Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1071

Datum uitspraak2009-04-10
Datum gepubliceerd2009-04-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900768/2/R2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 26 november 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Weesp (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 16 september 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Bandweerkazerne en Ambulancepost Weesp" (hierna: het wijzigingsplan).


Uitspraak

200900768/2/R2. Datum uitspraak: 10 april 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: [verzoekers], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 november 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Weesp (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 16 september 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Bandweerkazerne en Ambulancepost Weesp" (hierna: het wijzigingsplan). Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 januari 2009, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 maart 2009, waar [verzoekers], in persoon en bijgestaan door mr. H.A.M. Lamers en J.M. Zuidam, en het college, vertegenwoordigd door mr. H. van Mierlo, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. C.M. Saris, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door drs. L. Bijvoet, ambtenaar in dienst van de gemeente. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het wijzigingsplan maakt de nieuwbouw van de brandweerkazerne en ambulancepost mogelijk op de locatie Molenzicht aan de van de Aetsveldselaan. 2.3. De wijzigingsbevoegdheid waarvan gebruik is gemaakt, is opgenomen in artikelen 5.7.2 en 9.5 van de voorschriften van het bestemmingsplan "Weesp Zuid" (hierna: het moederplan). Het gaat om de wijziging van de bestemming "groenvoorzieningen" naar de bestemming "maatschappelijke doeleinden" en om de wijziging van het bouwvlak van gronden met de bestemming "maatschappelijke doeleinden, nader aangeduid met 2". 2.4. Niet is bestreden dat er wordt voldaan aan de in het moederplan neergelegde wijzigingsvoorwaarden. 2.5. In hetgeen [verzoekers] naar voren hebben gebracht ten aanzien van het ontbreken van deugdelijk onderzoek naar de locatie Molenzicht voor vestiging van de brandweerkazerne met ambulancepost en het niet inzichtelijk maken van de afwegingen die ten grondslag liggen aan deze locatiekeus bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand blijft. In het moederplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het realiseren van een brandweerkazerne op de locatie Molenzicht. De bezwaren van [verzoekers] lijken zich dan ook veeleer te richten tegen het onherroepelijke moederplan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, mag met het bestaan van de door het college goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid in het plan, de aanvaardbaarheid van een nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de daarbij gestelde voorwaarden. Overigens is de voorzitter gelet op hetgeen ter zitting door het college van burgemeester en wethouders is toegelicht omtrent de onderzoeken die zijn uitgevoerd naar onder meer de locatie Molenzicht, op voorhand niet gebleken dat de onderzoeken en afwegingen ondeugdelijk zijn geweest. De keuze van de raad voor deze locatie is ingegeven door de uitruktijden naar risicogebieden zoals het centrum en de reistijd van vrijwilligers vanuit de Aetsveld. Bij de onderzoeken is onderzocht of een aantal locaties, waaronder die aan de Aetveldselaan, vanwege uitruktijden naar risicogebieden, tot de mogelijkheden van hervestiging konden behoren. Uit het onderzoek bleek dat de locatie aan de Aetveldselaan daarvoor geschikt was. 2.6. Ook in hetgeen [verzoekers] naar voren hebben gebracht omtrent de uitvoerbaarheid van het plan bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Voor zover [verzoekers] in dit verband wijzen op het ontbreken van toestemming van het college voor een calamiteitenuitrit naar de provinciale weg overweegt de voorzitter het volgende. In het moederplan is voorzien in een calamiteitenontsluiting van de van de Aetsveldselaan naar de Gooilandseweg, die het mogelijk maakt dat brandweerauto's en ambulances direct vanaf de onderhavige locatie via de Gooilandseweg de provinciale weg kunnen bereiken. Voorts is ter zitting door de vertegenwoordigers van het college en het college van burgemeester en wethouders aangegeven dat het gemeentebestuur een aanvraag voor een vergunning op grond van de Wegenverordening heeft ingediend voor het maken van een calamiteitenontsluiting, welke in behandeling is bij de provincie. Er zijn geen aanwijzingen dat de vergunning uiteindelijk niet wordt verleend. Voorts hebben [verzoekers] in het kader van de uitvoerbaarheid er op gewezen dat thans geen politiek draagvlak meer zou bestaan voor de vestiging van de brandweerkazerne op de onderhavige locatie; hiermee zou de uitvoering van het plan problematisch worden. Het betreft hier evenwel een omstandigheid - wat daarvan verder ook zij - die dateert van na het nemen van het bestreden besluit en die kan daarom, reeds gelet op het feit dat de toetsing van het bestreden besluit door de Afdeling wordt verricht aan de hand van feiten en omstandigheden ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, niet worden betrokken bij het thans voorliggende geschil. Overigens is van nieuwe besluitvorming voor wat betreft de brandweerkazerne niet gebleken. 2.7. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra w.g. Ouwehand voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2009 224.