Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0276

Datum uitspraak2009-03-23
Datum gepubliceerd2009-04-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers108725/HA RK 09-82
Statusgepubliceerd
SectorPresident


Indicatie

Wraking van de meervoudige strafkamer nadat deze kamer ter zitting van 23 maart 2009 een drietal door de verdachte ter zitting gedane verzoeken heeft afgewezen en heeft beslist dat de behandeling van de strafzaak kan worden voortgezet. Volgens verzoeker is deze beslissing ongemotiveerd en hebben de rechters schijnbaar enkel de bedoeling om tot een snelle afhandeling van zijn strafzaak te komen en de verdachte te veroordelen. Hierdoor heeft de strafkamer ervan blijk gegeven niet onpartijdig en onbevooroordeeld te zijn. Wrakingsverzoek wordt afgewezen, nu naar het oordeel van de wrakingskamer de beslissing van de meervoudige strafkamer tot afwijzing van de verzoeken voldoende is onderbouwd en gemotiveerd.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN MEERVOUDIGE KAMER (WRAKINGSKAMER) Zaaknummer / rolnummer: 108725 HA RK 09-82 Beslissing op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend namens [verzoeker], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans verblijvende in de [adres], verzoeker, advocaat mr. S. Dogan 1. De procedure 1.1. Mr. Dogan heeft namens [verzoeker] ter zitting van de meervoudige strafkamer van 23 maart 2009 een verzoek ingediend tot wraking van mrs. E.W. van Weringh, R. Depping en J.E. Wichers, als respectievelijk voorzitter en rechters van de meervoudige strafkamer die de strafzaak onder parketnummer 18/630039-07 tegen [verzoeker] behandelt. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. 1.2. Op 23 maart 2009 is het verzoek tot wraking ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Ter zitting heeft mr. Dogan namens verzoeker het verzoek toegelicht en is de officier van justitie in de gelegenheid gesteld haar zienswijze naar voren te brengen. Mrs. Van Weringh, Depping en Wichers hebben de wrakingskamer laten weten dat zij niet aanwezig zullen zijn bij de behandeling van het wrakingsverzoek, tenzij de wrakingskamer oordeelt dat hun aanwezigheid wel gewenst is. 2. Het standpunt van verzoeker 2.1. Namens verzoeker is – samengevat – gesteld dat voornoemde rechters er blijk van hebben gegeven niet onpartijdig in de vorenbedoelde strafzaak te zijn. Namens verzoeker is verzocht om toevoeging aan het strafdossier van de civielrechtelijke stukken omtrent de uithuisplaatsing van [minderjarige] en van mogelijk ontlastende BOB-stukken (verslagen tapgesprekken alsmede processen-verbaal van vernietiging van tapgesprekken), en het horen van enkele getuigen. Vorengenoemde rechters hebben deze verzoeken afgewezen en beslist dat met de behandeling kan worden voortgegaan. Deze afwijzing en beslissing zijn niet onderbouwd en gemotiveerd. Door deze handelwijze hebben de rechters blijk gegeven van vooringenomenheid en kennelijk enkel de spoedige afdoening van de strafzaak van [verzoeker] voor ogen gehad. Bovengenoemde feiten en omstandigheden leveren naar de mening van verzoeker zwaarwegende redenen op voor de objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid van de rechters. 3. Het standpunt van mrs. Van Weringh, Depping en Wichers 3.1. Mrs. Van Weringh, Depping en Wichers hebben blijkens het proces-verbaal van de zitting van de meervoudige strafkamer van 23 maart 2009 aangegeven niet in de wraking te berusten. 4. De beoordeling 4.1. Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. 4.3. De rechtbank (wrakingskamer) stelt vast dat de onderbouwing van het onderhavige wrakingsverzoek hier op neerkomt dat verzoeker het niet eens is met de door de meervoudige strafkamer ter zitting van 23 maart 2009 genomen beslissingen. Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 23 maart 2009 heeft deze kamer haar beslissingen, dat de ter zitting door de verdediging gedane verzoeken worden afgewezen, toegelicht en gemotiveerd. De rechtbank (wrakingskamer) is van oordeel dat uit deze toelichting en motivering niet blijkt van het ontbreken van onpartijdigheid van de rechters, of de schijn daarvan. De rechtbank (wrakingskamer) zal het onderhavige verzoek tot wraking van mrs. Van Weringh, Depping en Wichers dan ook afwijzen. 5. De beslissing De rechtbank (wrakingskamer): 5.1. wijst het verzoek af, 5.2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak (parketnummer 18/630039-07) zo spoedig mogelijk wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, 5.3. beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mrs. Van Weringh, Depping en Wichers en de officier van justitie. Deze beslissing is gegeven door mrs. G.J.J. Smits, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en M. Griffioen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Mulder als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2009.