Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1027

Datum uitspraak2009-04-01
Datum gepubliceerd2009-04-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers75522 / HA ZA 08-2307
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overeenkomst van bewaarneming. Goederen (koperen schroefbladen van grote waarde) van eiseres worden gestolen uit de loods van gedaagde. Diefstal vindt onder zulke dubieuze omstandigheden plaats en gedaagde heeft zo weinig gedaan om de diefstal - de derde inbraak op rij - te voorkomen, dat gedaagde tekort is geschoten in haar zorgplicht als bewaarnemer en er voorts sprake is van grove, in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld. Daarom ook geen hoger beroep mogelijk op exoneratieclausule / beperking van aansprakelijkheid in agemene voorwaarde.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 75522 / HA ZA 08-2307 Vonnis van 1 april 2009 in de zaak van de vennootschap naar buitenlands recht Global Ship Logistics As, gevestigd te Noorwegen, advocaat: mr. C.J.H. Baron van Lynden te Rotterdam, eiseres, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van der Vlist Speciaal- en Zwaar Transport B.V., gevestigd te Groot-Ammers, advocaat: mr. J.H.J. Teunissen te Rotterdam, gedaagde. Partijen worden hierna GSL en Van der Vlist genoemd. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 24 september 2008 en de daarin genoemde stukken; - het proces-verbaal van comparitie van 6 januari 2009 en de daarin genoemde stukken. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Eind 2002 heeft de Noorse onderneming Wilhelmsen ASA (hierna: Wilhelmsen) aan GSL opdracht gegeven om te zorgen voor langdurige opslag in Nederland van een aan Wilhelmsen in eigendom toebehorende partij scheepsonderdelen. Hieronder bevonden zich onder meer vier koperen schroefbladen en een zogenaamde ‘distance ring’. 2.2. Voor het vervoer naar en de opslag van de scheepsonderdelen in Nederland heeft GSL contact opgenomen met Van der Vlist (toen nog genaamd: Expeditiebedrijf Van der Vlist Hoogblokland B.V.). In een e-mail van 10 januari 2003 van [werknemer gedaagde], in dienst bij Van der Vlist, wordt het volgende vermeld: ‘[…] Goedemiddag [X], Bedankt voor je aanvraag. Volgens onze algemene bedrijfsvoorwaarden kunnen wij als volgt noteren: […]’ 2.3. In de Algemene Bedrijfsvoorwaarden van Expeditiebedrijf Van der Vlist Hoogblokland B.V., thans Van der Vlist (hierna: de Algemene Bedrijfsvoorwaarden), is onder meer bepaald: ‘[…] II Toepasselijke standaardcondities Al naar gelang van de aard van de opdracht, werkzaamheden of andersoortige prestatie, dan wel van enige daarvan redelijkerwijze als zelfstandig deel te beschouwen gedeelte, gelden naast deze Algemene Bedrijfsvoorwaarden mede de navolgende gebruikelijke standaardcondities, met dien verstande dat bijzondere boven algemene voorwaarden zullen gelden: […] d. bij opslagwerkzaamheden: de ‘Veemcondities Amsterdam-Rotterdam’, gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank Rotterdam op 1 maart 1994; […] VI Aansprakelijkheid […] d. Wij zijn niet aansprakelijk voor verlies, diefstal, tenietgaan en/of schade, van welke aard dan ook, gevolgschade uitdrukkelijk daaronder begrepen, tenzij zulks veroorzaakt is door opzet of daaraan gelijk te stellen schuld van onszelf, ons personeel, of door ons ingeschakelde derden, inclusief hun personeel of hulppersonen. […]’ 2.4. In maart 2003 zijn de scheepsonderdelen aangekomen in Nederland en opgeslagen in loods 8E van Van der Vlist aan de Komeetweg te Moerdijk. Deze loods is omheind met een hekwerk. De poort kan door middel van een toegangscode geopend worden. 2.5. In de nacht van 26 op 27 april 2007 heeft men getracht in te breken in een andere loods (loods 16B) op hetzelfde terrein te Moerdijk. 2.6. Aan de hand van camerabeelden is gebleken dat er in de nacht van 11 op 12 mei 2007 een kiepauto is gearriveerd bij het toegangshek van loods 8E, die met gebruikmaking van de toegangscode het terrein heeft kunnen oprijden. Er is niets gestolen. De politie heeft geen sporen van braak geconstateerd. 