Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0297

Datum uitspraak2009-03-26
Datum gepubliceerd2009-04-07
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers138353/KG ZA 09-89
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

KG. Voorgenomen fusie tussen scholen is een (beleids)beslissing die voorbehouden is aan het bevoegd gezag van een school. De vraag of er buiten het kader van inspraak en medezeggenschap een rechtsgrond is op grond waarvan een schoolbestuur gehouden is om andere mogelijke belanghebbenden zoals ouders actief in haar (beleids)beslissingen te betrekken wordt ontkennend beantwoord. Gevorderde voorzieningen afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Datum uitspraak: 26 maart 2009 Zaaknummer : 138353 / KG ZA 09-89 De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen a. 1.de stichting STICHTING ONDERWIJS EN KWALITEIT, gevestigd te Kerkrade; b. 2.[eiseres2], in haar hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen [eisers2a] wonende te Simpelveld; 3.[eiser3], in zijn hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [eiser3a] wonende te Kerkrade;Simpelveld 4.[eiseres4], in haar hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [eiseres4a] wonende te Kerkrade; 5[eiser5], in zijn hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [eiser5a], wonende te Kerkrade; 6.[eiser6] in zijn hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [eiser6a] wonende te Kerkrade; 7.[eiseres7], in haar hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [eiseres7a], wonende te Kerkrade; 8.[eiser8], in zijn hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen [eisers8a] wonende te Kerkrade; 9.[eiseres9], in haar hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen T[eisers9a] wonende te Kerkrade; 10.[eiser10], in zijn hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [eiser10a] wonende te Kerkrade; 11.[eiser11], in zijn hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen [eisers11a], wonende te Kerkrade; c. 12.[eiser12], wonende te Eygelshoven; 13.[eiser13], wonende te Eygelshoven; 14.[eiser14], wonende te Eygelshoven; 15.[eiserr15] wonende te Kerkrade; 16.[eiser16], wonende te Kerkrade; 17.[eiseres17], wonende te Kerkrade; 18.[eiser18] wonende te Kerkrade; 19.[eiser19] wonende te Kerkrade; d. 20.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BMW Keram B.V., 21.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DRUKKERIJ [eiser21] KERKRADE B.V., 22.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EURLIN B.V., 23.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FRANSSEN & PARTNERS ARBEIDSMARKTMANAGEMENT B.V., 24.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FWP ARCHITECTUUR – FRANS WIJNEN HOLDING B.V., 25.IDING ADVOCATEN, 26.KENNISCENTRUM GEZONDHEIDSZORG, 27.LANCKOHR JUWELIERS, 28.VAN DER LINDEN ADVIESGROEP, 29.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WIERTZ PERSONEELSDIENSTEN B.V., eisers 20 t/m 29 gevestigd te Kerkrade, eisers in de hoofdzaak, gedaagden in het incident tot voeging, advocaat: dr. mr. F.J. van der Vaart, kantoor houdende te Enschede; en 1.[eiser30], 2.[eiser31], 3.TtWEEWIELERSHOP REMY, wonenden resp. gevestigd in Kerkrade, eisers in het incident tot voeging, tevens eisers in de hoofdzaak na voeging; tegen: de stichting STICHTING VOORGEZET ONDERWIJS PARKSTAD LIMBURG, gevestigd te Heerlen, gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident tot voeging, advocaat: mr. J.M.V. Dubelaar, kantoor houdende te ‘s-Gravenhagen. 1.Het verloop van de procedure Eisers in de hoofdzaak, hierna te noemen: stichting OK respectievelijk de ouders, de raadsleden en de bedrijven, hebben gedaagde in de hoofdzaak, hierna te noemen: SVO-PL, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 23 maart 2009, hebben [eiser30], [eiser31] en TWEEWIELERSHOP REMY gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van eisers in de hoofdzaak in het aanhangige geding. Nadat eisers in de hoofdzaak en SVO-PLStart desgevraagd te kennen hadden gegeven geen bezwaren te hebben tegen de voeging, heeft de voorzieningenrechter, mede nu hij van oordeel is dat eisers in het incident tot voeging belang hebben bij de voeging, de voeging toegestaan. Voorafgaand aan de behandeling heeft SVO-PL bezwaar gemaakt tegen de op 20 maart 2009 per fax ontvangen grote hoeveelheid producties. Vervolgens hebben eisers in de hoofdzaak gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij hun vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties en hun pleitnotities nader hebben doen toelichten. SVO-PL heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd. Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd. Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is gelet op het uiterst spoedeisend belang bepaald op 26 maart 2009, op welke dag een verkort vonnis is gewezen waarvan de beslissing luidt zoals hieronder is bepaald, waarbij is aangegeven dat de schriftelijke uitwerking zo spoedig mogelijk zal volgen. Ten slotte is dit uitgewerkte vonnis aan partijen afgegeven op 6 april 2009. 2.Het geschil 2.1SVO-PL heeft blijkens haar statuten ten doel: het geven van openbaar onderwijs en onderwijs van een of meer richtingen in afzonderlijke scholen voor - onder meer - openbaar onderwijs in de zin van de onderwijswetgeving (artikel 2 lid 1). In de statuten is voorts bepaald: - Organen van de stichting zijn a. het college van bestuur en b. de raad van toezicht (artikel 4 lid 1); - De stichting kent buiten het college van bestuur en de raad van toezicht geen andere organen die namens de stichting kunnen handelen of zeggenschap in de zin van (gedeelde) bestuursmacht kunnen uitoefenen, behoudens natuurlijke personen die daartoe op basis van een uitdrukkelijke volmacht door het college van bestuur of de raad van toezicht worden aangewezen (artikel 4 lid 2); - Een voorgenomen besluit tot - onder meer - verplaatsing en samenvoeging van een openbare school dient door het college van bestuur ter vaststelling worden voorgelegd aan de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen (artikel 11 lid 8). 2.2SVO-PL houdt - onder meer - scholen zoals het College Rolduc en het Eijkhagencollege te Landgraaf in stand. 2.3Op 22 september 2008 heeft het College van Bestuur een besluit genomen tot fusie (hierna te noemen: de voorgenomen fusie), waarna op 24 september 2008 de Raad van Toezicht haar goedkeuring daaraan heeft verleend. 2.4Op 29 september 2008 is de voorgenomen fusie gepresenteerd in de vergadering van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. 2.5Op 29 oktober 2008 heeft SVO-PL bij de minister van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (hierna te noemen: de minister) een aanvraag ingediend om voor bekostiging in aanmerking te komen een scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholengemeenschap zoals beschreven in artikel 71 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (hierna te noemen: WVO). 2.6Bij overeenkomst van 6 januari 2009 hebben SVO-PL en de gemeente Kerkrade - onder meer - de afspraak gemaakt dat SVO-PL en de gemeente Kerkrade (vertegenwoordigd door de wethouder onderwijs) gemeenschappelijk vaststellen dat de fusie tussen College Rolduc en Eijkhagencollege behoudens goedkeuring door de minister per 1 augustus 2009 daadwerkelijk gerealiseerd zal worden. 2.7In een interpretatiegeschil tussen de medezeggenschapsraad van het College Rolduc en het bestuur van SVO-PL heeft de Landelijke Commissie Geschillen Medezeggenschap (hierna te noemen: de Commissie) bij uitspraak van 11 maart 2009 geoordeeld dat het Masterplan en het daarin opgenomen complex van besluiten dienen te worden aangemerkt als aangelegenheden van gemeenschappelijk belang. 2.8Eisers stellen zich op het standpunt dat de voorgenomen fusie de verdwijning betekent van voortgezet onderwijs in Kerkrade. Zij vrezen negatieve gevolgen voor Kerkrade op het gebied van het voorzieningenniveau, het opleidingsniveau en de economie. Daarnaast vrezen zij voor leegstand en verval van (monumentale) onderwijsgebouwen. Volgens eisers is er geen noodzaak tot fusie omdat de leerlingenaantallen ruim boven de stichtingsnormen van 20% liggen. Zij bestrijden de juistheid van de aan de voorgenomen fusie ten grondslag liggende gegevens in het Masterplan en overige stukken. Omdat zij niet de beschikking hebben over voornoemde stukken kunnen zij de gegevens niet verifiëren. Zij hebben openheid van zaken van SVO-PL gevraagd, doch niet gekregen. Voorts stellen eisers dat de voorgestelde fusie in strijd is met artikel 71 lid 4 WVO). Zolang er echter geen fusiebesluit is genomen door de minister staan zij bestuursrechtelijk machteloos, aldus eisers. 