Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0006

Datum uitspraak2009-02-26
Datum gepubliceerd2009-04-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/410066-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

ontoerekeningsvatbaarheid; ontslag van alle rechtsvervolging.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.410066-08 Uitspraak: 26 februari 2009 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] geboren op [geboortejaar] [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Taner, advocaat te Lelystad. De officier van justitie, mr. R.M. van Vuure, heeft ter terechtzitting gevorderd dat: - het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard; - verdachte terzake deze feiten wordt ontslagen van alle rechtsvervolging omdat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is; - verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van één jaar zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis; - de vordering van de benadeelde partij [naam] geheel wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging). BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: 1. hij op 31 juli 2008 in de gemeente Kampen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Opel, toebehorende aan [naam], heeft beschadigd; 2. hij op 31 juli 2008 in de gemeente Zwolle opzettelijk brand heeft gesticht in cel 25 van het cellencomplex van de Regiobureau van de Regiopolitie IJsselland, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een rol toiletpapier in brand gestoken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Het onder 1 bewezene levert op: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Het onder 2 bewezen levert op: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID VAN DE DADER Omtrent de persoon van de verdachte is een tweetal rapportages uitgebracht, te weten: - een Pro Justitia Rapport d.d. 25 januari 2009 uitgebracht door R.H.J. Winter, psychiater; - een Pro Justitia Rapport d.d. 3 februari 2009 uitgebracht door J.H.A.M. Kobussen, psycholoog. De deskundige Winter voornoemd heeft geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van een psychotische episode in het kader van schizofrenie. Winter heeft op grond van het vorenstaande geconcludeerd dat verdachte terzake het tenlastegelegde (indien bewezen) te beschouwen is als volledig ontoerekeningsvatbaar. Aangezien verdachte inmiddels volledig is hersteld van zijn terugval, acht Winter plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis weinig zinvol. Psycholoog Kobussen concludeert, evenals de psychiater, dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van schizofrenie van het paranoïde type en dat verdachte daardoor terzake het tenlastegelegde als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Omdat momenteel geen sprake meer is van een psychotisch toestandsbeeld is een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis niet geïndiceerd volgens de psycholoog. De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van psychiater Winter en psycholoog Kobussen over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare. Op grond van voormelde rapportages is de rechtbank van oordeel dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging. Overwegingen ten aanzien van oplegging van een maatregel De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van één jaar zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis, zodat er controle is op het innemen van de medicatie bij verdachte. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Zowel de psychiater als de psycholoog concludeert in voornoemde rapportages dat er geen sprake meer is van een psychotische toestand bij verdachte en dat er geen enkele reden is om hem te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. Gelet op deze conclusies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er geen enkele basis is om de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, als omschreven in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, op te leggen. De rechtbank zal derhalve volstaan met de beslissing dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. Benadeelde partij Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij [naam] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op het voegingsformulier, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 901,42, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil. De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De rechtbank zal voorts terzake het onder 1 bewezen verklaarde feit aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 901,42 ten behoeve van het slachtoffer [naam]. BESLISSING Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De verdachte is niet strafbaar De rechtbank ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam], wonende te Kampen, van een bedrag van € 901,42 (zegge: negenhonderd en één euro en twee-enveertig cent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans onder 1 bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 31 juli 2008, tot die van de voldoening. De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 901,42, ten behoeve van het slachtoffer [naam], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 dagen hechtenis. De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2009.