2.7. In de avond van 15 mei 2007 zijn de schroefbladen uit loods 8E gestolen. De ‘distance ring’ is eveneens verdwenen. Uit camerabeelden is gebleken dat er een kiepauto met gebruikmaking van de toegangscode het terrein is opgereden. De politie heeft geen sporen van braak geconstateerd. De inbraak is nooit opgelost. 2.8. Op 3 maart 2008 heeft Van der Vlist aan GSL mede gedeeld dat de ‘distance ring’ in een andere loods dan loods 8E is teruggevonden. 3. De vordering 3.1. GSL vordert, na vermindering van eis, – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: - voor recht verklaart dat Van der Vlist aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van de diefstal van de schroefbladen; - Van der Vlist veroordeelt al datgene aan GSL te betalen, dat GSL gehouden is aan Wilhelmsen te betalen, nader op te geven, vermeerderd met wettelijke rente; - Van der Vlist veroordeelt in de kosten van de expertise van Cunningham Lindsey, alsmede in de overige door GSL gemaakte buitengerechtelijke kosten, begroot op € 7.500, alsmede in de buitengerechtelijke proceskosten als bedoeld in artikel 239 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), eveneens begroot op € 7.500, althans conform Rapport Voorwerk II begroot op € 4.000, althans een ander bedrag, door de rechtbank in goede justitie te bepalen; - met veroordeling van Van der Vlist in de kosten van de procedure en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis. 3.2. GSL stelt daartoe het volgende. GSL is jegens Wilhelmsen aansprakelijk voor de door haar geleden schade, bestaande in het verlies van de schroefbladen. De geschatte waarde daarvan is ongeveer € 290.000. Op de verhouding tussen GSL en Wilhelmsen is Noors recht van toepassing. Het is zeer waarschijnlijk dat op de verhouding tussen GSL en Wilhelmsen tevens de ‘Nordic Association of Freight Forwarders general conditions’ (hierna: de NSAB 2000) van toepassing zijn. Paragraaf 27C van de NSAB 2000 bepaalt dat GSL aansprakelijk is voor ‘negligent acts or omissions’ zowel van GSL zelf als van Van der Vlist, waarbij haar aansprakelijkheid beperkt is tot een bedrag van SDR 500.000. 3.3. Van der Vlist is jegens GSL aansprakelijk voor de schade, bestaande uit het verlies van de schroefbladen. Van der Vlist heeft niet de zorg van een goed bewaarnemer in acht genomen. Dit blijkt uit de bevindingen van het rapport dat op verzoek van GSL door Cunningham Lindsey is uitgebracht. Loods 8E was niet goed beveiligd. Er was geen permanente bewaking aanwezig. De toegangscode van het hek was al jarenlang hetzelfde. Deze kon vanaf de openbare weg worden ingetoetst. De loods is niet voorzien van een camera- of alarmsysteem. De loods heeft een roldeur, die gemakkelijk te openen is. De politie heeft geen sporen van braak aangetroffen. De schroefbladen, die heel zwaar zijn, zijn met behulp van de zich in loods 8E bevindende vorkheftrucks in de kiepauto geladen. Volgens de procedure bij Van der Vlist moeten de sleutels van de vorkheftrucks in het kantoor bewaard worden. In dit geval was verzuimd om de sleutels in te leveren. Het is ook mogelijk dat de sleutels met opzet in de vorkheftrucks zijn achtergelaten. Vóór 15 mei 2007 hebben er in korte tijd twee pogingen tot inbraak plaatsgevonden. Van een redelijk handelend bewaarnemer kan verwacht worden dat zij naar aanleiding van pogingen tot inbraak aanvullende veiligheidsmaatregelen neemt. Van der Vlist heeft dit echter nagelaten. Het feit dat de ‘distance ring’ bijna tien maanden na de diefstal op onverklaarbare wijze in een andere loods is teruggevonden, geeft een indicatie over de onzorgvuldige wijze waarop Van der Vlist met de aan haar toevertrouwde zaken is omgegaan. Degenen die de schroefbladen hebben gestolen, kenden de toegangscode en wisten de weg in de loods. Het kan daarom niet anders dan dat de daders informatie hebben gekregen vanuit de organisatie van Van der Vlist. Van der Vlist schakelt veelvuldig uitzendkrachten met een criminele achtergrond in. Dit had voor Van der Vlist een reden moeten zijn om extra zorgvuldig te werken. 