met genoemde medeverdachte [xxx] -kort gezegd – opzettelijk 3,2 gram heroïne en 4,5 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Ten aanzien van feit 2: h) Verbalisanten [xxx] en [xxx] verklaren dat verdachte [xxx] tegen hen heeft gezegd dat hij af en toe 5 gram cocaïne inkoopt voor 150 euro en deze weer verkoopt in bolletjes voor 200 tot 250 euro. i) Medeverdachte [xxx] verklaart dat hij drugs verkocht in opdracht van verdachte [xxx]. j) Meerdere getuigen wijzen verdachte [xxx] aan als drugsdealer: - Getuige [xxx] verklaart dat medeverdachte [xxx] werkt in opdracht van twee donkere jongens en wijst verdachte [xxx] aan op de foto als zijnde één van deze twee jongens. - Getuige [xxx] verklaart dat zij weet dat [xxx] in drugs dealt omdat hij vaak genoeg bij haar beneden om de hoek staat te dealen. Ze verklaart dat hij dealt in cocaïne en heroïne. Ze heeft op 15 oktober 2008 drugs gekocht van medeverdachte [xxx], waar [xxx] bij was. Zij herkent [xxx] op de foto. - Getuige [xxx] verklaart wanneer hij wordt geconfronteerd met een foto van verdachte [xxx] dat hij van deze jongen wel eens heroïne heeft gekocht. - Getuige [xxx] herkent verdachte [xxx] op de foto als zijnde [xxx]. Hij verklaart dat hij wel eens rookcoke van hem heeft gekregen. Tevens verklaart hij dat voor zover hij weet [xxx] al jaren in drugs dealt. - Getui[xxx] herkent [xxx] op de foto. Hij verklaart dat hij regelmatig met [xxx] aan de telefoon heeft gesproken om een afspraak te maken om cocaïne te kopen. [xxx] komt dan nooit zelf maar stuurt andere jongens. Hij verklaart verder dat hij weet dat [xxx] in de drugshandel zit. - Getuige [xxx] verklaart wanneer hij wordt geconfronteerd met een foto van verdachte [xxx] dat hij deze jongen herkent en dat hij wel eens drugs van hem heeft gekregen. - Getuige [xxx] herkent [xxx] op de foto en verklaart dat hij heroïne en cocaïne van hem heeft gekocht. k) De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte naast zijn geboortenaam, ook bekend staat onder de bijnaam “[xxx]”. De rechtbank baseert dat op de verklaring van medeverdachte [xxx], die aangeeft dat hij verdachte [xxx] alleen maar kent onder de namen “[xxx]”en “[xxx]” en op voornoemde getuigenverklaringen waaruit blijkt dat een aantal getuigen verdachte [xxx] op de foto herkent als zijnde “[xxx]”. Tezamen en in vereniging l) Medeverdachte [xxx] verklaart dat hij bolletjes verkoopt voor verdachte, dat hij alles deed in opdracht van verdachte, dat hij de bolletjes met drugs erin van verdachte kreeg en dat alles van verdachte was. Tevens verklaart medeverdachte [xxx] dat hij een gsm van verdachte kreeg waarop hij werd gebeld door afnemers. Als medeverdachte [xxx] zijn bolletjes heeft verkocht moet hij het geld aan verdachte geven. Afhankelijk van hoeveel hij er heeft verkocht krijg hij een vergoeding. Medeverdachte [xxx] verklaart daarnaast dat verdachte meerdere donkere loopjongens had die drugs voor hem verkochten. Ook heeft hij meerdere malen gezien dat verdachte bolletjes met drugs aan het maken was en deze in doorzichtig plastic verpakte. Bovenstaande duidt naar het oordeel van de rechtbank op op voorhand gemaakte afspraken en een taakverdeling. Medeverdachte [xxx] wijst op een foto medeverdachte [x]. [xxx] aan als één van de jongens die voor verdachte werkt. Volgens medeverdachte [xxx] had medeverdachte [xxx] altijd de “deal-telefoon” bij zich. m) Verschillende getuigen verklaren dat er sprake is van een samenwerking tussen verdachte en de twee voornoemde medeverdachten. - Getuig[xxx] verklaart dat hij een afspraak had met ‘de dealer’ en dat degene die hij aan de telefoon sprak om de afspraak te maken, niet dezelfde persoon was waarbij hij de heroïne heeft gekocht. - Getuige [xxx] verklaart dat zij de dealer belt op telefoonnummer 06 – [xxx] en dat medeverdachte [xxx] deze telefoon beantwoordde en haar dezelfde dag drugs verkocht. Ze verklaart dat medeverdacht [xxx] voor twee donkere jongens werkt, waarbij zij verdachte en medeverdachte [xxx] op de foto herkent als zijnde deze twee donkere jongens. - Getuige [xxx] verklaart dat zij verdachte en een blanke jonge jongen zag lopen. De blanke jongen (medeverdachte [xxx]) deed de deal. Zij verklaart daarbij dat zij weet dat het in opdracht is van verdachte. Verdachte gebruikt volgens haar jonge jongens om dope voor hem te verkopen. Verder verklaart zij dat verdachte nog twee of drie jongen voor hem heeft