Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0950

Datum uitspraak2009-04-07
Datum gepubliceerd2009-04-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/580470-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewezenverklaard is het meermalen plegen van opzetheling en een poging tot oplichting ten aanzien van een grote hoeveelheid kleding, schoenen en laarzen en is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/580470-07 Uitspraak d.d.: 7 april 2009 Tegenspraak / dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats op 1958], wonende te [plaats, adres]. Raadsvrouw mr. L. Grooters te Lichtenvoorde. 1. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2009. 2. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 mei 2007 tot en met 20 september 2007 te Zutphen en/of Brummen en/of gemeente Apeldoorn en/of Wilp en/of Twello en/of Dieren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen 262, althans meerdere jassen en/of 185, althans meerdere blouses en/of 120, althans meerdere hoeden en/of 502, althans meerdere shirts en/of 453, althans meerdere laarzen en/of 394, althans meerdere schoenen en/of 7, althans meerdere stoelen en/of een koffiezetapparaat en/of 2 tafels heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormelde goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; en/of hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 mei 2007 tot en met 20 september 2007 te Zutphen en/of Brummen en/of gemeente Apeldoorn en/of Wilp en/of Twello en/of Dieren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk uit winstbejag (een) door misdrijf verkregen goed(eren) te weten: 262, althans meerdere jassen en/of 185, althans meerdere blouses en/of 120, althans meerdere hoeden en/of 502, althans meerdere shirts en/of 453, althans meerdere laarzen en/of 394, althans meerdere schoenen en/of 7, althans meerdere stoelen en/of een koffiezetapparaat en/of 2 tafels voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen; artikel 416 lid 1 ahf/ond b art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht 2. hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks 13 september 2007 tot en met 20 september 2007 te Dieren, gemeente Rheden en/of te Zutphen en/of Brummen en/of gemeente Apeldoorn en/of Wilp en/of Twello, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of dooreen of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer]) te bewegen tot de afgifte van 11.500 euro, althans 1.500 euro (extra), althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - nadat hij, verdachte, [slachtoffer] enkele gestolen goederen heeft getoond: meermalen (telefonisch) contact met die [slachtoffer] en/of [medeverdachte] (geboren 16 juli 1982) gezocht, althans opgenomen en/of - (vervolgens) met die [slachtoffer] en/of [medeverdachte] verschillende prijsafspraken voor het overdragen van (een aantal van) de gestolen goederen gemaakt, namelijk met die [slachtoffer] voor een totaalbedrag van 11.500 euro en met die [medeverdachte] voor een totaalbedrag van 10.000 euro en/of - (vervolgens) een tijdstip en plaats van levering van deze goederen en betaling van de geldsom met die [medeverdachte] en/of die [slachtoffer] besproken/afgesproken en/of - (vervolgens) een bestelbus, althans een motorvoertuig geleend, althans geregeld en/of - (vervolgens) (een deel) van de gestolen goederen in een deze bestelbus, althans motorvoertuig geladen en/of - (vervolgens) met deze goederen naar/in de richting van die [slachtoffer] gereden (om de goederen over te dragen en de geldsom te innen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 326 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 september 2007 tot en met 20 september 2007 te Zutphen en/of gemeente Apeldoorn en/of Twello en/of Dieren, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen jassen en/of blouses en/of hoeden en/of shirts en/of laarzen en/of schoenen (van het merk John Bardale) voordeel, te weten 11.500 euro, althans 1.500 euro, althans een geldbedrag te trekken, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk - nadat hij, verdachte, [slachtoffer] enkele gestolen goederen heeft getoond: meermalen (telefonisch) contact met die [slachtoffer] en/of [medeverdachte] (geboren 16 juli 1982) gezocht, althans opgenomen en/of - (vervolgens) met die [slachtoffer] en/of [medeverdachte] prijsafspraken voor het overdragen van (een aantal van) de gestolen goederen gemaakt en/of - (vervolgens) een tijdstip en plaats van levering van deze goederen en betaling van de geldsom met die [medeverdachte] en/of die [slachtoffer] besproken/afgesproken en/of - (vervolgens) een bestelbus, althans een motorvoertuig geleend, althans geregeld en/of - (vervolgens) (een deel) van de gestolen goederen in een deze bestelbus, althans motorvoertuig geladen en/of - (vervolgens) met deze goederen naar/in de richting van die [slachtoffer] gereden (om de goederen over te dragen en de geldsom te innen), terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid; art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht 3. Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. 4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1 A. Aanleiding 4.1. Op 29 mei 2007 is door aangever [slachtoffer] aangifte2 gedaan van diefstal van onder meer een grote hoeveelheid kleding en schoeisel uit zijn [bedrijf], gevestigd aan [adres te plaats]. Verdachte heeft [slachtoffer] kort na de diefstal een deel van de gestolen kleding ter herkenning laten zien. [slachtoffer] heeft deze kleding herkend als zijnde de gestolen kleding uit zijn bedrijf. Door de politie zijn telefoontaps3 geplaatst op de telefoonaansluiting van verdachte en op 20 september 2007 zou – blijkens de opgenomen gesprekken – de overdracht van de overige kleding plaatsvinden. Op 20 september 2007 zijn verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] aangehouden4 als inzittende van een bedrijfsauto. De bedrijfsauto is doorzocht en in de laadruimte van deze bedrijfsauto is een grote hoeveelheid goederen aangetroffen. [slachtoffer] heeft deze goederen herkend als zijnde de gestolen goederen uit zijn bedrijf. Op 20 september 2007 hebben eveneens doorzoekingen5 plaatsgevonden in de woningen gelegen aan de percelen [adres A te plaats], [adres B te plaats] en [adres C te plaats], waar ook een deel van de gestolen goederen is aangetroffen6. B. Standpunt van het openbaar ministerie 4.2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van feit 1 eerste en tweede alternatief en feit 2 primair. Zij heeft daartoe als bewijsmiddelen aangevoerd de aangifte en aanvullende verklaringen van [slachtoffer], de verklaring van [getuige A], de verklaring van [getuige B], de aangetroffen goederen in de bestelbus, de tapgesprekken, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de eigen verklaring van verdachte. 4.3. Ten aanzien van feit 1 eerste alternatief heeft zij aangevoerd dat zij wettig en overtuigend bewezen acht het verwerven van de kledingstukken, maar niet de stoelen, tafels en het koffiezetapparaat. Ten aanzien van het tweede alternatief acht zij bewezen dat verdachte heeft gehandeld uit winstbejag. Iemand kan ten aanzien van dezelfde goederen, meerdere helingshandelingen verrichten. Er is dan, en ook in dit geval, sprake van meerdaadse samenloop. 4.4. Ten aanzien van feit 2 primair acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot oplichting van [slachtoffer] voor een bedrag van € 1.500,-. Verdachte wist dat de deal tussen [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte] voor € 10.000,- rond zou kunnen zijn, maar heeft voor zichzelf € 1.500,- extra gevraagd. Hij heeft doen voorkomen dat dat het bedrag zou zijn dat medeverdachte [medeverdachte] ervoor wilde krijgen. C. Standpunt van de verdediging 4.5. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte op geen enkel moment de feitelijke heerschappij over de goederen heeft gehad, want die had medeverdachte [medeverdachte]. De eerste keer dat [medeverdachte] de goederen heeft getoond, heeft verdachte een klein deel onder zich gehad en aan [slachtoffer] afgegeven. De tweede keer dat hij de goederen onder zich heeft gehad, was op 20 september 2007 in de bestelbus, maar toen zat [medeverdachte] bij verdachte in de bus als beheerder. 4.6. De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte weliswaar wist dat de goederen van diefstal afkomstig waren, maar dat hij een goede intentie had. In eerste instantie wilde hij de goederen naar [slachtoffer] terugbrengen. Er was geen nauw samenwerkingsverband tussen verdachte en [medeverdachte]. Verdachtes doel ging niet verder dan het terugbezorgen van de goederen aan [slachtoffer]. De fout die verdachte heeft gemaakt, is dat hij op enig moment heeft geprobeerd € 1.500,- voordeel te verkrijgen. Dat idee is eerst rond 17 september 2007 ontstaan. Voorts heeft de raadsvrouw kritisch naar artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht gekeken. Zij is van mening dat sprake is van één gedraging en dus van eendaadse samenloop, waarbij verdachte heeft geprobeerd om goederen die van diefstal afkomstig waren, te verkopen. 4.7. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, maar dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. D. Beoordeling door de rechtbank 4.8. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op: Ten aanzien van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde: -de aangifte van [slachtoffer]; -de aanvullende verklaring van [slachtoffer]7; -de getuigenverklaring van [getuige A]8; -de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]9; -de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2009. 4.9. Het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte geen heerschappij over de gestolen goederen heeft gehad wordt verworpen. Weliswaar is de rechtbank het met de raadsvrouw eens dat de verdachte in de periode tot aan 20 september 2007 niet over de gestolen goederen heeft kunnen beschikken; deze bevonden zich toen immers in de macht van [medeverdachte] en verdachte moest nog afwachten of deze aan de overdracht mee zou willen werken. Echter naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte vanaf het moment dat [medeverdachte] en hij samen in de bus (met de gestolen goederen) zaten op 20 september 2007, over deze goederen kunnen beschikken. Uit de telefoontaps10 blijkt ook dat de afspraak was dat verdachte de goederen zou overhandigen aan [slachtoffer] 4.10. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat ten aanzien van feit 1 eerste en tweede alternatief, sprake is van eendaadse samenloop. Naar haar mening is slechts sprake geweest van één gedraging door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van dezelfde goederen meerdere helingshandelingen kan verrichten, die meerdaadse samenloop opleveren11. Dat is in het onderhavige geval aan de orde, zodat het betoog van de raadsvrouw in zoverre niet slaagt. 4.11. Voor zover het betoog ten aanzien van feit 2 van de raadsvrouw er op neer komt dat bij verdachte het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen heeft ontbroken kan dat niet slagen. De rechtbank overweegt dat verdachte aanvankelijk mogelijk een vriendendienst aan [slachtoffer] heeft willen bewijzen, maar dat hij in een later stadium zelf heeft getracht € 1.500,- te verdienen aan de overdracht. Hij heeft ter terechtzitting bekend dat hij aan [slachtoffer] een bedrag van € 11.500,- heeft gevraagd voor de overdracht van de goederen, terwijl hij met [medeverdachte] een prijs van € 10.000,- was overeengekomen. De rechtbank acht die gedragingen de kern van de poging tot oplichting, terwijl de andere gedragingen met onderling goedvinden waren gericht op terugbrengen van de partij kleding e.d. bij de aangever. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot oplichting. 5. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij op 20 september 2007 te Brummen in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander jassen en blouses en heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormelde goed wist dat het door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; en/of hij op 20 september 2007 te Brummen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk uit winstbejag door misdrijf verkregen goed te weten jassen en blouses en laarzen en schoenen voorhanden heeft gehad; 2. hij omstreeks 13 september 2007 tot en met 20 september 2007 te Dieren, gemeente Rheden, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer]) te bewegen tot de afgifte van 11.500 euro, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid -met die [slachtoffer] en [medeverdachte] verschillende prijsafspraken voor het overdragen van (een aantal van) de gestolen goederen gemaakt, namelijk met die [slachtoffer] voor een totaalbedrag van 11.500 euro en met die [medeverdachte] voor een totaalbedrag van 10.000 euro terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. 7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: Feit 1, eerste en tweede alternatief: opzetheling, meermalen gepleegd; Feit 2 primair: poging tot oplichting; 8. Strafbaarheid van de verdachte 8.1. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. 9. Oplegging van straf en/of maatregel 9.1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand, met een proeftijd van twee jaren. Enerzijds heeft de officier van justitie rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, zijn schuldbewuste houding en dat het om oudere feiten gaat. Anderzijds had verdachte een prominente rol en was hij aanjager in het geheel. Ook ging het om zeer waardevolle goederen. 9.2. De raadsvrouw heeft gewezen op het feit dat de hele gang van zaken een grote impact op verdachte heeft gehad, met name de aanhouding door een arrestatieteam en de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte is in behandeling bij een psycholoog voor zijn posttraumatische stressstoornis. Hij is zeer schuldbewust en heeft een brief aan slachtoffer [slachtoffer] geschreven. Er bestaat een lage kans op recidive en verdachte heeft een niet-relevante justitiële documentatie. Tot slot heeft de raadsvrouw gewezen op het tijdsverloop in deze zaak. Zij heeft voorgesteld een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren op te leggen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. 