3.4. Van der Vlist heeft een onderzoek naar de diefstal laten uitvoeren door Expertisebureau Groenendijk B.V. (hierna: Groenendijk), maar zij heeft tot aan de conclusie van antwoord geweigerd het rapport van Groenendijk aan GSL te overleggen. GSL was daarom gedwongen zelf een onderzoek uit te laten voeren. De kosten van het onderzoek dat is uitgevoerd door Cunningham Lindsey bedragen in ieder geval € 6.199,33. Een aanvullende factuur zal nog ingebracht worden. Van der Vlist dient deze kosten te vergoeden op grond van artikel 6:96, tweede lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van artikel 6:96 BW is Van der Vlist eveneens gehouden de overige buitengerechtelijke kosten van GSL te vergoeden, begroot op € 7.500, en de proceskosten als bedoeld in artikel 239 en 241 Rv, begroot op € 7.500, althans conform Rapport Voorwerk II op € 4.000. 4. Het verweer 4.1. De conclusie van Van der Vlist strekt tot niet-ontvankelijkheid van GSL in haar vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen van GSL, met veroordeling van GSL in de kosten van de procedure, uitvoerbaar bij voorraad. 4.2. Door de onder 2.3. genoemde offerte te accepteren, heeft GSL de toepassing van de Algemene Bedrijfsvoorwaarden stilzwijgend aanvaard. Voor de toepasselijkheid van de Algemene Bedrijfsvoorwaarden is niet vereist dat zij aan GSL ter hand zijn gesteld. Uit artikel VI, onder d, van de Algemene Bedrijfsvoorwaarden volgt dat Van der Vlist uitsluitend aansprakelijk is voor opzet of daaraan gelijk te stellen schuld. Hiervan is echter geen sprake geweest. 4.3. Na de poging tot inbraak in loods 16B in de nacht van 26 op 27 april 2007 heeft Van der Vlist maatregelen genomen, bestaande in het verhogen van de ramen van de roldeur en het plaatsen van een stalen constructie die een ramkraak onmogelijk zou maken. Soortgelijke maatregelen zijn niet genomen na de poging tot inbraak in loods 8E in de nacht van 11 op 12 mei 2007, omdat deze loods, anders dan loods 16B, door middel van een hekwerk is afgesloten van de omgeving. Van der Vlist heeft wel getracht de toegangscode van loods 8E te wijzigen, maar dit is het beveiligingsbedrijf pas op 16 mei 2007 gelukt. Toen had de diefstal van de schroefbladen al plaatsgevonden. Het kan Van der Vlist niet worden verweten dat zij ten aanzien van de schroefbladen geen aanvullende veiligheidsmaatregelen heeft genomen na de poging tot inbraak in de nacht van 11 op 12 mei 2007. Zij vermoedde dat het de dieven om generatoren te doen was, die eveneens in loods 8E stonden. De dieven waren waarschijnlijk niet bekend met de loods en de werkwijze van Van der Vlist. Ze zijn eerst over het hoge hek geklommen en hebben toen de toegangscode aan de binnenzijde van het terrein ingetoetst, terwijl zij die ook vanaf de openbare weg hadden kunnen intoetsen. Van der Vlist betwist dat zij personeel met een criminele achtergrond in dienst heeft. Een persoon met een crimineel verleden was juist ontslagen. Om praktische redenen waren alle medewerkers van Van der Vlist en de voormalige medewerkers op de hoogte van de beveiligingscode. Er is een collectieve beveiligingsdienst, die de loodsen van Van der Vlist een aantal malen per nacht aan de buitenzijde controleert. Op het terrein zijn permanent camera’s aanwezig. De loodsen zijn ’s nachts afgesloten en de elektrische roldeuren kunnen slechts van binnenuit worden bediend. De kleine toegangsdeur naast de roldeur wordt met een sleutel afgesloten, waarvan er in totaal acht in omloop zijn. Hoewel een zwaardere beveiliging door middel van een alarmsysteem binnen de loodsen denkbaar is, moet worden bedacht dat de schroefbladen zeer moeilijk weggenomen konden worden en voor de dief alleen schrootwaarde hebben. De heer [Y] van GSL is verschillende keren in loods 8E komen kijken. Hij wist welke graad van beveiliging er was. GSL heeft nooit aanvullende eisen gesteld. De enige eis van GSL luidde dat de schroefbladen niet in de open lucht mochten worden opgeslagen. Gelet op dit alles moet worden aangenomen dat Van der Vlist heeft voldaan aan de zorgplicht die in de gegeven omstandigheden op haar rustte. 