lopen die dealen. - Getuige [xxx] vertelt dat zij voor rookcoke belt met “hun”. Zij verklaart dat zij daarmee doelt op meerder mensen die coke verkopen en samenwerken. Zij belt dan het mobiele nummer van die dealers. Getuige [xxx] herkent verdachte [xxx] op de foto’s als “de dealer”. Zij verklaart dat zij van verdachte [xxx] cocaïne heeft gekocht. - Getuige [xxx] herkent verdachte op een haar door de politie getoonde foto. Hij verklaart dat verdachte de jongen is die hem in contact bracht met twee andere jongens. Verdachte heeft hem de eerste keer geholpen. Van hem heeft hij toen drugs gekregen. - Getuige [xxx] herkent medeverdachte [xxx] als de dealer waar hij wit en bruin van kocht. Tevens verklaart hij dat er wel eens een loopjongen kwam. - Getuige [xxx] verklaart dat hij drugs kocht van verdachte en van de jongens die bij hem horen. Hij herkent medeverdachten [xxx] en [xxx] op de foto. n) Door verschillende getuigen wordt verklaard dat zij bellen naar telefoonnummer 06 - [xxx] wanneer zij drugs wilden kopen. Uit deze verklaringen komt tevens naar voren dat het nummer door verschillende personen beantwoord werd, wat duidt op een samenwerking tussen verdachte [xxx] en medeverdachten [xxx] en [xxx]: - Getuige J. [xxx] verklaart op 15 oktober 2008 dat hij op die dag met een dealer heeft gebeld. Hij verklaart dat het nummer waarop hij belt 06 – [xxx] is. Hij verklaart verder dat degene die hij op 15 oktober 2008 aan de telefoon sprak een andere jongen was dan die hem die dag de heroïne verkocht. Geconfronteerd met enkele tapgesprekken op 15 oktober 2008 op dit nummer onder gespreksnummer [xxx], [xxx] en [xxx] verklaart hij dat hij zichzelf in de gesprekken herkent. Hij verklaart ten aanzien van het gesprek met gespreksnummer [xxx] dat hij de gebelde niet kent en dat deze niet zelf komt als hij hem belt. Hij heeft via dit nummer van “die blanke jongen”, die hij later aanwijst als medeverdachte [xxx] gekocht. - Getuige [xxx] verklaart dat zij op 15 oktober 2008 omstreeks 11 uur de dealer heeft gebeld op iets met 06 – [xxx]. Zij verklaart dat zij daarop een Hollandse jongen aan de lijn kreeg. Zij verklaart dat zij van deze jongen naar het CWI moest komen en dat zij van deze jongen drugs heeft gekocht. Zij herkent zichzelf in het tapgesprek met gespreksnummer [xxx], waarin een afspraak wordt gemaakt bij het CWI en wijst medeverdachte [xxx] aan als de jongen die zij op 15 oktober 2008 aan de telefoon heeft gehad en waarvan zij op 15 oktober 2008 drugs heeft gekocht. - Getuige [xxx] verklaart dat het telefoonnummer van de dealer 06 – [xxx] is en verklaart dat hij de heroïne kocht bij medeverdachte [xxx] en dat hij denkt dat hij medeverdachte [xxx] aan de lijn krijgt op bovenstaande nummer, maar dat hij dat niet zeker weet. - Getuige [xxx] verklaart dat zij het nummer 06 – [xxx] belt wanneer zij drugs wil kopen en dat zij dit nummer heeft gekregen van medeverdachte [xxx]. - Getuige [xxx] verklaart dat hij het nummer 06 - [xxx] belt om heroïne en cocaïne te kopen. Hij verklaart dat hij altijd één van die jongens van [xxx] aan de telefoon krijgt, maar dat hij [xxx] zelf nooit aan de telefoon heeft gehad. - Getuige [xxx] herkent medeverdachte [xxx] als de man bij wie hij cocaïne heeft gekocht en als degene die hij aan de telefoon kreeg als hij belde op nummer 06 – [xxx]. - Getuige [xxx] verklaart dat er een groep is die hoort bij een telefoonnummer dat hij belt als hij cocaïne wil kopen. Dat telefoonnummer is 06 – [xxx]. Hij verklaart dat hij de jongens aan de telefoon niet uit elkaar kon houden en dat ze volgens hem de telefoon aan elkaar door gaven. Hij verklaart dat verdachte de jongen is die hem in contact bracht met twee andere jongens. Verdachte heeft hem de eerste keer geholpen. Van hem heeft hij toen drugs gekregen. Van verdachte heeft hij een briefje met een telefoonnummer gekregen. Bij de tweede deal kreeg hij van medeverdachte [xxx] (die hij herkent op een foto) het nummer 06 – [xxx]. - Getuige [xxx] verklaart dat het telefoonnummer dat hij belde als hij een afspraak wilde maken met de dealer om cocaïne te kopen 06 – [xxx] is. Hij verklaart dat dit telefoonnummer van [xxx] was. Hij verklaart dat hij de laatste tijd regelmatig met [xxx] aan de telefoon heeft gesproken om een afspraak te maken om cocaïne te kopen en dat [xxx] wel een receptionist lijkt. Verder verklaart hij dat [xxx] nooit zelf komt, maar dat hij andere jongens