9.3. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een werkstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde werkstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. 9.4. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling meermalen gepleegd en poging tot oplichting. 9.5. De rechtbank heeft bij de straftoemeting het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich ter terechtzitting erg boetvaardig en schuldbewust opgesteld. Hij wilde [slachtoffer] aanvankelijk een vriendendienst bewijzen en is pas op een later moment op het idee gekomen om aan de deal met [slachtoffer] zelf geld over te houden. Daar heeft hij – naar eigen zeggen – spijt van. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de aanhouding door een arrestatieteam en de tijd die hij in preventieve hechtenis heeft doorgebracht, een grote impact gehad op verdachte hebben gehad. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat de bewezenverklaarde feit reeds enige tijd geleden hebben plaatsgevonden. 9.6. De rechtbank heeft bij de strafoplegging ten voordele van verdachte ermee rekening houden dat verdachte, zoals uit de justitiële documentatie blijkt, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. 9.7. De rechtbank is voorts van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten, in het algemeen, een voorwaardelijke straf op zijn plaats is. In aanmerking nemend het voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 28 november 2007 waarin is geconcludeerd dat de kans op recidive laag is, ziet de rechtbank, mede gelet op de omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, geen aanleiding om voorwaardelijke straf op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met het opleggen een werkstraf van 100 (honderd) uren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. 10. Vordering van de benadeelde partij 10.1. Ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft de benadeelde partij [slachtoffer], [adres, plaats] zich met een vordering tot schadevergoeding gesteld, maar heeft hierop geen bedrag ingevuld. 10.2. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat zij de vordering niet heeft ontvangen, maar dat zij zich aansluit bij de officier van justitie dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu hij geen bedrag heeft ingevuld. 10.3. De rechtbank is – met de officier van justitie en raadsvrouw – van oordeel dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu hij geen bedrag op de vordering heeft ingevuld. 11. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 45, 57, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank: * verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan; * verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; * verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: Feit 1 eerste en tweede alternatief: opzetheling, meermalen gepleegd; Feit 2 primair: poging tot oplichting; * verklaart verdachte strafbaar; * veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen; * beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht; * verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering; Aldus gewezen door mrs. Roessingh-Bakels, voorzitter, Hödl en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2009. Voetnoten: 1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0630/07-207280, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, District IJsselstreek, Zutphen, gesloten en ondertekend op 1 november 2007. 2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], dossierpagina 61, plus goederenbijlage, dossierpagina 64 tot en met 66. 3 Vordering medewerkring aan een bevel opnemen van (tele)communicatie, dossierpagina’s 271 tot en met 278. 4 Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, dossierpagina’s 25 tot en met 27. 5 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina 250. 6 Proces-verbaal ambtelijk verslag, dossierpagina’s 240 tot en met 243, 246 en 247. 7 Nadere verklaring van aangever [slachtoffer], dossierpagina 89 tot en met 96. 8 Verklaring van getuige [getuige A], dossierpagina 82 tot en met 84. 9 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte], dossierpagina 212 tot en met 214. 10 Schriftelijke bescheiden, te weten weergaven van telefoongesprekken d.d. 17 september 2007 (dossierpagina 333 tot en met 335) resp. 18 september 2007 (dossierpagina 346 tot en met 348) resp. van sms-bericht d.d. 18 september 2007 (dossierpagina 353). 11 HR 8 november 1955, NJ 1957, 397.