2.9De ouders stellen zich daarnaast op het standpunt dat SVO-PL de onderwijsovereenkomst moet nakomen, opdat hun kinderen hun schoolopleiding kunnen afronden op de school waar hun opleiding is gestart. Omdat de ouders hun kinderen uiterlijk op 1 april 2009 voor het nieuwe schooljaar dienen in te schrijven, stellen zij spoedeisend belang te hebben bij de gevraagde voorzieningen. 2.10Gelet op het voorstaande hebben eisers gevorderd: op verzoek van eisers onder a, b, c en d: - eisers in de gelegenheid te stellen, waar het betreft de voorgenomen samenvoeging, door middel van overlegging van in elk geval de in de dagvaarding opgesomde stukken de objectiveerbare juistheid van het voornemen te verifiëren; op verzoek van eisers genoemd onder b: SVO-PL te gelast onderwijsovereenkomsten na te komen, zodat de kinderen van de betrokken ouders op de school waar zij op startten ook hun opleiding kunnen afmaken. op verzoek van eisers genoemd onder a, b, c en d: - SVO-PL een stand-still te gelasten totdat de minister op het verzoek om bekostiging van de samenvoeging heeft beslist, of althans totdat contra-expertise de juistheid van de onderliggende aannames heeft bevestigd; - en/of te gelasten dat SVO-PL ouders meer tijd laat (dan tot 1 april a.s.) voor de inschrijving van hun kind, en ouders dat ook gemotiveerd mede te delen. een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,= voor elke dag of deel daarvan dat SVO-PL na betekening van het ten deze te wijzen vonnis in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000.000,=, althans door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom; een zodanige voorziening te treffen als U.E.A. juist acht; SVO-PL te veroordelen in de kosten van dit geding. 2.11SVO-PL heeft de vorderingen weersproken. Op de stellingen van partijen zal hierna in worden gegaan. 3. De beoordeling 3.1Het spoedeisende belang ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter besloten in de aard van de gevraagde voorzieningen. 3.2Niet weersproken is dat de gemachtigde van SVO-PL de stukken, inhoudende een kopie dagvaarding en extra producties genummerd 10 t/m 20, op de werkdag voorafgaand aan de terechtzitting ongesorteerd en per fax deels niet goed leesbaar heeft ontvangen. Gelet op de aard en omvang van de stukken in het licht van het bezwaar van SVO-PL tegen indiening daarvan is de voorzieningenrechter van oordeel dat het in strijd met de goede procesorde is voornoemde stukken toe te laten tot de processtukken. De voorzieningenrechter zal derhalve voornoemde producties buiten beschouwing laten. 3.3In geschil tussen partijen is het (beleids)voornemen van SVO-PL om het College Rolduc in Kerkrade samen te voegen met het Eijkhagencollege in Landgraaf. Alvorens in te gaan op de vraag of voor hetgeen eisers hebben gevorderd een rechtsgrond bestaat die ziet op het beoogde rechtsgevolg, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. 3.4Ex artikel 1 sub b WVO is SVO-PL het bevoegd gezag over het College Rolduc. In die hoedanigheid is zij eindverantwoordelijke voor het beleid, dat wil zeggen de beslissingen die worden genomen voor de school. De beslissingen neemt SVO-PL als bevoegd gezag niet alleen, maar in overleg met de medezeggenschapsraad. Immers artikel 3 lid 1 van de Wet op de Wet Medezeggenschap op Scholen (hierna te noemen: WMS) is aan een school een medezeggenschapsraad verbonden. De medezeggenschapsraad bestaat uit - onder meer – ouders (artikel 3 lid 3 sub b onder 2 WMS). Omdat SVO-PL meer dan een school houdt, worden beslissingen die aangemerkt worden als aangelegenheden van gemeenschappelijk belang genomen in overleg met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Op grond van artikel 10h van de Wet Medezeggenschap op Scholen (hierna te noemen: WMS) behoeft het bevoegd gezag voorafgaande instemming van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad ter zake van fusie van scholen. Daarbij dient het bevoegd gezag tijdig alle inlichtingen te verschaffen die de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad nodig heeft, ook als de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad daar niet zelf om vraagt. Naast het hiervoor geschetste wettelijk kader dient SVO-PL zich ook te houden aan haar statutaire bepalingen (zie 2.1). 