Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0233

Datum uitspraak2009-01-20
Datum gepubliceerd2009-04-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-006386-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overtreding artikel 107 lid 1 WVW 1994. Verweer verdachte dat een ander op zijn bromfiets heeft gereden en is aangehouden, die ander zou daarbij de persoonsgegevens van verdachte hebben opgegeven. Het hof verwerpt dit verweer nu de aangehouden persoon zich middels een paspoort heeft gelegitimeerd cnf de persoonsgegevens van verdachte en er geen enkele aanwijzing is voor het gestelde gebruik door een ander.


Uitspraak

arrestnummer: parketnummer: 23-006386-07 datum uitspraak: 20 januari 2009 tegenspraak VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Alkmaar, sector kanton, locatie Hoorn, van 17 oktober 2007 in de strafzaak onder parketnummer 14-540331-07 van het openbaar ministerie tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1985], ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres]. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 17 oktober 2007 en op de terechtzitting in hoger beroep van 6 januari 2009. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad. Vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de eerste rechter. Bewezenverklaarde Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 19 november 2006 in de gemeente Enkhuizen als bestuurder van een motorrijtuig, een tweewielige bromfiets, heeft gereden op de weg, de Zijlweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Nadere bewijsoverweging De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet degene is geweest die op 19 november 2006 in Enkhuizen met een bromfiets heeft gereden en door een politieagent is aangehouden en dat een ander zijn naam moet hebben gebruikt, zodat hij van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hierover het volgende. Blijkens het proces verbaal van 2 maart 2007 heeft verbalisant [verbalisant] op 19 november 2006 een bestuurder van een bromfiets, merk Yamaha, staande gehouden en naar zijn rijbewijs gevraagd, waarop de bestuurder heeft medegedeeld dat hij nog geen certificaat of bromfietsrijbewijs heeft. De bestuurder heeft daarbij persoongegevens opgegeven. Deze gegevens bleken bij controle in het bevolkingsregister de persoonsgegevens van de verdachte te zijn. Blijkens een zich in het dossier bevindend proces-verbaal van aanhouding met nummer 19.11.2006.2210.2318 is de bestuurder van bedoelde bromfiets onder dezelfde persoonsgegevens op 19 november 2006 op dezelfde plaats en hetzelfde tijdstip ook voor het niet hebben van een verzekering voor de eerder genoemde Yamaha geverbaliseerd. Blijkens laatstbedoeld proces-verbaal zijn de door de bestuurder desgevraagd opgegeven persoonsgegevens conform het paspoort. Uit deze summiere mededeling is af te leiden dat aan de verbalisant door de aangehouden verdachte een paspoort is getoond waarvan de gegevens gelijkluidend zijn aan de opgegeven –en in het bevolkingsregister gecontroleerde- personalia. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zijn paspoort gebruikt om zich te (kunnen) identificeren wanneer daarnaar wordt gevraagd, dat hij dit paspoort daartoe in beginsel altijd bij zich draagt, dat hij zijn paspoort niet gedurende een periode kwijt is geweest, en dat hij het niet waarschijnlijk acht dat een ander zijn, verdachtes, paspoort aan de verbalisant heeft getoond. Gelet op voormelde omstandigheden waaruit geen enkele aanwijzing voor het gestelde gebruik door een ander is te putten, acht het hof niet aannemelijk geworden dat verdachtes personalia en paspoort op 19 november 2006 door een ander zijn gebruikt, die bovendien zodanige gelijkenis vertoonde met de verdachte dat hier sprake moet zijn geweest van persoonsverwis-seling. De omstandigheid dat de verbalisant bij het vergelijken van de door de verdachte opgegeven personalia met de gegevens in het overhandigde paspoort niet de nummers van dat paspoort heeft genoteerd, doet daar niet aan af. Het hof verwerpt daarom dit verweer. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert op: - overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. Oplegging van straf De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken. Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 120,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twee dagen. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft met een bromfiets op de openbare weg gereden, terwijl hij geen rijbewijs had. Hij heeft daarmee beleid om de verkeersveiligheid te vergroten door verplichte toetsing van de kennis van verkeersregels bij bestuurders van motorrijtuigen gefrustreerd. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 januari 2009 is verdachte eerder voor overtreding van de Wegenverkeerwet veroordeeld. Het hof acht een geldboete van € 120,- passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven. Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 120,00 (honderdtwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 (twee) dagen. Dit arrest is gewezen door de zevende meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van Wijnen-Vergeer, mr. J.G.W. Willems-Morsink en mr. J.A.M. de Wit, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 januari 2009. [verdachte]/ 23-006386-07 - 4 -