Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1164

Datum uitspraak2009-06-16
Datum gepubliceerd2009-06-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00398/07 A
Statusgepubliceerd


Indicatie

Antilliaanse zaak. Art. 47.1 SrA en art. 48b SrA. Uit de relevante wetsbepalingen blijkt dat er reeds sprake is van een strafbare poging tot misdrijf indien is tlgd. en bewezenverklaard dat het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. ’s Hofs oordeel, dat kennelijk berust op de opvatting dat van een strafbare poging tot misdrijf slechts sprake is indien tevens is tlgd. en bewezenverklaard dat de uitvoering van het voornemen niet is voltooid t.g.v. een van verdachtes wil onafhankelijke omstandigheid, is dus onjuist.


Conclusie anoniem

Nr. 00398/07 A Mr. Knigge Zitting: 14 april 2009 Conclusie inzake: [Verdachte] 1. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba heeft op 3 oktober 2006 verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het primair tenlastegelegde en hem voor de subsidiair tenlastegelegde "zware mishandeling" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar en zes maanden. Voorts heeft het Hof beslissingen genomen ten aanzien van het ingeslaggenomene en de benadeelde partij, een en ander als nader in het vonnis omschreven. 2. Tegen deze uitspraak is door de Advocaat-Generaal bij het Hof cassatieberoep ingesteld. 3. Het middel klaagt erover dat het Hof bij de beoordeling van het primair tenlastegelegde een eis stelt die de wet niet (meer) kent. 4. Primair is verdachte tenlastegelegd: "dat hij op of omstreeks 25 november 2005 in Aruba ter uitvoering van zijn, verdachtes, voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk [slachtoffer] met een mes (steak knife) in zijn (linker)onderbuik, althans het lichaam, heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid." 5. Het Hof heeft het primair tenlastegelegde bewezen verklaard, maar daarna het volgende in het vonnis overwogen: "De kwalificatie en de strafbaarheid van het primair tenlastegelegde Het primair tenlastegelegde kan niet worden gekwalificeerd als een strafbaar feit, nu niet is ten laste gelegd dat de verdere uitvoering van het voornemen alleen ten gevolge van omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van de verdachte niet is voltooid. De verdachte moet ter zake daarvan worden ontslagen van alle rechtsvervolging." 6. Art. 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht van Aruba luidde tot 31 augustus 2004: "Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaar en de uitvoering alleen ten gevolge van omstandigheden van zijn wil onafhankelijk niet is voltooid." 7. Art. 1 van de Landsverordening van 12 augustus 2004 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 1991 no. GT 50) (strafbaarstelling terrorisme en terrorismefinanciering en daarmee samenhangende strafbare feiten) houdt onder meer in dat art. 47 lid 1 van bedoeld Wetboek voortaan zal luiden: "Poging tot misdrijf is strafbaar indien het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard." 8. Voorts houdt genoemd artikel in dat er een nieuw artikel in het Wetboek van Strafrecht van Aruba wordt ingevoegd, te weten art. 48b, dat komt te luiden: "Voorbereiding noch poging bestaat, indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden, van de wil van de dader afhankelijk." 9. Deze wijziging is volgens artikel II van de Landsverordening ingegaan op 31 augustus 2004, derhalve vóórdat het primair tenlastegelegde feit plaatvond. Derhalve is art. 47 SrNA (nieuw) van toepassing. 10. Een parallel met de wijziging kan gevonden worden in de wijziging van art. 45 Sr en de invoeging van art. 46b Sr bij Wet van 27 januari 1994, een wijziging die op 1 april 1994 van kracht werd. Sindsdien is het ontbreken van - kort gezegd - "vrijwillige terugtred" geen bestanddeel meer van de poging.(1) 11. Hetzelfde geldt na de wijziging van het Arubaanse Wetboek ook voor het Arubaanse strafrecht. 's Hofs oordeel geeft derhalve blijk van een achterhaalde, en dus onjuiste, rechtsopvatting. 12. Het middel slaagt. 13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG 1 Vgl. De Hullu, Materieel Strafrecht, 3e druk, p. 396.


Uitspraak

16 juni 2009 Strafkamer nr. 00398/07 A Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 3 oktober 2006, nummer P-2005/007039 in de strafzaak tegen: [Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het "Korrektie Instituut" op Aruba. 1. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door een Procureur-Generaal bij het Gemeenschappelijk Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan. 2. Beoordeling van het middel 2.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte heeft ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van het primair tenlastegelegde. 2.2. Aan de verdachte is primair tenlastegelegd dat: "hij op of omstreeks 25 november 2005 in Aruba ter uitvoering van zijn, verdachtes, voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk [slachtoffer] met een mes (steak knife) in zijn (linker)onderbuik, althans het lichaam, heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid." 2.3. Het Hof heeft het primair tenlastegelegde bewezenverklaard en heeft met betrekking tot de kwalificatie overwogen: "Het primair tenlastegelegde kan niet worden gekwalificeerd als een strafbaar feit, nu niet is tenlastegelegd dat de verdere uitvoering van het voornemen alleen ten gevolge van omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van de verdachte niet is voltooid. De verdachte moet ter zake daarvan worden ontslagen van alle rechtsvervolging." 2.4.1. Blijkens de Landsverordening van 12 augustus 2004, AB 2004, 51, tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 1991, no. GT 50) luidt art. 47, eerste lid, SrA met ingang van 31 augustus 2004 als volgt: "Poging tot misdrijf is strafbaar indien het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard." 2.4.2. Art. 48b SrA luidt volgens bedoelde Landsverordening: "Voorbereiding noch poging bestaat, indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden, van de wil van de dader afhankelijk." 2.5. Uit de weergegeven wetsbepalingen blijkt dat reeds sprake is van een strafbare poging tot misdrijf indien is tenlastegelegd en bewezenverklaard dat het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Het oordeel van het Hof, dat kennelijk berust op de opvatting dat van een strafbare poging tot misdrijf slechts sprake is indien tevens is tenlastegelegd en bewezenverklaard dat de uitvoering van het voornemen niet is voltooid ten gevolge van een van de verdachtes wil onafhankelijke omstandigheid, is dus onjuist. 2.6. Het middel is derhalve terecht voorgesteld. 3. Slotsom Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist. 4. Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de bestreden uitspraak; verwijst de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 16 juni 2009.