Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1012

Datum uitspraak2009-04-14
Datum gepubliceerd2009-04-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200.009.906/01 GDW
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Weliswaar is het vaste rechtspraak van de Kamer dat controle op adresgegevens dient plaats te vinden alvorens tot dagvaarden over te gaan, maar als er geen indicatie is dat van een curatele sprake is bestaat er geen verplichting om het voor een ieder toegankelijke openbare curatelenregister (BW 1:391 www.rechtspraak.nl) te raadplegen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Bij vervroeging Beslissing van 14 april 2009 in de zaak onder nummer 200.009.906/01 GDW van: DRS. [X], in zijn hoedanigheid van curator over [Y], kantoorhoudende te [plaats], APPELLANT t e g e n [Z], gerechtsdeurwaarder te [plaats], GEÏNTIMEERDE. 1. Het geding in hoger beroep 1.1.Ter griffie van het hof is op 11 juli 2008 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - waarbij appellant, verder te noemen de curator, tijdig hoger beroep heeft ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 1 juli 2008, waarbij de klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de gerechtsdeurwaarder, ongegrond is verklaard. 1.2. Van de zijde van de gerechtsdeurwaarder is op 15 augustus 2008 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen, aangevuld bij brief ingekomen op 18 augustus 2008. 1.3. De curator heeft het verzoekschrift aangevuld bij brief ingekomen op 8 september 2008. 1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 maart 2009. De curator en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de behandeling van de zaak in eerste aanleg, alsmede van de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. 4. Het standpunt van de curator De curator verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij een dagvaarding bestemd voor [Y], hierna: de curandus, ten onrechte niet aan de curator heeft betekend. Op grond van artikel 1:12 lid 1 BW is de gerechtsdeurwaarder hiertoe gehouden. Bovendien, zo stelt de curator, heeft de gerechtsdeurwaarder nagelaten te bevorderen dat uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) gegevens kunnen worden verkregen over een ondercuratelestelling, opdat een dagvaarding aan de wettelijke vertegenwoordiger kan worden betekend. 5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder De gerechtsdeurwaarder deelt het standpunt van de curator dat in het onderhavige geval ook de curator in rechte betrokken had moeten worden. Dat dit niet is gebeurd is de gerechtsdeurwaarder echter niet te verwijten, aldus laatstgenoemde, aangezien het door hem aangevraagde uittreksel uit de GBA geen melding maakt van een ondercuratelestelling. Er is overigens geen sprake van onredelijke benadeling nu de curator na het verstekvonnis zo nodig in verzet kan komen. Bovendien ligt het op de weg van de curator zelf om ervoor te zorgen dat stukken die aan de curandus zijn gericht aan de curator ter inzage komen. 6. De beoordeling 6.1. Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, ook niet ten gevolge van het door klager in hoger beroep overgelegde vonnis van de rechtbank te Maastricht van 6 augustus 2008. 6.2. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 7. De beslissing Het hof: - bevestigt de bestreden beslissing. Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, L. Verheij en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 14 april 2009 door de rolraadsheer. Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam 1 Beslissing van 1 juli 2008 als bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 02.2008 van: DRS. [X], in zijn hoedanigheid van curator over [Y], wonende te [plaats], hierna de curandus, klager, tegen: [Z], gerechtsdeurwaarder te [plaats], beklaagde. Verloop van de procedure Bij brief van 14 december 2007 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde. Bij brief van 7 februari 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De gerechtsdeurwaarder, bij brief van 8 april 2008 en klager, bij brief van 19 april 2008, hebben aanvullende stukken overgelegd. De klacht is behandeld ter zitting van 3 juni 2008 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 1 juli 2008. 1. De feiten Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden: a) Bij door de rechtbank te Arnhem gegeven beschikking van 3 juli 1997 is de curandus onder curatele gesteld. b) Bij door de rechtbank Utrecht gegeven beschikking van 12 april 2006 is klager benoemd tot curator over de curandus. c) Bij exploot van 22 mei 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder op verzoek van Lifestyle Entertainment B.V. gevestigd te Roosendaal de curandus gedagvaard te verschijnen voor de kantonrechter te Tilburg. d) Bij vonnis van 6 juni 2007 heeft de kantonrechter de tegen de curandus ingestelde vordering toegewezen. 