Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1213

Datum uitspraak2009-04-14
Datum gepubliceerd2009-04-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/850479-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Noodweersituatie, feit niet strafbaar en verdachte ontslag van alle rechtsvervolging.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/850479-08 Uitspraak d.d. : 14 april 2009 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [verdachte] geboren op : [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [woonplaats] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2009. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: hij op of omstreeks 19 juni 2008 te Echt, gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een bijl [slachtoffer] in zijn zij, in elk geval tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht) althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 19 juni 2008 te Echt, gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een bijl die [slachtoffer] in zijn zij, in elk geval tegen het lichaam, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. (artikel 302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht) Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 31 maart 2009 gevorderd dat het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van rechtsvervolging dan wel vrijgesproken van ten laste gelegde feitencomplex. 7.2 Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. 7.2.1 Samenvatting van de bewijsmiddelen en standpunten van de rechtbank - Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij op 19 juni 2008 door [slachtoffer] bij een recyclingbedrijf te Echt meermalen wordt geslagen. Aansluitend wordt hij gevolgd door [slachtoffer] en diens partner [vriendin slachtoffer]. Verdachte denkt dat zij hem zullen blijven volgen waar hij ook heen rijdt en hij vreest dat een nieuwe confrontatie onvermijdelijk is. Hij rijdt een woonwijk in teneinde bij een eventuele confrontatie getuigen te hebben. Hij stopt in een - naar hij meent - doodlopende straat en hij ziet [slachtoffer] uit zijn auto stappen. Hij ziet [slachtoffer] op zich afkomen en hij ziet ook dat deze iets in zijn hand houdt. Het lijkt het meest op een blokje dat aan de lamellen hangt, met voorin twee ronde gaten. Verdachte pakt hierop een bijl die achter de bestuurdersstoel in zijn auto ligt en hij stapt zijn auto uit. [slachtoffer] komt op verdachte af, met het voorwerp wijzend in de richting van de bovenkant van de borst van verdachte. Vervolgens hoort verdachte een knal en hij ziet rook uit het wapen komen, terwijl plots zijn linkerschouder naar achteren gaat terwijl hij voelt door iets geraakt te worden. Door de klap in zijn linkerschouder heeft hij als het ware vanzelf zijn rechterhand met daarin de bijl naar voren gebracht. [slachtoffer] verklaart tegenover de politie dat hij op 19 juni 2008 naar een autobedrijf in Echt gaat en dat er aldaar een handgemeen ontstaat tussen hem en de aldaar aanwezige en hem bekende [verdachte]. Kort hierna rijden beiden ieder in zijn eigen auto weg. Aangever rijdt achter [verdachte] aan. Op een gegeven moment stopt [verdachte] en beiden stappen uit hun auto. [verdachte] loopt met een bijl in zijn hand op aangever toe: [verdachte] slaat met de bijl richting [slachtoffer], [slachtoffer] springt opzij en schiet met een klein pistool . [Getuige 1] heeft dienaangaande op 17 december 2008 bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Roermond het volgende verkaard. “Die twee mannen waren naar elkaar aan het schreeuwen. De blanke man (= verdachte) had de bijl in zijn hand naast zich hangen. Hij zwaaide met de bijl waarop de negroïde man (= [slachtoffer]) een stap terug deed. Vlak daarna heb ik de knal gehoord.” Ook [vriendin slachtoffer] verklaart dat verdachte met de bijl loopt te zwaaien en dat [slachtoffer] dan schiet . Op basis van de verklaringen van [slachtoffer], [getuige 1] en [vriendin slachtoffer] stelt de rechtbank vast dat verdachte een slaande beweging met de bijl richting de zij van [slachtoffer] heeft gemaakt. Mede gelet op deze verklaringen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij pas nadat hij in zijn schouder geraakt was in een reflex de zwaaiende beweging met de bijl heeft gemaakt onwaarschijnlijk. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door met een bijl richting de zij van [slachtoffer] te slaan bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze daardoor zou komen te overlijden. Immers gelet op de klievende werking van een bijl en de kracht die achter een zwaaiende beweging zit, is de kans op het veroorzaken van dodelijk letsel, bijvoorbeeld door schade aan organen die zich in de romp bevinden en het daarmee gepaard gaande aanzienlijk bloedverlies aanmerkelijk. 7.4 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 19 juni 2008 te Echt ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een bijl [slachtoffer] in zijn zij heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 8. De kwalificatie en de strafbaarheid van het bewezenverklaarde 8.1. Kwalificatie Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf: Poging tot doodslag. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. 8.2. De strafbaarheid Tijdens de terechtzitting is zowel door verdachte als door zijn raadsman aangevoerd dat het handelen van verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf, nu er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf door de in de tenlastelegging vermelde [slachtoffer]. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte al ruim een jaar in conflict verkeert met [vriendin slachtoffer] (de vriendin van [slachtoffer]) en [slachtoffer]. In dit conflict dat zich ook uitstrekt naar de familieleden van verdachte, hebben zich al de nodige incidenten voorgedaan. Zo is [vriendin slachtoffer] ervan beschuldigd de schoonmoeder van verdachte met een mes te hebben gestoken en heeft ook de moeder van verdachte aangifte gedaan van bedreiging door [slachtoffer]. Verdachte die een geheel blanco strafblad heeft, heeft telkenmale van deze incidenten melding gemaakt bij de politie en/of aangifte gedaan. Zo meldt verdachte op 20 augustus 2007 dat [vriendin slachtoffer], ondanks een rechterlijk verbod om zich binnen een straal van 10 kilometer van de woning van verdachte te bevinden, hem samen met [slachtoffer] weer uitdaagt bij een rotonde in de buurt. Vlak daarna zou [slachtoffer] bij hem aan de deur zijn geweest en gedreigd hebben een vuurwapen te gaan halen en verdachte door het hoofd te zullen schieten. Op 4 december 2007 doet verdachte melding dat hij door [slachtoffer] voor zijn woning meermalen was geslagen en dat [slachtoffer] gedreigd zou hebben hem en zijn gezin neer te schieten. Op 30 april 2008 doet verdachte aangifte van het gooien van een bierfles door [slachtoffer] richting zijn hoofd. Verdachte staat op zijn eigen erf en [slachtoffer] op de openbare weg vlak daarvoor. Op 12 mei 2008 blijkt dat er met een windbuks een gaatje is geschoten door een raam aan de straatzijde van de woning van verdachte. Door de politie wordt een lood kogeltje met een kaliber van ongeveer 5 mm aangetroffen. Op 9 juni 2008 doet verdachte aangifte van mishandeling van hem en bedreiging van zijn zwangere vriendin door [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer]. [vriendin slachtoffer] dreigde tegen de zwangere buik van zijn vriendin aan te trappen. [vriendin slachtoffer] en [slachtoffer] hebben vervolgens met ijzeren staven op verdachte ingeslagen, foto’s van dit letsel zijn door de officier van justitie aan het dossier toegevoegd, en als verdachte in zijn auto tracht te ontkomen worden twee autoruiten ingeslagen. Op 19 juni 2008 komt verdachte [vriendin slachtoffer] en [slachtoffer] toevallig tegen bij een autorecycling bedrijf te Echt. De verklaring van verdachte dat hij door [slachtoffer] werd geslagen en met zijn hoofd tegen een ruit werd geslagen, wordt bevestigd door de [getuige 2] die verklaart dat de smalle blanke jongen (=verdachte) steeds tegen de pui en het raam bonkte met zijn rug en dat die negroïde man (= [slachtoffer]) nagenoeg tegen de smalle aanstond en hem sloeg. Aansluitend rijdt verdachte weg in zijn auto en wordt hij door [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] in hun auto achtervolgd. Zowel verdachte als zijn bijrijder verklaren dat zij door [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] hinderlijk worden gevolgd. De verdachte verklaart dat hij zich, gezien de eerdere incidenten, zijn inschatting dat [vriendin slachtoffer] bij het wegrijden iets uit haar kofferbak haalde, en van wege de achtervolging bedreigd voelt. Dat er sprake is van achtervolging en niet toevallig dezelfde route nemen, wordt ook bevestigd door de bevindingen van de politie dat de gevolgde route geen logische route is om Echt uit te rijden. Met betrekking hetgeen verdachte hierover ter terechtzitting verklaart, wordt verwezen naar 7.2.1 hierboven. Uit de vermelde bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] op verdachte is komen aflopen met een wapen in zijn hand en dat hij met dat wapen een projectiel heeft afgevuurd, welk projectiel verdachte in de linkerschouder/bovenarm is gekomen. Op dat moment was er derhalve sprake van een wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf door [slachtoffer] voornoemd. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het in casu onder de gegeven omstandigheden niet uitmaakt dat verdachte een zwaaiende beweging met de bijl richting [slachtoffer] heeft gemaakt, kort voordat [slachtoffer] schoot. Gelet op de hiervoor gerelateerde voorgeschiedenis was het duidelijk dat daar waar [slachtoffer] (en [vriendin slachtoffer]) aanvankelijk “slechts” dreigementen uitten, zij de laatste weken vóór 19 juni ook daadwerkelijk geweld hebben toegepast. Nu het voorts [slachtoffer] (en [vriendin slachtoffer]) was die ook na de min of meer toevallige ontmoeting bij het recyclingbedrijf overging tot geweld en daarna bewust de achtervolging inzette, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich toen hij zwaaide met de bijl, bevond in een noodweersituatie, en dat zijn handelen was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer]. Nu het feit niet strafbaar is, is verdachte derhalve niet strafbaar en zal hij worden ontslagen van alle strafvervolging. 9. Teruggave Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn een bijl, een ijzeren gedeelte van een bijl, een bijlsteel, een spijkerbroek, een trui en een hemd. Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze voorwerpen te worden teruggegeven aan degene aan wie ze toebehoren, zoals hierna in het dictum genoemd. 10. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 41, 45, 287. BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart het bewezen verklaarde feit niet strafbaar; ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging; gelast de teruggave aan verdachte van een bijl, een ijzeren gedeelte van een bijl, een bijlsteel, een spijkerbroek, een trui en een hemd. Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, M.J.H. van den Hombergh en C.M.W.M. Aretz , rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A.H. Bicker als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 14 april 2009. Mr. C.M.W.M. Aretz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. typ: JBIC