Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0939

Datum uitspraak2009-04-14
Datum gepubliceerd2009-04-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/700154-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak van doodslag subsidiair mishandeling de dood tengevolge hebbende, nu niet is bewezen dat het slachtoffer is overleden als gevolg van letsel dat door verdachte is toegebracht.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector strafrecht parketnummer: 08/700154-08 datum vonnis: 14 april 2009 Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo tegen: [verdachte], geboren op [1971] in [geboorteplaats], wonende in [woonadres]. 1. Het onderzoek op de terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 december 2008 en 31 maart 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. J. Ruarus, advocaat te Delden, naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging De verdenking komt er primair, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag, door met opzet [slachtoffer] van het leven te beroven. Subsidiair wordt haar verweten dat zij, al dan niet samen met een ander of anderen, met opzet aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht waardoor hij is overleden. Meer subsidiair wordt haar verweten dat zij, al dan niet samen met een ander of anderen, [slachtoffer] heeft mishandeld, waardoor hij is overleden. Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat: zij in of omstreeks de periode van 24 maart 2008 tot en met 25 maart 2008, te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) -vastgepakt en/of aan het lichaam getrokken en/of aangeduwd en/of op/tegen de grond en/of omver getrokken en/of geduwd en/althans ten val gebracht, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gevallen en/of (toen die [slachtoffer] al dan niet op zijn handen en knieën zat en/althans op de grond zat/lag) -bij het hoofd en/of de nek vastgepakt en/of vastgehouden en/of in/tegen de nek en/of tegen het (achter)hoofd geduwd en/of op/tegen het (achter)hoofd gestompt en/of geslagen en/of (daarbij) met het hoofd op/tegen de grond geslagen en/of gestoten en/of het hoofd van die [slachtoffer] op/tegen de grond gedrukt/geduwd, althans het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden gedrukt/geduwd, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gedrukt en/of (vervolgens) -vastgepakt en/of naar/in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) gebracht/ geleid en/of gedurende enige tijd gewond en/of in hulpeloze toestand in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) laten zitten/liggen en/of tegen het hoofd en/of de schouder en/althans tegen het lichaam getrapt en/of geschopt en/of aan zijn lot overgelaten en/of geen (medische) hulp/verzorging geboden en/of ingeschakeld, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat zij in of omstreeks de periode van 24 maart 2008 tot en met 25 maart 2008, te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenvliesbloeding en/althans ernstig hoofd- en/of hersenletsel, heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) -vast te pakken en/of aan het lichaam te trekken en/of aan te duwen en/of op/tegen de grond en/of omver te trekken en/of te duwen en/althans ten val te brengen, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gevallen en/of (toen die [slachtoffer] al dan niet op zijn handen en knieën zat en/althans op de grond zat/lag) -bij het hoofd en/of de nek vast te pakken en/of vast te houden en/of in/tegen de nek en/of tegen het (achter)hoofd te duwen en/of op/tegen het (achter)hoofd te stompen en/of te slaan en/of (daarbij) met het hoofd op/tegen de grond te slaan en/of te stoten en/of het hoofd van die [slachtoffer] op/tegen de grond te drukken/duwen, althans het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden te drukken/duwen, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gedrukt en/of (vervolgens) -vast te pakken en/of naar/in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) te brengen/geleiden en/of gedurende enige tijd gewond en/of in hulpeloze toestand in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) laten zitten/liggen en/of tegen het hoofd en/of de schouder en/althans tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of aan zijn lot over te laten en/of geen (medische) hulp/verzorging te bieden en/of in te schakelen, terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat zij in of omstreeks de periode van 24 maart 2008 tot en met 25 maart 2008, te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) -heeft vastgepakt en/of aan het lichaam heeft getrokken en/of heeft aangeduwd en/of op/tegen de grond en/of omver heeft getrokken en/of geduwd en/althans ten val heeft gebracht, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gevallen en/of (toen die [slachtoffer] al dan niet op zijn handen en knieën zat en/althans op de grond zat/lag) -bij het hoofd en/of de nek heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of in/tegen de nek en/of tegen het (achter)hoofd heeft geduwd en/of op/tegen het (achter)hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of (daarbij) met het hoofd op/tegen de grond heeft geslagen en/of gestoten en/of het hoofd van die [slachtoffer] op/tegen de grond heeft gedrukt/geduwd, althans het hoofd van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedrukt/ geduwd, waarbij/waardoor die [slachtoffer] (telkens) (hard) met zijn hoofd op/tegen de grond is geslagen en/of gestoten en/of gedrukt en/of (vervolgens) -heeft vastgepakt en/of naar/in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) heeft gebracht/geleid en/of gedurende enige tijd gewond en/of in hulpeloze toestand in de woning van verdachte en/of haar mededader(s) heeft laten zitten/liggen en/of tegen het hoofd en/of de schouders en/althans tegen het lichaam getrapt en/of geschopt en/of aan zijn lot heeft overgelaten en/of geen (medische) hulp/verzorging heeft geboden en/of ingeschakeld, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden. 3. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis bij eindvonnis wordt opgeheven. 