2. De klacht Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat deze de dagvaarding ten onrechte niet heeft betekend aan de curator en heeft nagelaten te bevorderen dat uit de GBA ook de gegevens kunnen worden verkregen over een ondercuratelestelling. Klager heeft daartoe aangevoerd dat de curandus onder curatele is gesteld en hij tot opvolgend curator is benoemd. Op grond van het bepaalde in artikel 12 van Boek 1 Burgerlijk Wetboek volgt de onder curatele gestelde de woonplaats van zijn curator. Exploten dienen te worden betekend aan de gedaagde op diens woonplaats . De onder curatele gestelde heeft een afgeleide woonplaats. De gerechtsdeurwaarder heeft de dagvaarding niet betekend aan de curator waardoor de curandus onredelijk is benadeeld. Navraag bij de gerechtsdeurwaarder heeft opgeleverd dat deze bij raadpleging van de gegevens in de gemeentelijke basis administratie (GBA) niet kan vaststellen of iemand al dan niet onder curatele is gesteld. 3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder De gerechtsdeurwaarder heeft samengevat aangevoerd dat hij het met klager eens is dat ook de curator in rechte betrokken had moeten worden. Hij was echter niet bekend met het feit dat de gedaagde onder curatele was gesteld. Het door hem aangevraagd uittreksel uit het GBA maakt daarvan geen melding. Het ligt bovendien op de weg van de curator afdoende maatregelen te treffen dat stukken bestemd voor de curandus aan hem ter inzage komen. 4. Beoordeling van de klacht 4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [A] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Gerechtsdeurwaarder [Z] heeft zich zoals blijkt uit het verweerschrift opgeworpen als beklaagde en wordt als zodanig aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening gehouden. 4.2 Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert. 4.3 De Kamer dient de vraag te beantwoorden of het tuchtrechtelijk laakbaar is dat de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding niet aan de curator heeft betekend. Dat is niet het geval. De gerechtsdeurwaarder die een opdracht heeft tot dagvaarding over te gaan, hoeft zich er niet van te vergewissen of de juiste persoon wordt gedagvaard wanneer er geen aanwijzing is dat dit niet het geval is. 4.4 Weliswaar is het vaste rechtspraak van de Kamer dat controle op adresgegevens dient plaats te vinden alvorens tot dagvaarden over te gaan, maar als er geen indicatie is dat van een curatele sprake is bestaat er geen verplichting om het voor een ieder toegankelijke openbare curatelenregister (BW 1:391 www.rechtspraak.nl) te raadplegen. De Kamer heeft daarbij in aanmerking genomen dat uit een trendrapportage Gerechtsdeurwaarders 2006, een op verzoek van het ministerie van justitie door het WODC uitgevoerd onderzoek blijkt dat naar schatting in 2005 2,5 miljoen ambtshandelingen zijn verricht. Daarvan bestonden ongeveer 650.000 handelingen uit het uitbrengen van een dagvaarding. 4.5 De door klager overgelegde uitspraak van de bestuursrechter doet hieraan niet af. In die procedure was het bestuursorgaan bekend met het gegeven dat degene tot wie het bestreden besluit was gericht onder curatele was gesteld. Hetzelfde geldt voor de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch. In die procedure betrof het een bewindvoerder in een schuldsaneringsregeling natuurlijke personen die vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval niet mee gedagvaard behoefde te worden. 4.6 Dat de gerechtsdeurwaarder na laat te bevorderen dat uit het GBA ook gegevens kunnen worden verkregen over een onder curatele stelling, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. Het is -in verband met de eventuele hoger kosten voor een uitgebreidere bevraging van het GBA en de wet bescherming persoonsgegevens die van toepassing is- aan de beroepsorganisatie te onderzoeken of dit mogelijk en noodzakelijk is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat een door een handelingsonbekwame verrichte rechtshandeling nietig dan wel vernietigbaar is. 5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. BESLISSING De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders: ? verklaart de klachten ongegrond. Aldus gegeven door mrs. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, G.H.I.J. Hage en N.J.M. Tijhuis, plaatsvervangend-leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris. Coll.: Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.