4.4. Voor zover er wel sprake is van opzet of daarmee gelijk te stellen schuld aan de zijde van Van der Vlist, is haar aansprakelijkheid conform de Veemcondities – die in de Algemene Bedrijfsvoorwaarden van overeenkomstige toepassing zijn verklaard – beperkt tot een bedrag van SDR 47.520. GSL kan niet meer vorderen dan het bedrag waartoe zij jegens Wilhelmsen aansprakelijk is. Wellicht kan GSL zich jegens Wilhelmsen op een beperking of uitsluiting van aansprakelijkheid, een verjarings- of een vervaltermijn beroepen. De gestelde schadeomvang wordt betwist. De kosten van de inzet van Cunningham Lindsey zijn onvoldoende gespecificeerd. Er zijn geen buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. GSL kan niet eerder aanspraak maken op de wettelijke rente dan vanaf de dag van dagvaarding. 5. De beoordeling 5.1. Tussen partijen is niet in geschil dat op de tussen hen tot stand gekomen overeenkomst tot bewaarneming Nederlands recht van toepassing is. Algemene voorwaarden? 5.2. GSL is een vennootschap naar Noors recht. Deze Noorse vennootschap is de overeenkomst tot bewaarneming met Van der Vlist aangegaan. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat er tevens een Nederlandse vestiging van GSL is, die bij de totstandkoming van deze overeenkomst behulpzaam is geweest. Ter comparitie heeft GSL erkend dat de Nederlandse vestiging geen zelfstandige rechtspersoon is. Ingevolge artikel 6:247, tweede lid, BW is afdeling 6.5.3. BW niet van toepassing op overeenkomsten tussen partijen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf en die niet beide in Nederland gevestigd zijn. Dat betekent dat de vraag, of de toepasselijkheid van de Algemene Bedrijfsvoorwaarden tussen partijen is overeengekomen, dient te worden beantwoord aan de hand van de algemene regels ten aanzien van aanbod en aanvaarding. 5.3. Vast staat dat de onder 2.2. genoemde e-mail een duidelijke verwijzing naar de Algemene Bedrijfsvoorwaarden bevat. Anders dan door GSL naar voren is gebracht is deze verwijzing niet zodanig vaag of algemeen dat GSL daaruit niet kon afleiden welke algemene voorwaarden er door Van der Vlist werden bedoeld. Van der Vlist heeft immers duidelijk gerefereerd aan haar (‘onze’) Algemene Bedrijfsvoorwaarden. Er is door beide partijen in het Nederlands gecommuniceerd. GSL moet beschouwd worden als een professionele partij in het (internationale) handelsverkeer en zij mag bekend worden verondersteld met de gebruikelijkheid van het hanteren van algemene voorwaarden bij overeenkomsten als de onderhavige. Nu GSL niet (eerder) tegen de toepasselijkheid van de Algemene Bedrijfsvoorwaarden heeft geprotesteerd, heeft Van der Vlist er in redelijkheid op mogen vertrouwen dat GSL de toepasselijkheid van de Algemene Bedrijfsvoorwaarden heeft aanvaard. Dat betekent dat de Algemene Bedrijfsvoorwaarden deel zijn gaan uitmaken van de overeenkomst. 5.4. Gelet op het bepaalde in artikel 6:247, tweede lid, BW gaat het beroep van GSL op de vernietigbaarheid van de Algemene Bedrijfsvoorwaarden vanwege het feit dat deze niet aan GSL ter hand zijn gesteld, niet op. 5.5. Met betrekking tot opslagwerkzaamheden wordt in de Algemene Bedrijfsvoorwaarden gesteld dat naast de Algemene Bedrijfsvoorwaarden de Veemcondities Amsterdam-Rotterdam (hierna: de Veemcondities) van toepassing zijn. Nu GSL geacht wordt de toepasselijkheid van de Algemene Bedrijfsvoorwaarden te hebben aanvaard, wordt GSL tevens geacht de daarin opgenomen verwijzing naar de Veemcondities te hebben aanvaard, zodat het gehele complex van algemene voorwaarden onderdeel is geworden van de rechtsverhouding tussen partijen. Dit leidt niet tot onaanvaardbare consequenties, nu het zeer gebruikelijk is dat de Veemcondities van toepassing zijn op werkzaamheden die zien op opslag en bewaarneming. Als professionele partij binnen deze branche had GSL op de toepasselijkheid van de Veemcondities bedacht dienen te zijn. Van der Vlist aansprakelijk? 