Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI1423

Datum uitspraak2009-06-16
Datum gepubliceerd2009-06-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/02162
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overschrijding redelijke termijn in cassatie leidt tot strafvermindering


Conclusie anoniem

Nr. 08/02162 Mr. Knigge Zitting: 14 april 2009 Conclusie inzake: [Verdachte](1) 1. Het Gerechtshof te Arnhem heeft, voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen, verdachte bij arrest van 12 september 2006 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren wegens 1. medeplegen van: een accijnsgoed vervaardigen buiten een accijnsgoederenplaats voor dat soort accijnsgoed als zodanig is aangewezen, opzettelijk begaan en medeplegen van: een accijnsgoed voorhanden hebben dat niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing is betrokken, opzettelijk begaan; 2. medeplegen van: opzettelijk vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent en medeplegen van: opzettelijk waren, die zelf of op hun verpakking valselijk zijn voorzien van de handelsnaam van een ander of het merk waarop een ander recht heeft, in voorraad heeft gehad, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent en medeplegen van: opzettelijk waren, op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking, is nagebootst, in voorraad hebben, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent; 3. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Voorts heeft het Hof de vorderingen van twee benadeelde partijen toegewezen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, een en ander als nader in het arrest vermeld. 2. Namens verdachte heeft mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld. 3. Het middel klaagt dat de behandeling van de zaak niet binnen de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM heeft plaatsgevonden. 4. In de toelichting op het middel merkt de steller van het middel terecht op dat tussen de datum van het instellen van het beroep in cassatie en de datum waarop de stukken van het geding ter griffie van de Hoge Raad zijn ontvangen meer dan twintig maanden zijn verstreken. 5. De klacht betreft een termijnoverschrijding van ruim een jaar, welke tot gevolg heeft gehad dat het cassatieberoep niet binnen twee jaar na het instellen ervan wordt afgehandeld. Gelet op de aard van de sanctie en de mate waarin de redelijke termijn is geschonden, dient strafvermindering te volgen. 6. Het middel slaagt. 7. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen. 8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van de opgelegde straf. De Hoge Raad kan de hoogte daarvan verminderen naar de gebruikelijke maatstaf. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep voor het overige. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden AG 1 Deze zaak hangt samen met de zaak 08/02336 waarin ik heden ook concludeer.


Uitspraak

16 juni 2009 Strafkamer nr. 08/02162 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 12 september 2006, nummer 21/000067-06, in de strafzaak tegen: [Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande. 1. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van de opgelegde straf, tot vermindering naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige. 2. Beoordeling van het middel 2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden. 2.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twee jaren. 3. Slotsom Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist. 4. Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf; vermindert deze in die zin dat deze een jaar en tien maanden beloopt; verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 16 juni 2009.