
Jurisprudentie
BI1493
Datum uitspraak2009-04-10
Datum gepubliceerd2009-04-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
ZaaknummersAWB 08 / 1547
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
ZaaknummersAWB 08 / 1547
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wegingsfactor bij proceskostenveroordeling. De keuze voor wegingsfactor 0,25 geldt voor die gevallen waarin het onrechtmatig uitblijven van het bestreden besluit niet werd betwist. In voorliggend geschil is dat anders nu bezwaar is gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag. Voorts wordt overwogen dat “betrekkelijk kort na indiening van het beroepschrift ….” alsnog het bestreden besluit is uitgereikt. In casu evenwel is weliswaar op dezelfde dag als het bestreden besluit een primair besluit genomen op de aanvraag van eiseres, maar ten aanzien van de proceskosten in bezwaar, en daar gaat het in voorliggende geschil over, is door verweerster nog steeds geen besluit genomen. Daarom heeft de rechtbank gekozen voor wegingsfactor 1.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08 / 1547
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eiseres] te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr. F.M. Heltzel
tegen
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep, verweerster.
1. Procesverloop
1.1. Bij besluit van 23 september 2008 ter zake de toepassing van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) heeft verweerster het bezwaar tegen het uitblijven van een besluit op het verzoek van eiseres van 18 juni 2008 gegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld waarbij is aangevoerd dat verweerster heeft verzuimd een standpunt in te nemen ten aanzien van de in bezwaar gemaakte proceskosten.
1.2. Bij afzonderlijk besluit van eveneens 23 september 2008 heeft verweerster inhoudelijk een besluit op het onder 1.1 genoemde verzoek genomen.
1.3. Verweerster heeft een verweerschrift ingezonden waarvan afschrift aan de gemachtigde van eiseres is toegezonden. Voor de stukken heeft verweerster verwezen naar de stukken die in de voorlopige voorziening (08/1454) ten name van eiseres zijn ingezonden.
1.4. De rechtbank heeft vervolgens het beroep bij uitspraak van 11 november 2008 met toepassing van artikel 8:54 van de Awb het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens heeft de rechtbank verweerster veroordeeld in de kosten van de beroepsprocedure en deze begroot op EUR 322,00.
1.5. Verweerster heeft tegen voornoemde uitspraak bij schrijven van 20 november 2008 verzet gedaan met als redengeving dat op grond van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, in gevallen als deze, wegingsfactor 0,25 moet worden gehanteerd.
1.6. Bij uitspraak van 11 december 2008 heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:55 van de Awb, het verzet gegrond verklaard omdat niet evident is dat voor de proceskostenveroordeling de wegingsfactor 1 moest worden toegepast. Daarmee was geen sprake van een zaak, die zich leende voor vereenvoudigde afdoening. Op grond van het bepaalde in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb is de procedure vervolgens voortgezet in de stand waarin deze zich bevond.
1.7. Partijen hebben de rechtbank schriftelijk toestemming gegeven om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:57 van de Awb de behandeling ter zitting achterwege te laten, waarop de rechtbank op 26 februari 2009 het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank heeft de uitspraakdatum bepaald op heden.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is of verweerster veroordeeld dient te worden tot vergoeding van de in beroep gemaakte proceskosten. Ter beoordeling staat enkel de vraag welke wegingsfactor daarbij moet worden gehanteerd .
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.2. Bij verweerschrift heeft verweerster erkend dat verzuimd was in het besluit waarbij het bezwaar gegrond was verklaard, ook een beslissing te nemen over de in bezwaar gemaakte proceskosten. Verweerster heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren waarna alsnog een besluit zal worden genomen met betrekking tot het verzoek tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar. Daarbij heeft verweerster tevens verzocht om ter zake van de in beroep gemaakte proceskosten 1 punt toe te kennen en om een wegingsfactor van 0,25 vast te stellen, gezien het geringe gewicht van de zaak. Verweerder wijst er daarbij op dat de gemachtigde van eiseres evengoed in een tweeregelig briefje aan verweerster om herstel van het verzuim had kunnen verzoeken.
2.3. De rechtbank overweegt dat de Awb de mogelijkheid van beroep openstelt tegen een besluit dat naar de mening van de persoon tot wie dat besluit is gericht, onjuist is of onvolledig. Aan het standpunt van verweerster, dat (de gemachtigde van) eiseres had kunnen kiezen voor een minder vergaande manier om het foute besluit te herstellen, wat daar overigens van zij, gaat de rechtbank dan ook voorbij.
2.3.1. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerster zich op het standpunt stelt dat in dit geschil in feite sprake is van het achterwege blijven van een beslissing op een verzoek om proceskosten in de bezwaarfase. In dit kader verwijst verweerster naar jurisprudentie met betrekking tot het bepalen van de wegingsfactor bij zogeheten fictieve beroepen.
2.4. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In de aangehaalde jurisprudentie wordt overwogen ten aanzien van de keuze voor wegingsfactor 0,25, dat het onrechtmatig uitblijven van het bestreden besluit niet werd betwist. In voorliggend geschil is dat anders nu bezwaar is gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag. Voorts wordt overwogen dat “betrekkelijk kort na indiening van het beroepschrift ….” alsnog het bestreden besluit is uitgereikt. In casu evenwel is weliswaar op dezelfde dag als het bestreden besluit een primair besluit genomen op de aanvraag van eiseres, maar ten aanzien van de proceskosten in bezwaar, en daar gaat het in voorliggende geschil over, is door verweerster nog steeds geen besluit genomen.
2.5. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vergelijking met de aangevoerde jurisprudentie niet volledig opgaat, zodat het hanteren van de door verweerster voorgestane wegingsfactor van 0,25 niet zondermeer voortvloeit uit deze jurisprudentie.
2.6. De rechtbank is van oordeel dat in voorliggend geschil geen sprake is van een ‘zeer lichte’ zaak met wegingsfactor 0,25. De zaak wordt door de rechtbank als gemiddeld beoordeeld, waarbij nog van repliek is gediend, zodat wegingsfactor 1 wordt toegekend.
2.7. Ter voorlichting van partijen wijst de rechtbank er nog op dat thans geen uitspraak wordt gedaan over de proceskosten in bezwaar; daarover dient verweerster immers nog een nader besluit te nemen.
2.8. De rechtbank acht, samenvattend, termen aanwezig om verweerster op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen wordt 1,00 punt toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld,hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
3. Beslissing
De rechtbank Breda;
gelet op het bepaalde in de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht;
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
veroordeelt verweerster in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op EUR 322,00 (wegens de kosten van rechtsbijstand) te vergoeden door de Informatie Beheer Groep;
bepaalt dat de Informatie Beheer Groep aan eiseres het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van EUR 39,00 volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. A.W.P. Letschert in tegenwoordigheid van J.J.M. Roeters als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2009
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
verzonden op: 10 april 2009
jr
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Ingevolge artikel 6:5 van de Awb bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak en moet een afschrift van de uitspraak bij het beroepschrift worden overgelegd.