5.6. Ingevolge artikel 7:602 BW moet de bewaarnemer bij de bewaring de zorg van een goed bewaarder in acht nemen. Wat de zorgplicht van de bewaarnemer, in dit geval Van der Vlist, inhoudt, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, zoals de inhoud van de overeenkomst, de persoon van de bewaarnemer, de aard van de zaak die in bewaring wordt gegeven en de redelijkheid en billijkheid. In artikel VI, onder d, van de Algemene Bedrijfsvoorwaarden heeft Van der Vlist haar aansprakelijkheid uitgesloten voor (onder meer) diefstal, voor zover niet veroorzaakt door opzet of daaraan gelijk te stellen schuld van Van der Vlist of haar personeel. Anders dan GSL heeft betoogd kan niet worden geoordeeld dat Van der Vlist met deze bepaling haar aansprakelijkheid op ontoelaatbare wijze heeft beperkt. In artikel 19.2. van de Veemcondities is bepaald dat het Veem, in geval van verlies door diefstal met braak, geacht wordt voldoende zorg te hebben aangewend als het voor een behoorlijke afsluiting van de bewaarplaats heeft zorg gedragen. Ook deze beperking van de aansprakelijkheid van de bewaarnemer is op zichzelf gezien toegelaten. 5.7. Wat de zorgplicht van Van der Vlist in het onderhavige geval inhield, wordt bepaald door de volgende omstandigheden. Tussen partijen zijn geen specifieke afspraken gemaakt met betrekking tot de wijze waarop de scheepsonderdelen zouden worden opgeslagen. GSL heeft er uitsluitend bij Van der Vlist op aangedrongen dat de scheepsonderdelen niet in de open lucht mochten worden opgeslagen. GSL heeft niet bedongen dat Van der Vlist de scheepsonderdelen tegen diefstal zou verzekeren. Van der Vlist is een professionele bewaarnemer. Het moet als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat zware, koperen objecten zoals de scheepsonderdelen veel geld waard zijn. Ook Van der Vlist was hiervan op de hoogte of had hiervan op de hoogte moeten zijn. 5.8. Van der Vlist heeft de scheepsonderdelen opgeslagen in een loods, die niet van een alarmsysteem was voorzien en die evenmin permanent werd bewaakt. Ter comparitie is door Van der Vlist verklaard dat de toegangscode tot het terrein, die vanaf de openbare weg kan worden ingetoetst, reeds vijf jaar lang hetzelfde is. De code is in ieder geval bekend bij alle vijftien medewerkers van Van der Vlist. Ter comparitie heeft Van der Vlist eveneens verklaard dat er acht sleutels van de toegangsdeur tot de betreffende loods in omloop zijn, die door de medewerkers die deze sleutels in hun bezit hebben, ’s avonds mee naar huis worden genomen. De sleutels van de vorkheftrucks blijven ’s avonds – volgens Van der Vlist op last van de brandweer – in de vorkheftrucks zitten. In de korte tijdspanne tussen 26 april en 15 mei 2007 is het terrein van Van der Vlist driemaal door dieven bezocht. De eerste keer werd er getracht in te breken in een andere loods (loods 16B), maar in de nacht van 11 op 12 mei 2007 werd er een poging ondernomen om in te breken in loods 8E, waarin de scheepsonderdelen waren opgeslagen. Net als bij de inbraak waarbij de scheepsonderdelen zijn gestolen, arriveerde er in de nacht van 11 op 12 mei 2007 een kiepauto bij de toegangspoort en werd de poort geopend met gebruikmaking van de toegangscode. Uit een analyse van de camerabeelden is gebleken dat de kiepauto na een uur is vertrokken. Er werd niets gestolen. Blijkens het aanvullende bericht van Groenendijk van 23 juli 2008 werd op 12 mei 2007 geconstateerd dat er een generatorset scheef in de loods stond en dat een vorkheftruck was verplaatst. Na de inbraak in loods 8E in de nacht van 11 op 12 mei 2007 diende Van der Vlist rekening te houden met de mogelijkheid dat er opnieuw in loods 8E zou worden ingebroken. De dieven waren immers (nog) niet in hun opzet geslaagd. Aan de hand van de handelswijze van de dieven was echter wel duidelijk geworden dat zij over de nodige kennis omtrent de feitelijke situatie van de loods beschikten. Van der Vlist had