4. De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 5. De beoordeling van het bewijs 5.1 De standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie is van oordeel dat verdachte schuldig is aan het primair tenlastegelegde feit, te weten de doodslag. Door de in de tenlastelegging onder het eerste en tweede gedachtestreepje omschreven en door verdachte gepleegde geweldshandelingen is de hersenvliesbloeding ontstaan. De officier van justitie acht ook bewijs aanwezig voor het derde gedachtestreepje. Op het moment dat [slachtoffer] in de woning van verdachte was en niet goed werd, heeft verdachte onvoldoende alert gehandeld door niet op tijd hulp in te roepen. Dit alles heeft tot de dood van [slachtoffer] geleid. De raadsman stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een natuurlijke dood. Verdachte heeft geen opzet gehad op de dood van [slachtoffer]. [Slachtoffer] is over zijn eigen benen gestruikeld en heeft verdachte meegesleurd. Al vallend en struikelend zijn ze thuis gekomen. Volgens zeggen van de raadsman ontkent verdachte niet dat dit af en toe nogal hardhandig is gebeurd. Volgens de raadsman heeft [slachtoffer] al op een eerder moment geleden aan het subduraal haematoom dat hem uiteindelijk fataal is geworden. Uit de bewijsmiddelen komt naar de mening van de raadsman niet naar voren dat verdachte verantwoordelijk is voor het ontstaan van het fatale letsel. Een rechtstreeks verband tussen de mishandeling en het overlijden van [slachtoffer] ontbreekt. De raadsman stelt verder dat verdachte [slachtoffer] niet in hulpeloze toestand heeft achtergelaten. Zij heeft onmiddellijk de politie c.q. ambulance gewaarschuwd toen duidelijk werd dat er meer aan de hand was dan de door haar veronderstelde dronkenschap van [slachtoffer]. 5.2 Het oordeel van de rechtbank Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, en dat geldt voor het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde, moet er een causaal verband vastgesteld kunnen worden tussen het handelen en/of het nalaten te handelen zoals verdachte wordt verweten en het fatale letsel bij [slachtoffer]. Vast staat dat verdachte [slachtoffer] op straat heeft aangepakt toen deze voor de tweede keer de woning had verlaten. Vast staat ook dat [slachtoffer] daarbij met zijn hoofd op de straat terecht is gekomen. Vast staat verder dat [slachtoffer] als gevolg van mechanische geweldsinwerking een hersenvliesbloeding heeft opgelopen die tot zijn dood heeft geleid. Uit de rapporten die zijn opgemaakt naar aanleiding van de sectie op het lichaam van [slachtoffer] blijkt niet wanneer dit fatale letsel exact is toegebracht. Ook de op de terechtzittingen gehoorde deskundigen Kubat en Visser kunnen hierover geen uitsluitsel geven. De deskundige Kubat, arts en neuro-patholoog, heeft op de zitting van 16 december 2008 verklaard dat uit microscopisch onderzoek van delen van het subdurale haematoom is gebleken dat dit past bij een ouderdom van dat haematoom van ergens tussen 0 en 24 of 25 uur voor het overlijden. Exacter kan deze deskundige het niet bepalen. De deskundige Visser, arts en patholoog, heeft op de zitting van 31 maart 2009 verklaard dat hij bij sectie letsels aan het gelaat heeft gezien en als informatie had gekregen dat er twee momenten van mechanische geweldsinwerking waren geweest. Zijn indruk was dat de geweldsinwerking recent was, een kwartier tot één dag. Om een nauwkeuriger vaststelling te krijgen is een deskundige op het gebied van letseldatering geraadpleegd, te weten Van de Goot. De arts/patholoog en letseldateringsdeskundige, F.R.W. van de Goot heeft onderzoek gedaan naar een huidbiopt van het hoofd van Wolters. In het daarover opgemaakte verslag van 22 april 2008 vermeldt Van de Goot: "huid met vitale wondreactie; in het voorhanden materiaal worden kenmerken gezien die beter passen bij meerdere uren dan bij bijvoorbeeld meerdere dagen. Bij meerdere uren kan gedacht worden aan meer dan 4 uren". Speciale aandacht wordt daarbij gevraagd voor het feit dat letseldatering deels bestaande literatuur en deels op experimenteel onderzoek gebaseerde uitslagen betreft die met enige terughoudendheid dienen te worden betracht. Het hiervoor vermelde leidt ertoe dat er onvoldoende duidelijkheid bestaat over het moment waarop [slachtoffer] het voor hem fatale letsel heeft opgelopen. De rechtbank kan daarom niet op grond van wettige bewijsmiddelen vaststellen dat verdachte degene is geweest die dit letsel heeft toegebracht. Voor de rechtbank blijft de mogelijkheid open dat [slachtoffer] dit letsel al had opgelopen op het moment dat hij op 24 april 2008 voor de eerste keer bij verdachte in de woning aankwam. Die mogelijkheid kan niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen worden uitgesloten zodat de rechtbank zal vrijspreken van de tenlastegelegde (gewelddadige) handelingen zoals primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegd. Voor het door de officier van justitie onder het derde gedachtestreepje gemaakte verwijt dat verdachte, kort samengevat, [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft gelaten, dan wel geen (medische) hulp of verzorging heeft geboden of ingeschakeld geldt hetzelfde. Het moment van het oplopen van het letsel kan niet worden bepaald. Dit betekent dat ook niet kan worden vastgesteld of en zo ja, op welk moment relevante hulp of verzorging dan zou zijn onthouden. Nu het causale verband tussen het nalaten te handelen en de dood van [slachtoffer] voor zowel het primair, subsidiair als meer subsidiair tenlastegelegde niet kan worden bewezen, wordt verdachte van de gehele tenlastelegging vrijgesproken. Dit betekent dat al het andere ter terechtzitting aangevoerde onbesproken kan blijven. 5.3 De conclusie De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. 6. De beslissing De rechtbank: verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij; heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.C. Geeve, voorzitter, mr. M.E. van Wees en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van J. Last, griffier, en uitgesproken op 14 april 2009.