Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1261

Datum uitspraak2009-04-15
Datum gepubliceerd2009-04-16
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5390 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ongewijzigde vaststelling mate van arbeidsongeschiktheid. De bezwaararbeidsdeskundigen hebben voldoende inzichtelijk en verifieerbaar gemaakt waarom de functies ondanks de overschrijding van de belasting en de met een M gemarkeerde functies, voor appellant op de effectueringsdatum geschikt zijn te achten. Appellant wordt geacht de geduide functies te verrichten. Geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de bezwaararbeidsdeskundigen dat de geduide functies voldoende afwisseling bieden in zitten, staan en lopen. Het betoog van appellant dat het bestreden besluit onrechtmatig is omdat een onjuiste uitlooptermijn is gehanteerd ter effectuering van de beslissing van het Uwv, omdat alleen de gemachtigde van appellant op de hoogte is gebracht van de functies die voor appellant zijn geduid en niet appellant zelf faalt.


Uitspraak

07/5390 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 31 juli 2007, 06/1419 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 15 april 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellant is hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2009. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak geregistreerd onder nummer 07/5383 WAO. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A. Klaver. II. OVERWEGINGEN 1. Voor de feiten waarvan de Raad uitgaat bij zijn oordeelsvorming, verwijst hij naar rubriek 3.1 van de aangevallen uitspraak. Volstaan wordt met het volgende. Bij besluit van 9 november 2004 is appellant, per einde van de zogenoemde wachttijd, met ingang van 25 oktober 2004 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 2 juni 2005 ongegrond verklaard. Daarbij is tevens beslist dat die uitkering wordt ingetrokken met ingang van de datum, gelegen twee maanden en een dag na dagtekening van dat besluit. Deze laatste beslissing berust op het standpunt van het Uwv dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid dan op minder dan 15% moet worden beschouwd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 5 september 2006 (bestreden besluit) gegrond verklaard. Daarbij is bepaald dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid per 3 augustus 2005 ongewijzigd blijft vastgesteld in de klasse van 15 tot 25%. 2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Voorts heeft de rechtbank beslissingen gegeven over het griffierecht en de proceskosten. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsarts. De rechtbank was niet gebleken dat de beperkingen van appellant niet juist zijn vastgesteld. Omdat het Uwv echter pas in beroep een volledige toelichting heeft gegeven met betrekking tot de geschiktheid van de geduide functies en niet uiterlijk bij het besluit op bezwaar heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan met toepassing van artikel 8:72, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht in stand gelaten. 3. De Raad overweegt naar aanleiding van de gronden van het hoger beroep het volgende. 3.1. Appellant bestrijdt de aangevallen uitspraak kennelijk voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand zijn gelaten. Daartoe heeft hij in de eerste plaats betoogd dat de geduide functies in medische zin niet geschikt zijn. Daarbij heeft hij in wezen dezelfde gronden naar voren gebracht die hij in eerste aanleg heeft aangevoerd. 3.2. De rechtbank heeft daarover het volgende overwogen: "De bezwaararbeidsdeskundige H.G. Coerts heeft na raadpleging van het CBBS de functies van parkeercontroleur (Sbc-code 342022), brugwachter/sluiswachter (Sbc-code 282170) en meteropnemer (Sbc-code 315181) geschikt geacht voor eiser. Op basis van het loon dat eiser in deze functies kan verdienen heeft de bezwaararbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vastgesteld op 15 tot 25% per (lees) 3 augustus 2005. De rechtbank stelt vast dat de bezwaararbeidsdeskundige H.G. Coerts in zijn rapport van 5 september 2006 en de bezwaararbeidsdeskundige J.P.M. Optekamp-van Kaam in haar rapport van 28 december 2006 de geduide functies van een toelichting hebben voorzien op die aspecten waar mogelijk sprake zou kunnen zijn van een overschrijding van de in de (lees:) Functionele Mogelijkheden Lijst neergelegde beperkingen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de bezwaararbeidsdeskundigen daarmee voldoende inzichtelijk en verifieerbaar gemaakt waarom de functies ondanks de overschrijding van de belasting en de met een M gemarkeerde functies, voor eiser op de effectueringsdatum geschikt zijn te achten. Eiser moet dan ook in staat worden geacht de geduide functies te verrichten. De rechtbank heeft ook overigens geen reden gezien om te twijfelen aan de conclusie van de bezwaararbeidsdeskundigen dat de geduide functies voldoende afwisseling bieden in zitten, staan en lopen." De Raad onderschrijft deze overwegingen van de rechtbank en maakte die tot de zijne. 3.3. Voorts beoogt appellant kennelijk te betogen dat het bestreden besluit onrechtmatig is omdat een onjuiste uitlooptermijn is gehanteerd ter effectuering van de beslissing van het Uwv, omdat alleen de gemachtigde van appellant op de hoogte is gebracht van de functies die voor appellant zijn geduid en niet appellant zelf. Dit betoog van appellant faalt reeds omdat in het onderhavige geval het bezwaar van appellant gegrond is verklaard waardoor de mate van appellants arbeidsongeschiktheid ongewijzigd blijft ingedeeld in de klasse van 15 tot 25%. 3.4. Gezien hetgeen in 3.2 en 3.3 is overwogen slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, zal worden bevestigd. 4. Er is geen aanleiding voor de veroordeling van een der partijen in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten. Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009. (get.) T. Hoogenboom. (get.) M.A. van Amerongen. JL