Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1143

Datum uitspraak2009-03-26
Datum gepubliceerd2009-04-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/4387 ANW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de Anw, omdat hij op de dag van overlijden niet in Nederland woonachtig was en hij op die dag evenmin arbeid in Nederland verrichtte. Niet gebleken dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Turkije actief verzekerd was voor een nabestaandenpensioen.


Uitspraak

08/4387 ANW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te Turkije (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 juni 2008, 07/863 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 26 maart 2009 I. PROCESVERLOOP Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. De Svb heeft van verweer gediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2009. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door P.C.J. van de Nes. II. OVERWEGINGEN 1.1. Aan de aangevallen uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en de Svb als verweerder, ontleent de Raad de volgende feiten en omstandigheden: “Eiseres heeft op 10 november 2006 gevraagd om in aanmerking te komen voor een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) in verband met het overlijden van haar echtgenoot [in] 2006. Bij besluit van 11 december 2006 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij geen recht heeft op een nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de Anw. Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder bij het bestreden besluit van 17 januari 2007 ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat de echtgenoot van eiseres op de dag van overlijden niet verzekerd op grond van artikel 13, eerste lid, van de Anw was, omdat hij op de dag van overlijden niet in Nederland woonachtig was en hij op die dag evenmin arbeid in Nederland verrichtte. Eiseres stelt in beroep dat haar echtgenoot in Nederland heeft gewerkt en hij na zijn verblijf in Nederland weer naar Turkije is teruggekeerd. Ten tijde van zijn overlijden was hij in Turkije verzekerd bij de Bag-Kur. De Bag-Kur heeft aan haar een Turks weduwenpensioen toegekend, aldus eiseres. Eiseres wenst dat aan haar ook een Nederlands nabestaandenuitkering wordt toegekend.”. 1.2. Vervolgens heeft de rechtbank als volgt geoordeeld (waarin appellante is aangeduid als eiseres en de Svb als verweerder): “Uit de inlichtingenformulieren [code] van het Turkse verzekeringsorgaan Bag-Kur, en [code] van de SVB, waarop de verzekerde periodes staan aangegeven, blijkt dat de echtgenoot van eiseres op 7 april 2006 niet ingevolge de Turkse, noch de Nederlandse wetgeving verzekerd was voor de Anw. Dat dit anders zou zijn heeft eiseres niet met enig document aangetoond of aannemelijk gemaakt.”. 2.1. In hoger beroep heeft appellante de in eerste aanleg aangevoerde gronden in essentie herhaald. Bijgevoegd is een geschrift waaruit volgens appellante kan worden afgeleid dat haar echtgenoot wel verzekerd was in Turkije voor de nabestaandenverzekering. 3.1. De Raad oordeelt als volgt. 3.2. De Raad kan zich geheel vinden in de uitspraak van de rechtbank en de daaraan ten gronde gelegde overwegingen, die de Raad tot de zijne maakt. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel. In dat verband merkt de Raad nog op dat uit het door appellante in hoger beroep ingezonden geschrift niet blijkt dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Turkije actief verzekerd was voor een nabestaandenpensioen. 3.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep vergeefs is ingesteld. 3.4. De Raad is van oordeel dat er geen grond bestaat om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten als voorzien in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper, uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2009. (get.) H.J. Simon. (get.) M. Pijper. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerden. IJ