3.5Niet in geschil is dat SVO-PL de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad inlichtingen heeft verschaft over de voorgenomen fusie en deze laatste daarmee haar instemming heeft verleend. Dat de medezeggenschapsraad, zoals eisers stellen, zich doorgaans door SVO-PL laten manipuleren, doet daaraan niet af. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is in dit geding immers geen partij. 3.6Daarnaast heeft de Raad van Toezicht haar goedkeuring aan de voorgenomen fusie verleend en heeft SVO-PL de instemming over de voorgenomen fusie verzocht én verkregen van de gemeenteraad van Kerkrade. Sterker nog: op grond van de overeenkomst van 6 januari 2009 is zelfs afgesproken dat de fusie per 1 augustus 2009 gerealiseerd moet zijn, mits de minister (de financiering van) de fusie goedkeurt. 3.7Gelet op het voorstaande is de beleidsbeslissing om het College Rolduc en Eijkhagen College te laten fuseren voorbehouden aan SVO-PL. Zij heeft als bevoegd gezag gedaan waartoe zij met betrekking tot de voorgenomen fusie statutair én wettelijk was gehouden. 3.8Voorts ligt ter beantwoording voor of er buiten het hierboven geschetste wettelijk kader andere rechtsgronden zijn op grond waarvan SVO-PL gehouden is om andere mogelijke belanghebbenden actief in haar (beleids)beslissingen te betrekken. 3.9Eisers hebben aangevoerd dat in onderwijsland zwaar wordt getild aan draagvlak in de zin of ouders en andere belanghebbenden voldoende zijn geraadpleegd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het creëren van draagvlak bijdraagt tot begrip en acceptatie van de voorgenomen fusie. Ongetwijfeld ziet SVO-PL dat ook in en kan zij op dat gebied wellicht nog het nodige doen en bereiken. Bijvoorbeeld door het verschaffen van inzicht in de aan de voorgenomen fusie ten grondslag liggende gegevens en het gerust stellen van eisers dat de samenvoeging niet de negatieve gevolgen heeft die zij vrezen maar ook of juist goede kanten. Dat laat echter onverlet dat SVO-PL daartoe niet kan worden gehouden. 3.10Volgens eisers heeft artikel 71 lid 4 WVO de strekking dat na een samenvoeging, op een school onderwijs in dezelfde leerjaren moeten worden aangeboden als voor samenvoeging. SVO-PL is daarentegen van mening dat artikel 71 lid 4 WVO ziet op vermeerdering van onderwijssoorten en dat opheffing altijd mag. Wat daarvan ook zij, indien de door eisers gestelde strekking al een vereiste is voor het al dan niet toewijzen van de fusieaanvraag, danwel voor het handhaven van de bekostiging van de fusie, SVO-PL heeft dat immers gemotiveerd weersproken, is dat ter beoordeling van de minister en niet van de voorzieningenrechter. Nu de minister nog geen besluit heeft genomen, kan er van een contra legem beslissing geen sprake zijn. 3.11De ouders hebben zich beroepen op een onderwijsovereenkomst. Voorop wordt gesteld dat ingevolge artikel 23a WVO het bevoegd gezag en dus SVO-PL een zorgplicht heeft voor de kwaliteit van het onderwijs. Genoemd artikel is echter zodanig opgesteld dat het niet een resultaatsverplichting creëert, doch een inspanningsverplichting die gericht is op het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs (artikel 24 WVO). 3.12In het midden wordt gelaten of er een onderwijsovereenkomst is, op welke rechtsverhouding (publiek- of privaatrechtelijk) die onderwijsovereenkomst is gestoeld, en zo ja, wat de inhoud daarvan is. Met SVO-PL is de voorzieningenrechter van oordeel dat gesteld noch gebleken is wat partijen terzake van de plaats van het gegeven van onderwijs zijn overeengekomen. Vooropgesteld dat er een onderwijsovereenkomst is, is aannemelijk dat de onderwijsovereenkomst ziet op de kwaliteit van het onderwijs en niet op de plaats waar het onderwijs gegeven dient te worden. 3.13Gelet op het voorstaande dient de vraag of voor hetgeen eisers hebben gevorderd een rechtsgrond is aan te wijzen ontkennend te worden beantwoord, zodat de gevorderde voorzieningen dienen te worden afgewezen. 3.14Eisers worden, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten verwezen. 4.De beslissing De voorzieningenrechter: wijst de gevorderde voorzieningen af; veroordeelt eisers in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van SVO-PL begroot op € 262,= aan vast recht en € 816,= voor salaris advocaat; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. UL