stuurt. Getuige [xxx] verklaart verder dat hij verdachte niet anders kent dan onder de naam [xxx] en herkent verdachte [xxx] op de foto als zijnde [xxx]. Uit de inhoud van bovenstaande bewijsmiddelen l tot en met n, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank de samenwerking tussen verdachte [xxx] en de medeverdachten [xxx] en [xxx], zo nauw en volledig, dat het wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte tezamen en in vereniging met genoemde medeverdachten -kort gezegd – opzettelijk heroïne en cocaïne heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan één of meer anderen. Daarbij ziet de rechtbank – anders dan de raadsman van verdachte- geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [xxx], met name niet omdat medeverdachte [xxx] in zijn verklaringen ook zichzelf belast en omdat zijn verklaring door een heel aantal getuigen en het telefoonverkeer op nummer 06 - [xxx] wordt bevestigd. Periode Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de tenlaste gelegde periode in drugs heeft gehandeld. Medeverdachte [xxx] verklaart dat hij verdachte kent sinds de zomer van 2006 onder de naam [xxx] en dat hij van meerdere kennissen hoorde dat [xxx] drugs verkocht. Ook getuige [xxx] verklaart dat zij vier jaar geleden voor het eerst met rookcoke in contact is gekomen. Zij verklaart dat zij vanaf dat moment met regelmaat rookcoke gebruikt en dat dit toendertijd twee keer in de week was. Verder verklaart zij dat zij in de tijd dat zij twee keer in de week cocaïne rookte de cocaïne gratis kreeg van [xxx]. Daarbij merkt zij op dat [xxx] al jaren in drugs handelt. Ook getuige [xxx] verklaart dat [xxx] al vijf jaar drugs verkoopt. Ten aanzien van feit 3: Verbalisanten [xxx] (surveillant A Regiopolitie IJsselland, district Midden) en [[xxx] (aspirant Regiopolitie IJsselland, district Midden) verklaren dat zij op dinsdag 2 september 2008, in burger waren gekleed en belast met een controle rond de dagopvang de Bonjour op de Burgermeester Drijbersingel te Zwolle. Zij wilden een donkere man controleren in verband met verdenking danwel overtreding van de Opiumwet en tevens zijn identiteit vaststellen. Verbalisant [xxx] sprak de donkere man aan en toonde hierbij zijn politielegitimatiepas. Verbalisanten [xxx] en [xxx] verklaren dat de donkere man stopte en zijn fiets neergooide en wegrende in de richting van de [adres] Verbalisant [xxx] verklaart dat hij daarop luid en duidelijk riep: “Stop, politie, blijf staan.” Verbalisant [xxx] verklaart dat hij de latere verdachte kon vastpakken aan zijn jas. De verdachte wilde niet meewerken aan zijn aanhouding en verzette zich door wild om zich heen te slaan met beide armen. Verbalisant [xxx] riep tegen de verdachte dat hij was aangehouden en dat hij zijn verzet moest stoppen. Verbalisanten verklaren dat het verzet van verdachte daarop toe nam en deze wild om zich heen trapte. Verdachte heeft ter terechtzitting de bovenstaande verklaring van verbalisanten bevestigd. Ten aanzien van feit 4: Verbalisanten [xxx] en [xxx] verklaren dat er op zondag 29 juni 2008 omstreeks 4:40 uur op [adres] te Deventer een vechtpartij plaats vond waarbij meerdere manspersonen elkaar met vuisten sloegen. Zij verklaren dat een grote groep van ongeveer honderdenvijftig personen onrustig op de vechtpartij reageerde. Zij zagen verdachte staan in een groep met vechtende personen. Hij duwde en trok aan meerdere personen en maakte wilde gebaren en schreeuwde op agressieve toon. Verdachte heeft ter terechtzitting de bovenstaande verklaring van verbalisanten bevestigd. E. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 tot en met 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op 15 oktober 2008 in de gemeente Deventer tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,2 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en ongeveer 4,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. 2. hij op verschillende tijdstippen in de periode(s) van 1 januari 2006 tot en met 19 februari 2007 en/of in de periode van 23 april 2007 tot en met 15 oktober 2008 in de gemeente(n) Deventer en Zwolle, en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aa[xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/[xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of [xxx] en/of een of meer ander(en), gebruikershoeveelheden, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of gebruikershoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3. hij op 02 september 2008 in de gemeente Zwolle, toen de politieambtenaren [xxx] en [[xxx] verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één op heterdaad ontdekt strafbaar feit hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die politieambtenaren verdachte trachtten te geleiden en te slaan en te trappen naar die politieambtenaren. 