dan ook maatregelen moeten nemen om de loods beter te beveiligen. Niettemin heeft Van der Vlist nauwelijks inspanningen verricht om de loods daadwerkelijk beter te beveiligen. Van der Vlist heeft weliswaar haar beveiligingsbedrijf verzocht de toegangscode aan te passen, maar toen bleek dat dit niet direct kon worden geregeld, heeft zij in de tussentijd geen aanvullende beveiligingsmaatregelen genomen. Van der Vlist had permanente bewaking kunnen inschakelen gedurende de tijd dat de toegangscode nog niet was aangepast. Voorts had Van der Vlist – gezien het feit dat bij de poging tot inbraak in de nacht van 11 op 12 mei 2007 geen sporen van braak waren geconstateerd – haar medewerkers kunnen vragen hun sleutels van de toegangsdeur van de loods ’s avonds in te leveren. Ook had Van der Vlist ervoor kunnen zorgen dat de sleutels van de vorkheftrucks – die de dieven kennelijk nodig hadden om hun voornemen uit te voeren – ’s avonds werden ingenomen. Nu het risico op een nieuwe inbraak zeer duidelijk aanwezig was en het risico op schade voor (onder meer) GSL dientengevolge zeer groot was, hadden deze – op zichzelf weinig bezwaarlijk te nemen – maatregelen zonder meer van Van der Vlist verwacht mogen worden. 5.9. Door te handelen zoals zij heeft gedaan, terwijl zij zich als professionele bewaarnemer bewust had moeten zijn van de aan haar handelswijze klevende risico’s, is Van der Vlist ernstig tekort geschoten in haar zorgplicht als bewaarnemer. Er is bij Van der Vlist voorts sprake van een in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld, derhalve van grove schuld aan het ontstaan van de schade. Eén en ander wordt tevens geïllustreerd door het feit dat de ‘distance ring’ op onverklaarbare wijze in een andere loods is teruggevonden. Het voorgaande leidt ertoe dat de redelijkheid en billijkheid in de weg staan aan een beroep op de exoneratieclausule, opgenomen in artikel VI, onder d, van de Algemene Bedrijfsvoorwaarden. Een beroep op artikel 19.2. van de Veemcondities gaat niet op, aangezien Van der Vlist heeft verzuimd voor een behoorlijke afsluiting van de bewaarplaats zorg te dragen. De conclusie luidt dat Van der Vlist aansprakelijk is voor de schade, die GSL als gevolg van de tekortkoming van Van der Vlist heeft geleden. Nu het beroep op de exoneratieclausules niet opgaat, gelden ook de daarin opgenomen beperkingen van de aansprakelijkheid van Van der Vlist niet. Schade? 5.10. Voldoende is vast komen te staan dat – hoewel zij nog niet tot betaling is aangesproken – GSL door Wilhelmsen aansprakelijk is gesteld voor de door Wilhelmsen geleden schade, bestaande in het verlies van de scheepsonderdelen. Het is evenwel nog tussen partijen in discussie in hoeverre GSL door Wilhelmsen aansprakelijk kan worden gehouden. Van der Vlist heeft in dat verband ter comparitie aangegeven nog te willen reageren op het door GSL overgelegde advies van advocatenkantoor Vogt & Wigg AS terzake de rechtsverhouding tussen GSL en Wilhelmsen. Zij zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld. Tussen partijen is voorts nog in geschil hoeveel de schroefbladen waard zijn. Ook hierover zullen partijen zich bij akte kunnen uitlaten. Voorts dienen de door GSL gevorderde kosten terzake van het onderzoek door Cunningham Lindsey nog nader onderbouwd te worden. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol voor het nemen van een akte door partijen ten aanzien van deze punten, eerst aan de zijde van GSL. 5.11. De rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen dat er tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld, zoals partijen ter comparitie hebben verzocht. In afwachting van de te nemen aktes zal iedere beslissing worden aangehouden. 6. De beslissing De rechtbank verwijst de zaak naar de rolzitting van 29 april 2009 voor het nemen van een akte zoals bedoeld onder 5.10., eerst aan de zijde van GSL; houdt iedere nadere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van Spengen en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2009.