4. hij op 29 juni 2008 in de gemeente Deventer op [adres] heeft deelgenomen aan een samenscholing en/of door uitdagend gedrag aanleiding heeft gegeven tot wanordelijkheden, immers heeft verdachte staan duwen en trekken aan meer personen, die op moment verwikkeld waren in een gevecht, waarbij hij op agressieve toon stond te schreeuwen. Van het onder 1 tot en met 4 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. 5. DE STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: 1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 Opiumwet juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht. 2. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 10 Opiumwet juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht. 3. Wederspannigheid, strafbaar gesteld bij artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht. 4. Overtreding van het bij artikel 2.1.1.1. van de Algemene Plaatselijke Verordening Deventer gestelde, strafbaar gesteld bij artikel 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, Deventer. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op. Er zijn ook geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar. 6. DE STRAFOPLEGGING A. De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Met betrekking tot de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie gevorderd de in beslag genomen gsm’s en het in beslag genomen geld verbeurd zal worden verklaard. B. Het standpunt van de verdediging De raadsman concludeert dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en er ten aanzien van deze feiten vrijspraak dient te volgen. Ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde en het ad informandum gevoegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd. Het oordeel van de rechtbank Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gekomen en blijken uit de justitiële documentatie d.d. 1 december 2008. Drugsgebruik is schadelijk voor de volksgezondheid en dient daarom te worden bestreden. Handel in drugs is om die reden strafbaar gesteld. Verdachte heeft zich over een lange periode – de rechtbank gaat uit van een periode van tenminste 30 maanden- schuldig gemaakt aan handel in drugs. Weliswaar is niet over de gehele periode duidelijk hoe intensief verdachte steeds bij deze handel betrokken is geweest, maar wel is duidelijk dat verdachte, in ieder geval in het laatste jaar, een leidende rol heeft gehad en anderen voor zich liet werken. Daarbij komt dat verdachte reeds meermalen voor handel in drugs is veroordeeld, maar niettemin hardnekkig doorgaat met zijn illegale praktijken en er alles behalve blijk van geeft dat hij hiermee wil stoppen. De rechtbank is al met al van oordeel dat voor de bewezenverklaarde feiten, zowel uit een oogpunt van vergelding als vanwege de preventieve werking die van een straf dient uit te gaan, een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde voorwerpen: 1 keer mobiele telefoon, merk Nokia, kleur blauw, met kapot frontje; 1 keer mobiele telefoon, merk Nokia, kleur, zwart; 2 keer 20,- ; 2 keer 5,- ; 1 keer 2,-; 1 keer 0,20 eurocent; 1 keer 0,10 eurocent dienen te worden verbeurdverklaard, omdat dit voorwerpen betreffen met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid en welke voorwerpen aan verdachte toebehoorde. 7. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, Deventer. BESLISSING De rechtbank: Het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De rechtbank verklaart verbeurd: 1 keer mobiele telefoon, merk Nokia, kleur blauw, met kapot frontje; 1 keer mobiele telefoon, merk Nokia, kleur, zwart; 2 keer 20,- ; 2 keer 5,- ; 1 keer 2,-; 1 keer 0,20 eurocent; 1 keer 0,10 eurocent De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Aldus gewezen door mr. F. Koster, voorzitter, mrs. R.A.M. Elbers en E.M. de Veij Mestdagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.M.A.T. van der Geest als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2009. Mr. R.A.M. Elbers voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.